ECLI:NL:RBHAA:2010:BM9807

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
14 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/800230-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke invoer van cocaïne met afwijking van richtlijnen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 14 juni 2010 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 15 februari 2010 te Schiphol opzettelijk een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zeventien maanden geëist, maar de rechtbank heeft, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, besloten om af te wijken van de standaardcategorie van straffen voor drugskoeriers. De verdachte, geboren in 1971 in Suriname en thans gedetineerd, heeft veel schulden en geen sociaal vangnet, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar overwegingen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarbij de tijd die in voorlopige hechtenis is doorgebracht in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft ook bepaald dat het in beslag genomen vliegticket verbeurd wordt verklaard en dat de cocaïne en het verpakkingsmateriaal aan het verkeer worden onttrokken. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van het feit gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal en deskundigenrapporten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bewezen verklaarde feit opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet oplevert, en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffiers en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800230-10
Uitspraakdatum: 14 juni 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 mei 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Noord Holland Noord - HvB Zwaag te Zwaag.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 februari 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeventien maanden met aftrek van de tijd die in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Ten aanzien van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring gevorderd van het vliegticket en de onttrekking aan het verkeer van de cocaïne en het verpakkingsmateriaal.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank – nu verdachte een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aanhouding en bevindingen (dossierparagraaf 1.1);
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen (dossierparagraaf 1.1.4);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt deskundigenrapport, te weten een rapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam van 3 maart 2010 (Laboratoriumnummer 1951 X 10).
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 15 februari 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ongeveer 1.653,9 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De rechtbank is van oordeel dat in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder het feit dat verdachte veel schulden heeft – waaronder, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, een lening bij de organisatie waarvoor hij de cocaïne is gaan smokkelen – en niet beschikt over een sociaal vangnet, grond is gelegen om ten voordele van verdachte af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd en in de zogenoemde standaardcategorie, zoals deze in de oriëntatiepunten voor de straftoemeting bij drugskoeriers van de LOVS wordt genoemd, pleegt te worden opgelegd.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een vliegticket, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten 1.653,90 gram cocaïne en het verpakkingsmateraal, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met betrekking tot die cocaïne is begaan en met behulp van dat verpakkingsmateriaal is begaan of voorbereid. Het ongecontroleerde bezit van cocaïne is in strijd met de wet. Het ongecontroleerde bezit van het verpakkingsmateriaal is – nu de geur van cocaïne er mogelijk nog aan zit – in strijd met het algemeen belang.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 36b, 36c van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van NEGEN (9) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd: vliegticket
Onttrekt aan het verkeer: cocaïne
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. T. van Muijden, voorzitter,
mrs. J. Candido en S.M. Christiaan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. D.J.H.J. van Leeuwen en C.W. van der Hoek,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juni 2010.