ECLI:NL:RBHAA:2008:BF0913
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.J. Hummel
- R.G. Kemmers
- H.A.M. Röell-Mulder
- Rechtspraak.nl
Middelingsverzoek inkomstenbelasting en toepassing van artikel 3.154, lid 8 Wet IB 2001
In deze zaak heeft eiser, geboren op 23 januari 1937, een verzoek om middeling ingediend over de jaren 2002 tot en met 2004, met als doel een teruggave van € 10.473 op basis van de middelingsregeling. De inspecteur van de Belastingdienst, verweerder, heeft dit verzoek gedeeltelijk gehonoreerd en een teruggave van € 4.522 vastgesteld. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een rechtszaak. De rechtbank heeft op 20 augustus 2008 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de vraag centraal stond of de berekening van verweerder correct was, met name in hoeverre artikel 3.154, lid 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) van toepassing was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de premies voor volksverzekeringen voor de jaren in het middelingstijdvak, 2002, 2003 en 2004, moesten worden gesteld op het bedrag dat zou zijn geheven indien de AOW-premie in die jaren verschuldigd zou zijn. Eiser was van mening dat artikel 3.154, lid 8 alleen van toepassing is als in het middelingstijdvak AOW-premie verschuldigd is, maar de rechtbank verwierp deze stelling. De rechtbank oordeelde dat de tekst van de wet geen ruimte laat voor de zienswijze van eiser en dat de middelingsberekening van verweerder juist was.
De rechtbank concludeerde dat de berekening van verweerder correct was uitgevoerd en dat het beroep van eiser ongegrond werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Haarlem, waarbij de rechters C.J. Hummel, R.G. Kemmers en H.A.M. Röell-Mulder aanwezig waren. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.