zaaknummer / rolnummer: 148019 / HA ZA 08-902
Vonnis van 11 februari 2009
[Eiser],
wonende te Amsterdam,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M. Middeldorp,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN KALMTHOUT BEHEERMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.B.M. van Poorten.
Partijen zullen hierna [eiser] en Van Kalmthout genoemd worden. Ook de rechtsvoorgangster van Van Kalmthout, AIA Zuid Oost, zal hierna Van Kalmthout worden genoemd.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 september 2008
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de brief van 17 november 2008 van de zijde van [eiser] met producties
- de brief van 19 november 2008 van de zijde van Van Kalmthout met producties
- het proces-verbaal van comparitie van 11 december 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [eiser] heeft op 29 december 2003 een Ford Ka met kenteken [kenteken] gekocht van Van Kalmthout voor een bedrag van € 7.792,-. [eiser] heeft de koopsom in termijnen, de laatste op 27 februari 2004, voldaan.
2.2. Op 30 december 2003 heeft [eiser] een formulier van de RDW getekend waarmee hij Van Kalmthout machtigde het kentekenbewijs van de auto op zijn naam te laten overschrijven.
2.3. Bij brief van 7 april 2004 heeft [eiser] onder meer het volgende aan Van Kalmthout geschreven:
“(…) Tot dusver is de aflevering van de geheel betaalde auto nog steeds niet tot stand gekomen, hoewel ik daar eind maart om verzocht heb. De reden van de vertraging is klaarblijkelijk het dwarsliggen van ambtenaren bij de RDW, die overschrijving op mijn naam tegenhouden. (…)
Gelet op het feit dat ik volkomen gerechtigd ben om een auto te kopen, te bezitten en daarin te rijden en dat u niets in de weg gelegd mag worden om de aflevering van de gekochte Ford Ka gestand te doen, verzoek ik u mij zo spoedig mogelijk te berichten dat de wagen door mij kan worden opgehaald. (…)”
2.4. Bij brief van 27 april 2004 heeft Van Kalmthout onder meer het volgende aan [eiser] geschreven:
“Het registreren van een voertuig is feitelijk een handeling tussen u en de RDW. Mocht er een reden zijn vanuit de RDW om de registratie niet uit te voeren, is het aan u om deze drempel weg te nemen. Echter zolang de overschrijving niet is geschiedt, staat de auto bij de RDW geboekt op onze bedrijfsvoorraad en is het niet mogelijk de auto aan u af te leveren.
Wij zullen er te allen tijde alles aan doen om onze klanten tevreden te stellen. Echter het oplossen van dit probleem ligt niet binnen onze macht.
Graag zouden wij u willen verzoeken zo spoedig mogelijk een passende oplossing te zoeken met de RDW, zodat de aflevering van het voertuig plaats kan vinden.”
2.5. Bij brief van 8 november 2004 heeft [eiser] onder meer het volgende aan Van Kalmthout geschreven:
“(…) Ik had deze auto eind 2003 gekocht, maar de RDW weigert overschrijving van het kenteken op mijn naam. Dit is volstrekt onterecht, want elke burger der Europese Unie heeft het recht om te bezitten, zijn bezit te gebruiken en het bezit erkend en geregistreerd te zien. Diverse brieven aan de minister van Verkeer en Justitie met verzoek om correctie hebben niets uitgehaald en ik verlang van hen schadevergoeding omdat ik werkzaamheden waarvoor ik sedert april 2004 een auto nodig had niet kon uitvoeren.
Aangezien de auto niet afgeleverd werd op mijn naam moet de koop terug gedraaid worden en ik verzoek u om het betaalde bedrag van 7792 euro terug te storten op mijn rekening bij de ABN Amro nr. […].(…)”
2.6. Bij brief van 24 november 2004 heeft Van Kalmthout onder meer het volgende aan [eiser] geschreven:
“(…) De Ford met kenteken [kenteken] staat sinds eind 2003 bij ons bedrijf. Dit vanwege het niet kunnen registreren van het kenteken op uw naam. De registratie kan niet plaatsvinden vanwege redenen die ons niet aan te rekenen zijn. U bent reeds met het RDW in conclave om de registratie alsnog te laten plaatsvinden. Zodra dit door u is geregeld zullen wij per ommegaande voor tenaamstelling van het kenteken zorgdragen.(…) De aan u verkochte auto dient dan ook te worden opgehaald nadat deze tenaamgesteld op uw naam. U zult begrijpen dat wij het door betaald bedrag niet zullen terugstorten. Tussen ons een koopovereenkomst waarvan wij u hierbij verzoeken deze na te komen. In dien de tenaamstelling niet voor per 1 januari 2005 door u is geregeld zien wij ons genoodzaakt stallingkosten in rekening te brengen. Per dag zal dan een bedrag van € 15,00 aan u in rekening worden gebracht.(…)”
2.7. Bij brief van 5 januari 2005 heeft [eiser] onder meer het volgende aan Van Kalmthout geschreven:
“Nogmaals maan ik u tot onmiddellijke terugstorting van het door mij betaalde bedrag, aan u overgemaakt voor bovengenoemde auto, omdat de aflevering niet heeft plaats gevonden op een wijze zoals overgekomen en verwacht werd. (…) Voorts had ik aangeboden om als interim oplossing duizend euro minder terug te willen ontvangen, welke nadien door mij verhaald zouden worden op de minister. U wilde echter weer volle winst na terugname en bood daartoe minder dan vijfduizend euro.”
2.8. Op 13 oktober 2006 is via de Buurtregisseur van het politiebureau Van Leijenberghlaan door Van Kalmthout het voorstel gedaan de auto terug te kopen voor € 4.900,- minus € 900,- voor gemaakte incassokosten, derhalve voor een bedrag van € 4.000,-.
3. Het geschil in conventie en in reconventie
3.1. [eiser] vordert in conventie samengevat - veroordeling van Van Kalmthout tot (terug)betaling van de door [eiser] in verband met de aankoop van de Ford Ka betaalde bedragen van in totaal € 7.854,92, vermeerderd met rente en kosten. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag de stelling dat hij voornoemd bedrag onverschuldigd aan Van Kalmthout heeft betaald, althans dat Van Kalmthout voor dit bedrag ongerechtvaardigd is verrijkt.
3.2. Van Kalmthout vordert in reconventie – samengevat – ten eerste, primair, een verklaring voor recht dat de tussen partijen gesloten koopovereenkomst op 23 januari 2007 door middel van een buitengerechtelijke verklaring is ontbonden. Subsidiair vordert Van Kalmthout dat de koopovereenkomst wegens een toerekenbare tekortkoming van [eiser] alsnog wordt ontbonden. Daarnaast vordert Van Kalmthout veroordeling van [eiser] tot betaling van schadevergoeding voor een bedrag van € 13.068,85. Van Kalmthout legt hieraan ten grondslag dat zij de koopovereenkomst wegens een toerekenbare tekortkoming van [eiser] in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen op 23 januari 2007 heeft ontbonden en zij als gevolg hiervan en als gevolg van het verwijtbaar toedoen en/of nalaten van [eiser] schade heeft geleden in de vorm van stallingkosten, buitengerechtelijke kosten en vertragingsrente.
3.3. Zowel in conventie als in reconventie wordt verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In conventie en in reconventie
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de door [eiser] op 23 december 2003 gekochte Ford Ka door de RDW niet op zijn naam kon worden gezet, omdat [eiser] niet in een Gemeentelijke Basisadministratie (hierna: GBA) stond geregistreerd als in Nederland woonachtig, hetgeen door de Wegenverkeerswet wordt voorgeschreven. Voorts zijn partijen het er over eens dat de koopovereenkomst die partijen op 23 december 2003 hebben gesloten op 23 januari 2007 door Van Kalmthout buitengerechtelijk is ontbonden. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor de conclusie dat de overeenkomst op een eerdere datum zou zijn beëindigd, zoals [eiser] in de conclusie van antwoord in reconventie heeft geopperd. De door Van Kalmthout primair gevorderde verklaring voor recht dat de koopovereenkomst op 23 januari 2007 door Van Kalmthout buitengerechtelijk is ontbonden, kan dan ook worden toegewezen.
4.2. De ontbinding van de overeenkomst heeft tot gevolg dat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestatie ontstaat (artikel 6:271, tweede zinsnede, BW). Indien de aard van de prestatie uitsluit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt daar ingevolge artikel 6:272 BW een schadevergoeding voor in de plaats ten belope van haar waarde op het tijdstip van de ontvangst.
4.3. De vraag is vervolgens wat de waarde van de auto was op het tijdstip van de ontvangst daarvan. Nu de auto altijd bij Van Kalmthout is gebleven, gaat de rechtbank uit van de waarde van de auto op het moment van de ontbinding, derhalve van de waarde op 23 januari 2007. Van Kalmthout heeft de auto op 23 februari 2007 aan een derde verkocht. Nu dit slechts één maand na de ontbinding is geschied, neemt de rechtbank deze koop tot uitgangspunt voor het bepalen van de waarde van de auto. Van Kalmthout heeft gesteld de auto aan een derde te hebben verkocht voor een “netto” bedrag van € 4.730,79. Ter zitting heeft Van Kalmthout een kopie van de koopovereenkomst overgelegd en aangegeven hoe zij tot dat bedrag is gekomen. [eiser] heeft zich tegen de hoogte van dit bedrag ter zitting verweerd met de stelling dat de aan de derde-koper gegeven korting van € 354,- daarin ten onrechte als kostenpost is meegenomen. De rechtbank volgt [eiser] in dit verweer, nu gesteld noch gebleken is dat hiertoe een noodzaak bestond en het geven van een dergelijke korting aan een derde-koper derhalve niet aan [eiser] kan worden tegengeworpen. De rechtbank volgt [eiser] echter niet in zijn tweede, in dit kader gevoerde verweer, te weten dat Van Kalmthout ten onrechte kosten voor nieuwe banden heeft doorberekend. Van Kalmthout heeft ter zitting verklaard dat nieuwe banden nodig waren, omdat banden in de loop van de tijd “vierkant” worden van het stilstaan. De rechtbank acht dit, gelet op het feit dat de auto ruim drie jaar heeft stilgestaan, een aannemelijke verklaring. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat een bedrag van € 5.084,79 (€ 4.730,79 + € 354,-) tot uitgangspunt kan worden genomen als waarde van de auto op 23 januari 2007.
4.4. In het kader van de verplichting tot ongedaanmaking zal Van Kalmthout het bedrag van € 5.084,79 nog aan [eiser] moeten betalen. Nu de verplichting tot ongedaanmaking is ontstaan op 23 januari 2007, zal de rechtbank de door [eiser] gevorderde wettelijke rente ook vanaf die dag toewijzen.
4.5. Uit het vorenstaande volgt dat het door [eiser] gedane beroep op onverschuldigde betaling en op ongerechtvaardigde verrijking geen bespreking meer behoeft.
4.6. Van Kalmthout heeft in reconventie nog vergoeding van door haar gemaakte stallingkosten gevorderd. Ter onderbouwing van deze stallingkosten heeft Van Kalmthout naar de volgens haar van toepassing zijnde algemene voorwaarden BOVAG verwezen. Ter zitting is van de zijde van Van Kalmthout aangegeven dat voor de hoogte van het bedrag van € 15,- per dag is aangeknoopt bij het tarief dat zij ook aan deurwaarders, die een auto in bewaring geven, in rekening brengt. [eiser] heeft betwist dat de algemene voorwaarden BOVAG van toepassing zijn.
4.7. De rechtbank is van oordeel dat in het midden kan blijven of de algemene voorwaarden BOVAG van toepassing zijn, nu de vordering tot vergoeding van door Van Kalmthout gemaakte stallingkosten zal worden afgewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.8. Partijen hebben de koopovereenkomst in december 2003 gesloten. Vanaf begin april 2004 is door partijen gecommuniceerd over het beletsel tot afname van de auto, welk beletsel overigens enkel door [eiser] kon en moest worden weggenomen. Toen [eiser] eind 2004 aanbood de koop van de auto terug te willen draaien voor € 1.000,- minder dan de oorspronkelijke koopprijs, had Van Kalmthout naar het oordeel van de rechtbank de schade kunnen beperken door op dit aanbod in te gaan. Dat dit een redelijk aanbod was, leidt de rechtbank af uit het feit dat de auto ruim drie jaar na de verkoop aan [eiser] volgens de berekeningen van Van Kalmthout aan een derde is verkocht voor een “netto” bedrag van € 4.730,79. Dit komt neer op een gemiddelde afschrijving van ongeveer € 1.000,- per jaar en komt daarmee redelijk overeen met het door [eiser] ongeveer een jaar na de verkoop gedane voorstel. Gelet op de tot dusver tussen partijen gevoerde correspondentie en de bijzondere problematiek, had Van Kalmthout bovendien op dat moment kunnen voorzien dat [eiser] zich niet eenvoudigweg in een GBA zou gaan inschrijven. Indien Van Kalmthout daarop had geanticipeerd door op het door [eiser] eind 2004 gedane aanbod in te gaan, hetgeen gelet op het hiervoor overwogene van haar, als professionele partij, kon worden verwacht, had zij vanaf (de door haar aangezegde ingangsdatum van) 1 januari 2005 ook geen stallingkosten gemaakt. De rechtbank ziet hierin aanleiding de door Van Kalmthout in reconventie gevorderde stallingkosten af te wijzen.
4.9. Aangezien beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
5.1. veroordeelt van Kalmthout om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.084,79, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 23 januari 2007 tot de dag van volledige betaling,
5.2. verklaart dit vonnis voor wat betreft 5.1. uitvoerbaar bij voorraad,
5.3. verklaart voor recht dat de tussen partijen op 23 december 2003 gesloten koopovereenkomst met betrekking tot de Ford Ka door de buitengerechtelijke ontbindingsverklaring van 23 januari 2007 is ontbonden,
in conventie en in reconventie
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
5.5. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2009.?