ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3795
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens overlijden van verdachte
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 6 februari 2009, stond de verdachte terecht voor ernstige beschuldigingen van seksueel geweld tegen een slachtoffer. De tenlastelegging omvatte diverse gewelddadige handelingen, waaronder het dwingen van het slachtoffer tot seksuele handelingen. Echter, tijdens de procedure werd vastgesteld dat de verdachte op 6 februari 2009 was overleden, wat leidde tot een belangrijke juridische overweging. De rechtbank heeft vastgesteld dat het openbaar ministerie, gezien het overlijden van de verdachte, niet langer ontvankelijk was in zijn vervolging. Dit betekent dat de rechtsgang niet verder kon worden voortgezet, aangezien de basis voor de strafvervolging was komen te vervallen. De rechtbank verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk en oordeelde dat ook de benadeelde partij, het slachtoffer, niet ontvankelijk was in haar vordering. Daarnaast werd besloten dat de in beslag genomen mobiele telefoon van de verdachte aan zijn erfgenamen moest worden teruggegeven. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en vond plaats in tegenwoordigheid van de griffier. Deze uitspraak benadrukt de gevolgen van het overlijden van een verdachte voor de strafrechtelijke procedure en de rechten van de benadeelde partij.