“2.6 De rapportages van de verzekeringsartsen bevatten geen aanknopingspunten voor het oordeel dat eiseres voor het uitvoeren van activiteiten van het dagelijks leven dermate afhankelijk is dat zij lichamelijk niet zelfredzaam is dan wel dat zij in het dagelijks leven dermate minimaal functioneert in zijn verschillende sociale rollen dat zij psychisch niet zelfredzaam is. Ook de overige in geding gebrachte medische stukken bevatten dergelijke aanknopingspunten niet. Hieruit vloeit voort dat de verzekeringsarts terecht is overgegaan tot het opstellen van een FML.
2.7 De rechtbank neemt in aanmerking dat de verzekeringsarts een onderhoud met eiseres heeft gehad. Ook zijn er inlichtingen ontvangen van de behandelend specialist. In verband met de klachten van eiseres zijn aanzienlijke beperkingen aangenomen en is een urenbeperking aangegeven tot ongeveer 20 uur. De rechtbank is van oordeel dat de bezwaarverzekeringsarts de conclusie van de verzekeringsarts met betrekking tot de belastbaarheid van eiseres mocht onderschrijven.
2.8 Voorts staat het voor de rechtbank vast dat eiseres op de datum in geding in staat was tot het verrichten van de werkzaamheden die behoren bij de, als voor haar passend geachte, in aanmerking genomen functies. In de rapporten van de arbeidsdeskundige en de bezwaararbeidsdeskundige van respectievelijk 7 september 2006 en 27 februari 2007 in samenhang met elkaar bezien, is voldoende toegelicht dat in de functies de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden.
2.9 De rechtbank is evenwel van oordeel dat verweerder, hoewel daarop door eiseres uitdrukkelijk beroep is gedaan, onvoldoende heeft onderzocht en als gevolg daarvan gemotiveerd, of en zo ja op welke wijze, eiseres de reisafstand van huis naar werk zou kunnen overbruggen. Hierbij heeft de rechtbank - onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 mei 2001 (www.rechtspraak.nl LJN:AC3559) - in aanmerking genomen dat, wil aan een arbeidsongeschiktheidschatting als in het geval van eiseres niet iedere realiteitswaarde worden ontzegd, verweerder bij de selectie van de arbeidsmogelijkheden mede acht zal hebben te slaan op de zich bij het woon-werkverkeer voordoende belemmeringen als gevolg van de bij eiseres bestaande medische beperkingen. Door de verzekeringsartsen is vastgesteld dat eiseres niet verder (en langer) van een sanitaire voorziening verwijderd kan zijn dan 5 minuten. Dit zal ook gevolgen hebben voor de reistijd/-mogelijkheden van eiseres. Een gerichte vraagstelling op dit punt aan de behandelend arts van eiseres ontbreekt. Ook had verweerder een deskundige kunnen inschakelen om op dit punt advies in te winnen. Nu verweerder in het kader van de voorbereiding van het bestreden besluit op dit punt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderzoek heeft gedaan en ook bij de arbeidskundige beoordeling aan dit punt onvoldoende aandacht is besteed is het bestreden besluit in strijd met het bepaalde in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) genomen en wordt het beroep gegrond geacht.”
2.3 Verweerder heeft eiseres vervolgens uitgenodigd voor een onderhoud op 11 februari 2008 met de bezwaarverzekeringsarts. Tevens zijn inlichtingen ingewonnen bij de behandelend internist. De behandelend internist heeft op 18 februari 2008 inlichtingen verstrekt. Op grond van deze inlichtingen heeft de bezwaarverzekeringsarts op 11 maart 2008 geoordeeld dat er geen reden is voor een strikte noodzaak voor een toilet binnen 5 minuten en dat woon/werkverkeer geen belemmering is. Daarbij heeft de bezwaarverzekeringsarts overwogen dat woon/werkverkeer niet als een stressvolle gebeurtenis kan worden beschouwd, zeker niet als dit op korte termijn een bekende weg is, waarbij bij toegenomen defaecatiefrequentie toiletgelegenheden bekend zullen zijn. Tevens kan met aanpassing van het eetpatroon ook rekening worden gehouden met het woon/werkverkeer. De bezwaarverzekeringsarts heeft een nieuwe FML opgesteld waarbij de beperkingen op de onderdelen 2.12.6 (“niet veelvuldig contact met klanten of vergaderen ivm stoelgang”) en 3.10.1 (“moet doorgaans binnen vijf minuten een toilet kunnen bereiken”) zijn komen te vervallen. Overeenkomstig dit oordeel heeft verweerder een nadere thans bestreden beslissing op het bezwaarschrift afgegeven en het bezwaar ongegrond geacht.
2.4 In beroep heeft eiseres gesteld dat de bezwaarverzekeringsarts de klachten van eiseres tijdens het woon/werkverkeer heeft onderschat en tevens dat de negatieve werking van de diarreeremmers op het ziektebeeld onvoldoende is besproken. Al te snel wordt aangenomen dat woon/werkverkeer geen stressvolle situatie oplevert. Wederom is niet zorg gedragen voor zorgvuldig onderzoek en grondige motivering.
2.5 Verweerder heeft gesteld dat op goede gronden de nadere informatie die is verkregen bij de behandelend specialist bij de beoordeling van het bezwaar mag worden betrokken omdat dit informatie betreft die niet uitsluitend betrekking heeft op de reismogelijkheden van eiseres, maar meer in het algemeen een ander licht werpt op de beperkingen ten tijde in geding. Er is daarbij ook geen sprake van een ongeoorloofde relativering van de belastbaarheid nu de wijziging van de FML voortkomt uit een wijziging van het medisch oordeel en waarbij aan deze wijziging een zorgvuldig onderzoek – informatie ingewonnen bij de behandelend specialist en eigen onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts - ten grondslag ligt.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.6 In de uitspraak van de rechtbank van 7 januari 2008 zijn de beroepsgronden van eiseres tegen de FML verworpen en heeft de rechtbank voor wat betreft de herzieningsdatum van 8 november 2006 vastgesteld dat “eiseres niet verder (en langer) van een sanitaire voorziening verwijderd kan zijn dan 5 minuten”. Aangezien partijen tegen deze uitspraak geen hoger beroep hebben ingesteld dient dit als vaststaand feit te worden aangenomen. De relativering van dit gegeven door de bezwaarverzekeringsarts, op basis van nieuw ontvangen informatie, dient dan ook voor wat betreft de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op 8 november 2006 te worden verworpen. Ten onrechte is verweerder bij het bestreden besluit uitgegaan van de functionele mogelijkhedenlijst die de bezwaarverzekeringsarts op 11 maart 2008 heeft aangepast. Voor wat betreft de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op 8 november 2006 is de functionele mogelijkhedenlijst die de verzekeringsarts op 21 juli 2006 heeft opgesteld, het uitgangspunt.
2.7 Verweerder heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat, uitgaande van de beperking dat eiseres doorgaans binnen 5 minuten een toilet moet kunnen bereiken, de schatting realiteitswaarde heeft. Verweerder heeft in de brief van 22 december 2008 aangegeven dat eiseres bij het woon-werkverkeer gebruik kan maken van incontinentiemateriaal, haar eetpatroon kan aanpassen dan wel diarreeremmers kan gebruiken. Verder heeft verweerder gewezen op de mogelijkheid van een vervoersvoorziening. Dit standpunt van verweerder wordt verworpen, omdat verweerder met deze mogelijkheden probeert de tijd dat eiseres zonder toiletbezoek kan, te verlengen naar meer dan 5 minuten. Voor wat betreft de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 8 november 2006 staat echter vast dat eiseres doorgaans binnen 5 minuten een toilet moet kunnen bereiken. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor wat betreft de geduide functies het geval is. De mogelijkheid van een vervoersvoorziening dient eveneens buiten beschouwing te blijven. In de eerste plaats omdat niet vaststaat dat eiser met een vervoersvoorziening doorgaans binnen vijf minuten een toilet kan bereiken, maar ook omdat volgens verweerder niet op voorhand vaststaat dat eiseres voor een vervoersvoorziening in aanmerking komt.
2.8 Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
2.9 Er is aanleiding voor de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb zelf in de zaak te voorzien. Verweerder is tot tweemaal toe, eigenlijk tot driemaal toe indien de tijdens deze procedure geboden gelegenheid in aanmerking wordt genomen, niet in staat gebleken de herziening per 8 november 2006 van een voldoende motivering te voorzien. Aangenomen moet daarom worden dat deze motivering er niet is, zodat het herzieningsbesluit dient te worden herroepen. Ter voorlichting van eiseres merkt de rechtbank op dat deze uitspraak er niet aan in de weg staat dat verweerder met ingang van een in de toekomst gelegen datum opnieuw tot herziening van haar uitkering overgaat. Uiteraard dient een dergelijk besluit te berusten op een zorgvuldige voorbereiding en een voldoende motivering.
2.10 Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenvergoeding ten aanzien van verweerder.