ECLI:NL:RBHAA:2008:BG9007

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
31 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
400467 / AL VERZ 08-2698
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst en verzoek tot herroeping

In deze zaak verzoekt de Stichting Drielanden Educatieve Dienstverlening (hierna: Drielanden) om herroeping van een eerdere beschikking van de rechtbank Haarlem, waarin de arbeidsovereenkomst met de verweerster is ontbonden. Drielanden stelt dat er nieuwe feiten zijn die niet bekend waren tijdens de ontbindingsprocedure, namelijk e-mails die zijn aangetroffen op de computer van de verweerster. Deze e-mails zouden aantonen dat de verweerster al in een vroeg stadium plannen had om voor zichzelf te beginnen, wat volgens Drielanden van invloed had kunnen zijn op de beslissing van de kantonrechter. Drielanden betoogt dat de verweerster deze informatie heeft verzwegen, wat zou leiden tot een andere uitkomst van de ontbindingsprocedure.

De verweerster betwist echter de claims van Drielanden en stelt dat het verzoek tot herroeping niet tijdig is ingediend. Zij voert aan dat Drielanden onrechtmatig toegang heeft gekregen tot haar privé-e-mails, wat een schending van haar privacy inhoudt. De verweerster stelt dat Drielanden geen gerechtvaardigd belang had om deze e-mails te openen en dat de informatie die Drielanden heeft verkregen, geen nieuwe feiten oplevert die de eerdere beslissing zouden kunnen beïnvloeden.

De rechtbank oordeelt dat Drielanden inderdaad onrechtmatig informatie heeft verkregen door de e-mails van de verweerster te openen zonder haar toestemming. De rechtbank besluit dat deze informatie niet kan worden meegenomen in de beoordeling van het herroepingsverzoek. Het verzoek tot herroeping wordt afgewezen, maar Drielanden wordt wel veroordeeld tot betaling van een vergoeding voor de juridische kosten van de verweerster, ter compensatie van de kosten die zij heeft moeten maken voor haar verweer in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rep.nr.: 400467 / AL VERZ 08-2698
datum uitspraak: 31 december 2008
BESCHIKKING HERROEPING
inzake
De Stichting STICHTING DRIELANDEN EDUCATIEVE DIENSTVERLENING
te Haarlem
verzoekster
hierna: Drielanden
gemachtigde: mr. R.A.C.G. Martens
tegen
[verweerster]
te [woonplaats]
verweerster
hierna: [verweerster]
gemachtigde: mr. drs. C.A. de Weerdt
De procedure
Op 8 oktober 2008 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van Drielanden. [verweerster] heeft een verweerschrift ingediend dat op 4 december 2008 bij de griffie is binnengekomen. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 11 december 2008. Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigde van Drielanden heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
De feiten
[verweerster], geboren op 17 oktober 1951, is op 15 augustus 1976 bij Drielanden in dienst getreden. Zij bekleedde laatstelijk de functie van manager leerlingenzorg, tegen een bruto maandsalaris van € 5.167,32 per maand. Bij beschikking van 10 juni 2008 is de arbeidsovereenkomst tussen Drielanden en [verweerster] door de rechtbank Haarlem ontbonden met ingang van 1 juli 2008. De rechtbank heeft, in verband daarmee, aan [verweerster] ten laste van Drielanden een vergoeding toegekend van € 240.000,- bruto.
Het verzoek
Drielanden verzoekt herroeping van de beschikking van de rechtbank d.d. 10 juni 2008 waarbij de arbeidsovereenkomst tussen partijen is ontbonden met instandhouding van de ontbindingsdatum van 1 juli 2008 en met vaststelling van een ontbindingsvergoeding ten bedrage van € 150.000,- bruto. Ter toelichting stelt Drielanden – samengevat – het volgende.
In juli 2008 is Drielanden, bij het opschonen van de computer van [verweerster], op een aantal e-mails gestuit. Uit de inhoud van die e-mails blijkt dat [verweerster] reeds in januari en februari 2008 concrete voorbereidingen aan het treffen was om voor zichzelf te beginnen en in maart 2008 zelfs al bedrijfsmiddelen heeft vergaard. Deze nieuwe feiten, die [verweerster] tegenover Drielanden heeft verzwegen voor en tijdens de ontbindingsprocedure, zijn van dien aard dat deze de beslissing van de kantonrechter hadden kunnen beïnvloeden en tot een ander resultaat hadden moeten leiden. [verweerster] heeft immers weliswaar aangegeven dat zij functies, die door Drielanden als alternatief waren aangeboden, niet ambieerde dan wel niet passend achtte en dat zij er over dacht om voor zichzelf te beginnen, maar uit de e-mails blijkt dat [verweerster] al in februari 2008 voor zichzelf had besloten om zich als zelfstandige te vestigen. [verweerster] was, zo blijkt, dus in het geheel niet geïnteresseerd in andere functies bij Drielanden zodat de inspanningen die Drielanden op dit punt heeft verricht voor niets zijn gedaan. Drielanden is in het verleden bereid geweest om aan [verweerster] een vergoeding te betalen van € 150.000,- bruto. Dit bedrag acht Drielanden, gelet op de nieuwe feiten en omstandigheden, nog steeds meer dan redelijk.
Het verweer
[verweerster] concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van Drielanden in het verzoek, dan wel ongegrond verklaring van het verzoek dan wel tot afwijzing van het verzoek. Ter toelichting voert [verweerster] – samengevat – het volgende aan.
[verweerster] stelt allereerst dat Drielanden niet binnen de geldende termijn van drie maanden het rechtsmiddel van herroeping heeft aangewend. Drielanden heeft immers, via haar advocaat, bij brief van 10 juli 2008 laten weten herroeping te willen vragen omdat Drielanden over informatie zei te beschikken uit de computer van [verweerster]. Nu de brief van de advocaat dateert van 10 juli 2008 betekent dit dat de informatie waarop Drielanden zich beroept, vóór 10 juli 2008 beschikbaar moet zijn geweest. Op 18 juni 2008 heeft [verweerster] geconstateerd dat de toegang tot haar computer was afgesloten. Drielanden heeft kennelijk vanaf die datum de computerstanden van [verweerster] bekeken. Het herroepingsverzoek dateert van 8 oktober 2008 en dat is dus te laat.
Voorts beroept [verweerster] zich erop dat Drielanden op onrechtmatige wijze inzage heeft verkregen in de e-mails waarop Drielanden zich beroept. Drielanden kent geen internetprotocol, [verweerster] is niet voorafgaand aan de controle op de hoogte gesteld, noch heeft zij toestemming daartoe verleend. Voor Drielanden bestond geen gerechtvaardigd belang voor deze heimelijke e-mail controle en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [verweerster] moet prevaleren boven het belang dat Drielanden had bij het inzien van de privéberichten.
[verweerster] is van oordeel dat de gang van zaken uiterst onbehoorlijk is geweest. Op 14 juli 2008 heeft zij de beschuldigingen in de brief van Drielanden van 10 juli 2008 weerlegd en gevraagd op welke concrete informatie Drielanden doelde. Die vragen zijn onbeantwoord gebleven. Drielanden is ook anderszins niet meer op de zaak teruggekomen totdat het onderhavige verzoek werd ingediend.
[verweerster] betwist verder dat Drielanden een haar passende functie heeft aangeboden nadat in november 2007 bekend was geworden dat zij boventallig was geworden. Ook tijdens de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek is gebleken dat Drielanden niet in staat was om [verweerster] op afzienbare termijn een passend alternatief te bieden. [verweerster] heeft zich, in die omstandigheden, - noodgedwongen – georiënteerd op werkzaamheden in loondienst elders en op het starten van een eigen bedrijf. [verweerster] is van oordeel dat de informatie die blijkt uit de e-mails waarop Drielanden zich beroept, geen nieuwe feiten opleveren. Evenmin blijkt daaruit dat sprake is geweest van verzwijging of bedrog. [verweerster] heeft Drielanden vanaf het begin op de hoogte gehouden van haar plannen en reeds in december 2007 wist Drielanden dat [verweerster] om zich heen aan het kijken was en dat zij overwoog om voor zichzelf te beginnen. Ook ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek is dit onderwerp aan de orde geweest hetgeen blijkt uit het procesverbaal van die zitting. Verder is [verweerster] van mening dat de interpretatie door Drielanden van de e-mails ook niet op alle punten juist is. Zo stelt Drielanden bijvoorbeeld dat zij een e-mail heeft gestuurd aan een "vriendin" terwijl het hier in feite ging om de door Drielanden ingeschakelde en betaalde coach. [verweerster] is van oordeel dat Drielanden zich schuldig maakt aan misbruik van procesrecht en, met het indienen van het herroepingsverzoek, louter uit rancune handelt. Zij is daardoor gedwongen om (wederom) kosten te maken voor juridische bijstand en is van oordeel dat die, tot een bedrag van € 5.000,- exclusief BTW, moeten worden vergoed.
De beoordeling van het verzoek
De vraag die beantwoord dient te worden is of [verweerster] ter gelegenheid van de ontbindingsprocedure bepaalde feiten heeft achtergehouden of onjuiste informatie heeft verschaft, terwijl die feiten en/of informatie tot een ander oordeel van de kantonrechter zouden hebben geleid. De vraag die daaraan voorafgaand dient te worden beantwoord is of Drielanden, met het indienen van het verzoek op 8 oktober 2008, de daarvoor geldende termijn in acht heeft genomen. Voorts dient een oordeel te worden gegeven over de wijze waarop Drielanden de informatie waarop zij zich beroept heeft bemachtigd.
Een verzoek als het onderhavige moet worden ingediend binnen drie maanden nadat de grond voor de herroeping is ontstaan en de verzoekster, in casu Drielanden, daarmee bekend is geworden. Drielanden heeft gesteld dat een eerste aanwijzing met betrekking tot de relevante informatie op 10 juli 2008 is gevonden. Uit hetgeen door partijen naar voren is gebracht kan niet worden afgeleid dat Drielanden eerder bekend was met de relevante informatie zodat het er voor moet worden gehouden dat Drielanden eerst op 10 juli 2008 bekend was met de e-mails waarop zij zich beroept. Op die dag is [verweerster] hierover geïnformeerd. Het verzoek wordt derhalve geacht te zijn ingediend binnen de daarvoor gestelde termijn.
Drielanden beroept zich voor haar verzoek op e-mails die zij heeft aangetroffen in de computer van [verweerster] op het werk. Duidelijk is dat Drielanden een flink aantal e-mails van [verweerster] met een privé karakter uit de periode januari tot en met juni 2008 van [verweerster] heeft geopend en gelezen nadat [verweerster] niet meer werkzaam was en zonder dat [verweerster] daarover op de hoogte was gesteld. Niet gebleken is dat bij Drielanden een protocol met betrekking tot het omgaan met e-mails beschikbaar is. Weliswaar is ter zitting gesteld dat een dergelijk protocol er is maar dat kon niet worden getoond en daarover kon door Drielanden geen verdere informatie worden verstrekt. Verder kan worden vastgesteld dat door Drielanden niet is aangegeven met welk, vooraf vastgesteld, doel de e-mails zijn geopend en gelezen. Door vervolgens, kennelijk zonder enige beperking, kennis te nemen van de inhoud van de e-mails heeft Drielanden onnodig inbreuk gemaakt op de privacy van [verweerster]. Het op deze manier vergaren van informatie acht de kantonrechter onrechtmatig. Dat betekent niet als vanzelf dat op die informatie geen acht kan worden geslagen maar deze moet met terughoudendheid worden bezien en er dient een afweging plaats te vinden tussen de belangen van betrokken partijen. Die afweging valt uit in het voordeel van [verweerster]. Niet gebleken is immers dat er sprake was van een concrete verdenking of een andere goede reden op grond waarvan Drielanden belang had om de e-mails van [verweerster] te openen en van de inhoud daarvan kennis te nemen. De e-mails, waarop Drielanden zich beroept, dienen dus buiten beschouwing te worden gelaten bij de beoordeling van het herroepingsverzoek zodat het verzoek alleen al om die reden dient te worden afgewezen.
De kantonrechter wil desondanks, maar dan ten overvloede, wel nog het volgende opmerken. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek op 21 mei 2008 is uitgebreid aandacht besteed aan de vraag welke alternatieven over en weer zijn besproken en onderzocht, nadat was vast komen te staan dat de functie van [verweerster] was komen te vervallen. Eén van die alternatieven was dat [verweerster] overwoog voor zichzelf te beginnen Dit is vastgelegd in het procesverbaal van de mondelinge behandeling op 21 mei 2008 waaruit blijkt dat de gemachtigde van Drielanden zelf verwijst naar een gesprek dat partijen op 19 december 2007 hebben gevoerd, waarin [verweerster] onder meer naar voren heeft gebracht dat zij voor zichzelf zou willen beginnen. Zelfs wanneer wel zou moeten of kunnen worden bezien of de e-mails waar Drielanden zich op beroept nieuwe informatie opleveren, dan kan worden geoordeeld dat dit niet het geval is. Evenmin is gebleken dat het feit dat [verweerster] overwoog om voor zichzelf te beginnen ertoe heeft geleid dat [verweerster] niet geïnteresseerd was in andere alternatieven zoals Drielanden heeft betoogd.
De kantonrechter ziet in de feiten en omstandigheden geen aanleiding om vast te stellen dat door Drielanden misbruik van procesrecht is gemaakt bij het indienen van het onderhavige verzoek. Nu Drielanden echter op onrechtmatige wijze kennis heeft genomen van de e-mails die [verweerster] vanuit haar werk heeft verstuurd, vervolgens op 10 juli 2008 [verweerster] heeft geïnformeerd over het voornemen om herroeping te vragen en daarop, ondanks verzoek van [verweerster], niet meer is teruggekomen en uiteindelijk eerst op 8 oktober 2008 een verzoekschrift heeft ingediend, bestaat er wel aanleiding om Drielanden te veroordelen tot betaling van een vergoeding voor de kosten die [verweerster] heeft moeten maken voor het voeren van verweer in deze procedure. [verweerster] heeft niet inzichtelijk gemaakt waarop het door haar genoemde bedrag van € 5.000,- is gebaseerd. De kantonrechter acht het hierna te noemen bedrag als tegemoetkoming in die kosten redelijk. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
De beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
kent aan [verweerster] ten laste van Drielanden een vergoeding toe van € 2.500,- netto ter compensatie van de door [verweerster] gemaakte kosten voor juridische bijstand;
veroordeelt voor zover nodig Drielanden tot betaling van die vergoeding;
bepaalt dat iedere partij overigens de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A. Charbon en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.