ECLI:NL:RBHAA:2008:BG3319

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/635014-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en witwassen door financieel adviseur met misbruik van vertrouwen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 29 oktober 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verduistering en witwassen. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte, in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2005, opzettelijk grote geldbedragen heeft verduisterd die toebehoorden aan haar cliënt, [slachtoffer]. De verdachte, die als financieel adviseur en directeur/grootaandeelhouder van [bedrijfsnaam] fungeerde, heeft gedurende een lange periode stelselmatig geldbedragen van de rekeningen van [slachtoffer] overgemaakt naar haar eigen rekening en die van haar bedrijf, zonder dat daar legitieme facturen of overeenkomsten tegenover stonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het vertrouwen dat [slachtoffer] in haar stelde, ernstig heeft misbruikt.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte werd vrijgesproken van een aantal andere tenlastegelegde feiten, waaronder het valselijk opmaken van een geschrift, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot gevangenneming afgewezen, omdat de gronden daarvoor ontbraken. De uitspraak is gedaan in een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/635014-06
Uitspraakdatum: 29 oktober 2008
Tegenspraak
verkort strafvonnis (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 oktober 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1951 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1, primair:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2000 tot en met 31 december 2005 te Haarlem en/of te Zandvoort en/of te Amsterdam, althans in Nederland (telkens) opzettelijk een of meer (grote) geldbedragen (in totaal ongeveer 1.321.498,90 euro althans 1.063.552,- euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking of beroep van/als accountant, althans financieel adviseur of tegen een geldelijke vergoeding, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, immers heeft verdachte (telkens)
- (een) geldbedrag(en) van (in totaal) ongeveer 446.326,59 euro, althans, twee geldbedragen van fl 150.000,- van de rekening met rekeningnummer [rekeningnummer] (Rekening Kempen en Co en/of Dexia bank) overgemaakt naar de bankrekening(en) ten name van [bedrijfsnaam] en/of vervolgens deze laatstgenoemde bedragen overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 2 ] ten name van [verdachte], terwijl die bedragen niet waren verschuldigd voor (onder andere) werkzaamheden en/of facturen en/of leningen en/of betalingen en/of andere diensten en/of
- (een) geldbedrag(en) van 591.624,73 euro van de rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 3 ] ten name van voornoemde [slachtoffer] overgemaakt naar de bankrekening(en) ten name van [bedrijfsnaam] en/of naar rekeningnummer [rekeningnummer 2 ] ten name van [verdachte], terwijl die bedragen niet dan wel niet geheel waren verschuldigd voor (onder andere) werkzaamheden en/of facturen en/of leningen en/of betalingen en/of
- (een) geldbedrag(en) van 283.547,54 euro, althans (een) geldbedrag(en) van de rekening met rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van voornoemde [slachtoffer] overgemaakt naar de bankrekening(en) ten name van [bedrijfsnaam] en/of naar rekeningnummer [rekeningnummer 2 ] ten name van [verdachte], terwijl die bedragen niet dan wel niet geheel waren verschuldigd voor (onder andere) werkzaamheden en/of facturen en/of leningen en/of betalingen.
Feit 2, primair:
zij op of omstreeks 15 januari 2000 te Haarlem een geschrift - zakelijk zich aandienende als een onderhandse overeenkomst van geldlening ten bedrage van fl. 425.000,- - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte opzettelijk en in strijd met de waarheid opgeschreven/ ingetikt, althans laten opschrijven/intikken dat aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijfsnaam]. een geldbedrag van fl 425.000,- wordt geleend door [slachtoffer], terwijl in werkelijkheid de schuldeiser, te weten [slachtoffer], nooit een geldlening ten bedrage van fl 425.000 heeft verstrekt aan voornoemde [bedrijfsnaam]., althans nooit een geldlening ten bedrage van fl. 425.000 heeft willen verstrekken en/of welk geschrift zij, verdachte, ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van het geschrift heeft ondertekend met haar handtekening, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
subsidiair:
zij in of omstreeks de periode van 15 januari 2000 tot en met 04 januari 2006 te Haarlem opzettelijk een vals of vervalst geschrift, welk bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat dat geschrift bestemd was voor gebruik (ervan) als ware het echt en onvervalst, welk geschrift bestond uit:
een geschrift - zakelijk zich aandienende als een onderhandse overeenkomst van geldlening tussen de besloten vennootschap [bedrijfsnaam]. en [slachtoffer] en
welke valsheid hierin bestond dat (opzettelijk) in strijd met de waarheid in dat geschrift is opgenomen dat aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijfsnaam]. een geldbedrag van fl. 425.000,- wordt geleend door [slachtoffer], terwijl in werkelijkheid de schuldeiser, te weten [slachtoffer], terwijl in werkelijkheid de schuldeiser, te weten [slachtoffer], nooit een geldlening ten bedrage van fl 425.000,- heeft verstrekt aan voornoemde [bedrijfsnaam]., althans nooit een geldlening ten bedrage van fl. 425.000,- heeft willen verstrekken en
welk voorhanden hebben eruit bestond dat zij, verdachte, dat geschrift heeft opgenomen in de administratie van [bedrijfsnaam].
meer subsidiair:
[bedrijfsnaam].in of omstreeks de periode van 15 januari 2000 tot en met 04 januari 2006 te Haarlem opzettelijk een vals of vervalst geschrift, welk bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat dat geschrift bestemd was voor gebruik (ervan) als ware het echt en onvervalst, welk geschrift bestond uit:
een geschrift - zakelijk zich aandienende als een onderhandse overeenkomst van geldlening tussen de besloten vennootschap [bedrijfsnaam]. en [slachtoffer] en
welke valsheid hierin bestond dat (opzettelijk) in strijd met de waarheid in dat geschrift is opgenomen dat aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijfsnaam]. een geldbedrag van fl. 425.000,- wordt geleend door [slachtoffer], terwijl in werkelijkheid de schuldeiser, te weten [slachtoffer], terwijl in werkelijkheid de schuldeiser, te weten [slachtoffer], nooit een geldlening ten bedrage van fl 425.000 heeft verstrekt aan voornoemde [bedrijfsnaam]., althans nooit een geldlening ten bedrage van fl. 425.000 heeft willen verstrekken en
welk voorhanden hebben eruit bestond dat zij, verdachte, dat geschrift heeft opgenomen in de administratie van [bedrijfsnaam].
Feit 3:
[bedrijfsnaam]. in of omstreeks de periode van 01 januari 2002 tot en met
01 januari 2006, te Haarlem, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van (in totaal) ongeveer 656.590,51 euro, althans een groot geldbedrag, (bestaande uit:
- (een) geldbedrag(en) van (in totaal) ongeveer 47.000 euro, van de rekening met rekeningnummer [rekeningnummer] (Rekening Kempen en Co en/of Dexia bank) welk(e) geldbedrag(en) is/zijn overgemaakt naar de bankrekening(en) ten name van [bedrijfsnaam]. en/of welk(e) bedrag(en) vervolgens is/zijn overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 2 ] ten name van [verdachte];
- (een) geldbedrag(en) van (in totaal) ongeveer 439.317,77 euro van de rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 3 ] ten name van voornoemde [slachtoffer], welk(e) bedrag(en) is/zijn overgemaakt naar de bankrekening(en) ten name van [bedrijfsnaam]. en/of naar rekeningnummer [rekeningnummer 2 ] ten name van [verdachte];
- (een) geldbedrag(en) van 170.272,74 euro, althans (een) geldbedrag(en) van de rekening met rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van voornoemde [slachtoffer], welk(e) geldbedrag(en) is/zijn overgemaakt naar de bankrekening(en) ten name van [bedrijfsnaam]. en/of naar rekeningnummer [rekeningnummer 2 ] ten name van [verdachte])
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een geldbedrag van (in totaal) ongeveer 656.590,51 euro, althans een groot geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
tot welk(e) boven omschreven verboden gedraging(en) begaan door een rechtspersoon verdachte opdracht heeft gegeven, althans aan welk(e) boven omschreven verboden gedraging begaan door een rechtspersoon verdachte feitelijk leiding heeft gegeven.
De door de officier van justitie gevorderde en toegestane tekstuele wijziging van het onder 1. primair tenlastegelegde feit, houdt in de toevoeging van een drietal woorden ter verduidelijking, welke woorden hierboven vet staan gedrukt. Door deze wijziging in de tenlastelegging is verdachte niet in haar belangen geschaad.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Bewijsverweer
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte van het onder 1. primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken, dan wel partieel dient te worden vrijgesproken. Voorts heeft de raadsman bepleit dat verdachte tevens van het onder 2. en 3. tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft hiertoe betoogd dat van het onder 1. tenlastegelegde niet kan worden vastgesteld dat alle betalingen, dan wel een groot gedeelte van die betalingen onverschuldigd waren.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman van verdachte gesteld dat er onvoldoende bewijs is om te kunnen aannemen dat hier sprake is van een vervalst document, terwijl daartegenover staat dat [slachtoffer] moet hebben geweten van de overeenkomst van geldlening, nu hij meerdere keren toestemming heeft gegeven tot het overmaken van grote bedragen en het saldo van de rekening hem bekend was.
Ten aanzien van het derde feit heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat verdachte geheel en al te goeder trouw heeft gehandeld, waardoor geen sprake is van enige opzet, mocht overigens al worden vastgesteld dat het geld uit misdrijf afkomstig was. Dientengevolge dient verdachte ook voor dit feit te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder 2. ten laste is gelegd. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Op de onderhandse overeenkomst tot een geldlening van 425.000 gulden staat de handtekening van [slachtoffer]. Uit een vergelijkend handschriftonderzoek, uitgevoerd door het N.F.I. is, gezien het rapport van 15 mei 2006, gebleken dat deze handtekening waarschijnlijk door [slachtoffer] is geproduceerd. Voorts blijkt uit verklaringen van [slachtoffer] dat hij van verdachte stukken voorgehouden kreeg ter tekening en dat hij deze stukken eigenlijk ongezien tekende.
Op grond van dit een en ander is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is voor het valselijk opmaken dan wel vervalsen van bedoelde overeenkomst van geldlening. Verdachte moet van dit feit derhalve worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt het verweer strekkende tot vrijspraak van de feiten 1 en 3.
3.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1, primair en 3 heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1, primair:
zij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2000 tot en met 31 december 2005 te Haarlem telkens opzettelijk grote geldbedragen (in totaal ongeveer 1.321.498,90 euro), die toebehoorden aan [slachtoffer], en welke geldbedragen verdachte uit hoofde van haar beroep als financieel adviseur onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, immers heeft verdachte telkens
- geldbedragen van (in totaal) 446.326,59 euro van de rekening met rekeningnummer [rekeningnummer] overgemaakt naar de bankrekening ten name van [bedrijfsnaam], terwijl die bedragen niet waren verschuldigd voor werkzaamheden en facturen en leningen en betalingen en diensten en
- geldbedragen van (in totaal) 591.624,73 euro van de rekening met rekeningnummer
[rekeningnummer 3 ] ten name van voornoemde [slachtoffer] overgemaakt naar
de bankrekening ten name van [bedrijfsnaam] en naar rekeningnummer
[rekeningnummer 2 ] ten name van [verdachte], terwijl die bedragen niet geheel waren verschuldigd voor werkzaamheden en facturen en leningen en betalingen en
- geldbedragen van (in totaal) 283.547,54 euro, van de rekening met rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van voornoemde [slachtoffer] overgemaakt naar de bankrekening ten name van [bedrijfsnaam], terwijl die bedragen niet geheel waren verschuldigd voor werkzaamheden en facturen en lening en betalingen.
Feit 3:
[bedrijfsnaam]. in de periode van 01 januari 2002 tot en met 01 januari 2006, te Haarlem, een groot geldbedrag, bestaande uit:
- een geldbedrag van (in totaal) ongeveer 47.000 euro, van de rekening met rekeningnummer [rekeningnummer] welk geldbedrag is overgemaakt naar de bankrekening ten name van [bedrijfsnaam];
- een geldbedrag van (in totaal) ongeveer 400.000,- euro van de rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 3 ] ten name van voornoemde [slachtoffer], welk bedrag is overgemaakt naar de bankrekeningen ten name van [bedrijfsnaam];
- een geldbedrag van de rekening met rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van voornoemde [slachtoffer], welk geldbedrag is overgemaakt naar de bankrekeningen ten name van [bedrijfsnaam]. heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat bovenomschreven geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf;
tot welke boven omschreven verboden gedragingen begaan door een rechtspersoon verdachte feitelijk leiding heeft gegeven.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Zo heeft de rechtbank het woord goederen in het onder 1, primair en het woord voorwerp in het onder 3 tenlastegelegde feit vervangen door geldbedragen. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1. primair en 3. meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
1. primair: verduistering, meermalen gepleegd;
3. witwassen, meermalen gepleegd.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1. primair, 2. primair en 3 tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. De officier van justitie vordert de gevangenneming van verdachte, met het verzoek aan de rechtbank zich daar bij uitspraak van het vonnis over uit te laten. Tevens kondigt de officier van justitie aan voornemens te zijn een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan te brengen.
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Sinds 1998 was de administratie van [slachtoffer] in beheer van [bedrijfsnaam]. Van deze BV was verdachte directeur/grootaandeelhouder en tevens feitelijk leidinggever. Op grond van een notariële volmacht van 20 maart 1998 kon verdachte [slachtoffer] in alle opzichten vertegenwoordigen en zonder enige uitzondering mede op het vermogensrecht waarnemen. Aldus vertrouwde [slachtoffer] de behartiging van zijn zakelijke en financiële belangen en bezittingen toe aan verdachte. Dit vertrouwen heeft verdachte in de hoedanigheid van zowel directeur/grootaandeelhouder als van feitelijk leidinggever van [bedrijfsnaam] ernstig misbruikt. Verdachte heeft jarenlang stelselmatig grote sommen geld afhandig gemaakt van haar cliënt, [slachtoffer]. Buiten medeweten van [slachtoffer] heeft verdachte geldbedragen, waarover zij op grond van voornoemde volmacht kon beschikken, aan hun eigenlijke bestemming onttrokken en zich toegeëigend, door deze geldbedragen van twee verschillende rekeningen van [slachtoffer] over te boeken naar het rekeningnummer van [bedrijfsnaam] en naar haar privérekening. Tegenover die overboekingen stonden geen facturen die kunnen verklaren waar al deze bedragen voor waren bedoeld. Ook is uit omschrijvingen van afboekingen van [bedrijfsnaam] op geen enkele wijze vast te stellen dat al die afboekingen verband houden met kosten die in (zakelijke) relatie staan tot [slachtoffer]. Voorts heeft verdachte [slachtoffer] aangeraden een hypotheek op zijn huis te nemen en (een deel) van zijn aandelen in Joh. Enschede BV te verkopen. Zij hield hem papieren voor ter ondertekening in de wetenschap dat haar cliënt - die haar volledig vertrouwde – die papieren min of meer ongezien tekende. Ook de aldus vrijgekomen geldbedragen heeft verdachte zich (voor een deel) toegeëigend.
Door de handelwijze van verdachte is het vermogen van [slachtoffer] ingeteerd en bijna gereduceerd tot nul. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij in haar hoedanigheid van financieel en administratief adviseur gedurende een lange periode misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat [slachtoffer] in haar stelde.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 51, 57, 321, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het haar onder 2. tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1. primair en 3. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (zegge: achttien) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 6 (zegge: zes) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het bevel tot gevangenneming, nu
daarvoor de gronden ontbreken.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. Hofstee, voorzitter,
mrs. A.M. Koolen-Zwijnenburg en G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. C.J.V. Venrooij en D.L. Meyer,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2008.
Mr. G. Demmink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.