Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
[gedaagde],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 19 oktober 2011;
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 10 februari 2012 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van de pleidooizitting van 27 september 2012 en de daarin genoemde stukken.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bevoegdheid
vernietigingvan een besluit van een rechtspersoon, terwijl het gestelde feitencomplex ook anderszins niet tot nietigheid leidt. De gevorderde nietigheid komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
“(…) Het oprichten van deze vennootschap is inmiddels in gang gezet. (…)”.
NJ2004, 519) is de strekking van deze bepaling te voorkomen dat de bestuurder zich bij zijn handelen (met name) laat leiden door zijn persoonlijke belang in plaats van (uitsluitend) het belang van de vennootschap dat hij heeft te dienen. De bepaling strekt in de eerste plaats tot bescherming van het belang van vennootschap, door de bestuurder de bevoegdheid te ontzeggen de vennootschap te vertegenwoordigen als hij door de aanwezigheid van een persoonlijk belang of door zijn betrokkenheid bij een ander met dat van de rechtspersoon niet parallel lopend belang, niet in staat moet worden geacht het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming te bewaken op een wijze die van een integer en onbevooroordeeld bestuurder mag worden verwacht.
NJ2007, 420). Indien een natuurlijke persoon handelt in de hoedanigheid van bestuurder/aandeelhouder van meerdere vennootschappen die een groep vormen, kan slechts onder bijzondere omstandigheden sprake zijn van tegenstrijdig belang, zo blijkt uit voornoemde jurisprudentie.
NJ1991, 645). Voor zover [eiser] aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd dat sprake is van strijd met de uit artikel 2:8 voortvloeiende redelijkheid en billijkheid, gaan deze stellingen dan ook niet op.
NJ2003, 455). Op grond van vaste jurisprudentie brengen de in artikel 2:8, eerste lid, BW bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid met zich dat de hoge drempel van artikel 2:9 BW van overeenkomstige toepassing is bij een door een aandeelhouder op de voet van artikel 6:162 BW aanhangig gemaakte aansprakelijkheidsprocedure tegen een bestuurder (zie, onder meer, HR 20 juni 2008,
NJ2009, 21).
1.808,00(4 punten × tarief € 452,-)