RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/700555-11
Uitspraakdatum: 30 maart 2012
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 oktober 2011, 12 december 2011 en 16 maart 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres en woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlaste gelegd dat:
Feit 1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 mei 2011 tot en met 16 juni 2011 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 1999) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte die [slachtoffer 1] gedwongen te dulden dat verdachte meermalen, althans éénmaal
- de kleding van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en/of
- één of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht en/of (vervolgens) op- en neergaande bewegingen met zijn vinger(s) heeft gemaakt en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) en/of be(e)n(en) haar benen uit elkaar heeft geduwd en/of (aldus) heeft voorkomen dat zij haar benen bij elkaar kon houden en/of
- zijn stijve penis tussen de benen van die [slachtoffer 1] gelegd/gestopt en/of in/tegen de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gehouden en/of;
- zijn stijve penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gehouden en/of die [slachtoffer 1] hem heeft doen pijpen en/of
- zijn tong in/tegen de vagina van die [slachtoffer 1] gestopt/gebracht en de vagina van die [slachtoffer 1] heeft gelikt en/of
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen en omstandigheden voortvloeiend overwicht van verdachte op die [slachtoffer 1] en/of
- de telefoon van die [slachtoffer 1] heeft afgepakt (zodat zij niet om hulp kon bellen) en/of
- op dwingende toon tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij haar verstand op nul moest zetten en nergens aan moest denken en/of
- op dwingende toon en/of met zware stem tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "pijp me even" en/of
- op dwingende toon tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ga nou eens zitten" en/of
- (vervolgens, toen die [slachtoffer 1] hem wegduwde en/of zei dat zij niet wilde) (met kracht) met zijn vuist een stomp op de bovenarm van die [slachtoffer 1] gegeven en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Feit 2
Primair
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 02 december 2010 tot en met 04 december 2010 te Volendam, gemeente Edam-Volendam en/of te Den Haag en/of te Rotterdam, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 1995) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer 2] uitgetrokken en/of
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd en/of
- met één of meer vinger(s) over de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] gewreven en/of
- de borsten van die [slachtoffer 2] aangeraakt en/of de borsten van die [slachtoffer 2] gewreven, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer 2] in zijn auto heeft doen stappen en/of (vervolgens) de portieren op slot heeft gedaan en/of
- (vervolgens) is weggereden en is blijven doorrijden en/of
- de telefoon van die [slachtoffer 2] heeft afgepakt (zodat zij niet om hulp kon bellen) en/of
- zijn hand achter het hoofd van die [slachtoffer 2] gelegd/gehouden en/of zijn andere hand op de schouder van die [slachtoffer 2] gelegd/gehouden en/of
- die [slachtoffer 2] met zijn handen bij haar heupenen en/of (boven)armen heeft gepakt en/of die [slachtoffer 2] op zich heeft neergezet en/of
- misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen en omstandigheden voortvloeiend overwicht van verdachte op die [slachtoffer 2] en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Subsidiair
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 02 december 2010 tot en met 04 december 2010 te Volendam, gemeente Edam-Volendam en/of te Den Haag en/of te Rotterdam, althans in Nederland,, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 1994), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het uittrekken van de broek en onderbroek van die [slachtoffer 2] en/of
- het duwen van zijn tong in de mond van die [slachtoffer 2] en/of
- het wrijven met één of meer vinger(s) over de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] en/of
- het aanraken van de borsten van die [slachtoffer 2] en/of het wrijven over de borsten van die [slachtoffer 2];
Meer subsidiair
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 02 december 2010 tot en met 04 december 2010 te Volendam, gemeente Edam-Volendam en/of te Den Haag en/of te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 1995) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet
- die [slachtoffer 2] in zijn auto heeft doen stappen en/of (vervolgens) de portieren op slot heeft gedaan en/of
- vervolgens) is weggereden en gedurende een aantal uren is blijven doorrijden en/of
- de telefoon van die [slachtoffer 2] heeft afgepakt (zodat zij niet om hulp kon bellen).
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachto[slachtoffer 1], heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4.1. Vrijspraak
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank is van oordeel dat het onder feit 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is. Weliswaar heeft verdachte bekend dat hij met [slachtoffer 2] een aantal uren is weggebleven, waarbij zij samen in een auto zaten en door Nederland reden, maar verdachte ontkent de overige bestanddelen van feit 2 primair, subsidiair en meer subsidiair. De rechtbank constateert dat de aangifte van [slachtoffer 2], die tegenover de verklaring van verdachte staat, op belangrijke onderdelen afwijkt van haar verklaring, afgelegd bij de rechter-commissaris. Voorts bevindt zich in het strafdossier ook overigens onvoldoende steunbewijs, zodat verdachte van feit 2 primair, subsidiair en meer subsidiair dient te worden vrijgesproken.
4.2. Bewijs(middel)verweer
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [slachtoffer 1] niet voor het bewijs gebruikt kan worden, nu volgens vaste Europese rechtspraak geldt dat als sprake is van bewijs dat geheel of in beslissende mate bestaat uit de belastende verklaring van een getuige, terwijl deze getuige niet ondervraagd kan worden, artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) zich verzet tegen het gebruik van deze verklaring.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank heeft op 7 oktober 2011 het verzoek van de raadsman om [slachtoffer 1] als getuige te laten horen door de rechter-commissaris, afgewezen. Wel heeft de rechtbank, gelet op de jeugdige leeftijd van [slachtoffer 1] en de aard van de aangifte, bepaald dat [slachtoffer 1], zoals reeds door de rechter-commissaris was beslist, als getuige gehoord diende te worden door één of meer bevoegde zedenrechercheurs. Door de rechter-commissaris is bij beschikking van 15 augustus 2011 beslist dat de verdediging de mogelijkheid wordt geboden om zijn vragen van te voren schriftelijk in te dienen, welke vervolgens door de bevoegde zedenrechercheurs aan [slachtoffer 1] zullen worden gesteld. De raadsman zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld het feitelijke verhoor van [slachtoffer 1] vanuit een separate ruimte gelijktijdig gade te slaan De rechtbank stelt vast dat de verdediging geen gebruik van voormelde mogelijkheid tot ondervraging van de getuige [slachtoffer 1] wenste te maken, waarop is besloten om [slachtoffer 1] niet nogmaals te verhoren. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op het vorenoverwogene, geen sprake van strijd met artikel 6 EVRM, reeds omdat de verdediging de mogelijkheid tot ondervraging van de getuige [slachtoffer 1] niet onthouden is. De rechtbank zal de verklaring van [slachtoffer 1] dan ook betrekken bij haar oordeel.
4.3. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit 1 op grond van het volgende.
Op vrijdagavond 13 mei 2011 neemt verdachte om 20:11 uur telefonisch contact op met [slachtoffer 1], het 12-jarige zusje van zijn vriendin [naam]. [slachtoffer 1] beantwoordt de telefoon niet, maar belt om 20:47 uur verdachte terug. Verdachte vraagt aan [slachtoffer 1] of ze om 21:30 uur naar zijn huis wil komen om te helpen met een grap, waarbij het de bedoeling is dat [slachtoffer 1] haar zus [voornaam] laat schrikken door ineens van achter de bank tevoorschijn te komen. [slachtoffer 1] en verdachte hebben vervolgens meerdere keren telefonisch contact met elkaar, waarbij de laatste keer om 21:31 uur is, als [slachtoffer 1] verdachte belt. Verdachte beantwoordt de telefoon dan niet. [slachtoffer 1] komt aan bij het huis van verdachte aan de [adres en woonplaats verdachte]. [voornaam] is weg om de hond uit te laten. Verdachte is op dat moment thuis. [slachtoffer 1] zet haar fiets bij het huis neer. Als [slachtoffer 1] binnen is, ziet zij dat verdachte zowel de achterdeur als de voordeur op slot doet, maar ze ziet niet waar hij de sleutel neerlegt. Als de moeder van [slachtoffer 1] haar belt, zegt [slachtoffer 1] tegen haar dat ze bij verdachte achter de bank zit om [voornaam] te verrassen. [voornaam] komt rond 21:45 uur terug met de hond en merkt dat de deur op slot zit, waardoor zij niet meer naar binnen kan. [voornaam] klopt op het raam. Verdachte zegt tegen [slachtoffer 1] dat zij naar boven moet gaan, omdat [voornaam] haar anders kan zien. Verdachte en [slachtoffer 1] gaan samen naar boven en hij zegt tegen [slachtoffer 1] dat zij onder de dekens moet gaan liggen. Dat doet [slachtoffer 1] en even later komt verdachte de slaapkamer binnen. [slachtoffer 1] vraagt een paar keer aan verdachte of hij [voornaam] binnen wil laten. Verdachte gaat echter bij [slachtoffer 1] op bed liggen en vertelt haar dat hij een geheim heeft. Hij heeft de avond ervoor bloed gehoest en zegt dat hij misschien kanker heeft. [slachtoffer 1] hoort ondertussen [voornaam] buiten nog op het raam kloppen. Verdachte zegt vervolgens tegen [slachtoffer 1] dat ze speciaal voor hem is en dat hij met [broer slachtoffer 2] had gesproken en wist dat ze seksuele voorlichting gehad hadden op school. Verdachte begint daar dan over en vraagt aan [slachtoffer 1] of ze over seks nadacht. [slachtoffer 1] zegt daarop dat dat wel klopt. Als hij haar daarna begint te zoenen, zegt [slachtoffer 1] een paar keer dat ze dit niet wil, maar verdachte zegt tegen haar dat ze haar verstand op nul moet zetten en nergens aan moet denken. Tijdens het zoenen duwt verdachte zijn tong in de mond van [slachtoffer 1]. Zij ziet dat [voornaam] pingberichten naar haar stuurt en verdachte pakt de Blackberry van [slachtoffer 1] af. Verdachte kan op zijn telefoon geen pingberichten ontvangen. [voornaam] belt ook naar [slachtoffer 1] en verdachte, maar [slachtoffer 1] kan de telefoon niet opnemen en verdachte neemt ook zijn eigen telefoon niet op. Tijdens het zoenen trekt verdachte verschillende kledingstukken bij [slachtoffer 1] uit en ontkleedt hij zichzelf. Als hij haar broek uittrekt, zegt [slachtoffer 1] dat ze het niet wil. Het valt [slachtoffer 1] op dat verdachte bij zijn geslachtsdeel geen schaamhaar heeft, maar wel een ‘piemelpad’. [slachtoffer 1] ligt in de schemerige kamer op haar rug op het bed en verdachte gaat op haar liggen. Hij trekt haar benen uit elkaar en probeert met zijn stijve penis bij haar naar binnen te komen, wat niet lukt omdat [slachtoffer 1] te klein is. Verdachte gaat een klein stukje met zijn penis bij [slachtoffer 1] naar binnen, maar zij heeft niet gebloed. De poging tot penetratie is voor [slachtoffer 1] heel erg pijnlijk. Verdachte gaat daarna staan, neemt een slokje water uit een Spaflesje dat naast het bed op de grond staat en gaat met zijn mond bij het geslachtsdeel van [slachtoffer 1]. Vervolgens vraagt hij herhaaldelijk met een zware, heel dwingende stem aan [slachtoffer 1] of zij hem wil pijpen. Voor [slachtoffer 1] is door de manier waarop verdachte dit herhaaldelijk zegt duidelijk dat zij dit moet doen en verdachte is vervolgens gedurende een minuut met zijn penis in de mond van [slachtoffer 1]. Daarna probeert hij opnieuw met zijn penis de vagina van [slachtoffer 1] binnen te dringen, wat weer niet lukt. Verdachte zegt tegen [slachtoffer 1] dat ze hem moet beloven er met niemand over te praten, omdat hij, als [slachtoffer 1] het vertelt, haar, de hond en [voornaam] niet meer zal zien. [slachtoffer 1] belooft dit aan verdachte. Hij zegt tegen haar dat ze haar kleding aan moet trekken en als ze naar beneden gaan, zegt verdachte tegen [slachtoffer 1] dat ze achter de bank moet gaan zitten. Verdachte laat zijn broer [naam broer verdachte] en [voornaam] binnen. [voornaam] huilt, rent naar boven en komt daarna weer naar beneden. [slachtoffer 1] komt van achter de bank tevoorschijn. [voornaam] is bang, omdat ze niet binnen is gelaten en vraagt aan [slachtoffer 1] wat er aan de hand is en of er iets gebeurd is. [slachtoffer 1] zegt dat er niets aan de hand is en dat het een grapje was. [voornaam] is verdrietig en boos. Zij heeft één à anderhalf uur buiten gestaan. [slachtoffer 1] komt die avond rond 23:30 uur thuis.
Enige tijd na 13 mei 2011 gaat [slachtoffer 1] met verdachte rond 18:00 uur mee om te vissen achter het zwembad Waterdam in Volendam. Verdachte neemt [slachtoffer 1] mee in zijn auto. [voornaam] gaat niet mee want zij is aan het werk. Ook de moeder van [slachtoffer 1] is op dat moment aan het werk. Verdachte en [slachtoffer 1] gaan naar een sloot bij de volkstuintjes. Het is een windstille dag, maar verdachte zegt tegen [slachtoffer 1] dat hij twee pallets die daar liggen rechtop zet tegen de wind. Verdachte zegt tegen [slachtoffer 1]: ,,Ga nou eens zitten, mens'' en ze gaan achter de pallets zitten. Verdachte begint dan [slachtoffer 1] te tongzoenen en zij duwt hem weg en zegt dat ze niet wil. Verdachte geeft [slachtoffer 1] daarop met zijn vuist keihard een stomp tegen haar linkerbovenarm, wat pijnlijk is voor [slachtoffer 1]. Daarna gaat hij met zijn hand in haar broek. [slachtoffer 1] voelt hoe verdachte haar begint te vingeren, waartoe hij eerst één en daarna twee vingers in haar vagina brengt. Daarna zoent en vingert hij [slachtoffer 1] nog tweemaal. [slachtoffer 1] ziet een man die haar vader kent, maar zij durft niet naar hem toe te gaan omdat zij bang is dat verdachte [voornaam] of haar wat aan zal doen. [slachtoffer 1] heeft gehoord dat verdachte vroeger iemand naakt vastgebonden heeft op een bed en een foto daarvan op internet heeft gezet. Verdachte brengt [slachtoffer 1] vervolgens weer met de auto naar huis, waar ze rond 23:00 uur aankomen.
4.4. Bewijsoverweging
Verdachte heeft stellig ontkend dat hij de ten laste gelegde handelingen bij [slachtoffer 1] heeft gepleegd. Wel heeft verdachte bekend dat hij samen met [slachtoffer 1] tijd heeft doorgebracht en dat hierbij geen andere mensen aanwezig waren. De rechtbank ziet zich, gelet op hetgeen is voorgeschreven in artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering, dan ook voor de vraag gesteld of de door [slachtoffer 1] gebezigde verklaring tijdens het verhoor voldoende steun vindt in het overige bewijsmateriaal om tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is. De inhoud van [slachtoffer 1] verklaring tijdens het verhoor is in de kern gelijkluidend aan hetgeen zij tijdens het informatieve gesprek heeft gezegd en is eveneens op hoofdlijnen gelijk aan de aangifte door de moeder van [slachtoffer 1]. De aangifte wordt voorts gekenmerkt door details, waarvan sommige als opvallende details kunnen worden gekwalificeerd, zoals de constatering van [slachtoffer 1] dat verdachte geen schaamhaar heeft bij zijn geslachtsdeel, maar een piemelpad. Dit detail in de aangifte wordt bevestigd door de broer van [slachtoffer 1], [naam broer slachtoffer 1]. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 1] geloofwaardig.
De - zeer gedetailleerde - verklaring van [slachtoffer 1] 'past' bovendien geheel op zowel andere verklaringen als bevindingen die zich in het dossier bevinden. Zo heeft [voornaam] tegenover de rechter-commissaris verklaard dat zij na de wandeling met de hond terug kwam bij het huis van verdachte en de fiets van haar zusje zag staan. Zij merkte dat de deur dicht was en is vervolgens gaan bellen naar [slachtoffer 1] en verdachte. Dit komt overeen met het proces-verbaal van bevindingen dat is opgesteld naar aanleiding van de printlijsten van de mobiele telefoons van [voornaam], verdachte en [slachtoffer 1]. Hieruit blijkt dat er op 13 mei 2011 tussen 21:45 uur en 23:07 uur in totaal 29 keer telefonisch contact is tussen de telefoon van [voornaam] enerzijds en de telefoons van verdachte en [slachtoffer 1] anderzijds, maar dat noch verdachte noch [slachtoffer 1] op één van deze 29 oproepen hebben gereageerd. Dit klopt met de verklaring van [slachtoffer 1] dat zij doorlopend pingberichten - die, zoals de rechtbank ambtshalve bekend is, niet terug te vinden zijn op de printlijst van een mobiele telefoon - en telefonische oproepen van [voornaam] hoorde, zowel naar haar eigen Blackberry als naar de mobiele telefoon van verdachte. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat [voornaam] om 21:45 uur bij de woning van verdachte was en dat verdachte eerst na 23:00 uur de deur heeft opengemaakt. Deze tijdsduur komt overeen met de verklaring die [voornaam] tegenover verbalisant [naam verbalisant] aflegde, inhoudende dat zij één a anderhalf uur buiten de woning van verdachte heeft staan wachten omdat de woning afgesloten was en zij niet naar binnen kon, terwijl zij de fiets van [slachtoffer 1] bij de woning had zien staan en hierdoor dus wist dat haar zusje binnen was.
Verdachte heeft tijdens het verhoor door de rechter-commissaris, verklaard dat hij, [voornaam] en de hond in de tuin stonden op het moment dat [slachtoffer 1] eraan kwam. Deze verklaring staat niet alleen haaks op de verklaring van [slachtoffer 1] op dit punt, maar komt voorts niet overeen met de getuigenverklaring van [voornaam], die tegenover de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij de hond is gaan uitlaten en pas toen zij terugkwam van deze wandeling de fiets van haar zusje zag staan, waardoor zij wist dat [slachtoffer 1] was gekomen.
De leugenachtige verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris dat hij samen met [voornaam] was toen [slachtoffer 1] eraan kwam, is kennelijk bedoeld om de waarheid te bemantelen, namelijk dat er buiten de verdachte om, niemand aanwezig was op het moment dat [slachtoffer 1] bij zijn huis kwam en verdachte dit ook doelbewust zo heeft gepland, omdat hij op deze manier de gelegenheid had om zich - om hem moverende redenen - aan [slachtoffer 1] te vergrijpen.
In het licht van al deze omstandigheden komt de rechtbank tot bewezenverklaring van de onder feit 1 ten laste gelegde handelingen, die de rechtbank als het meermalen verkrachten van [slachtoffer 1] aanmerkt.
4.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan, in dier voege dat
hij op meer tijdstippen in de periode van 13 mei 2011 tot en met 16 juni 2011 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, door geweld en andere feitelijkheden en bedreiging met andere feitelijkheden [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 1999) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte die [slachtoffer 1] gedwongen te dulden dat verdachte meermalen, althans éénmaal,
- de kleding van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en
- vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht en
- met zijn, verdachtes, hand(en) en/of be(e)n(en) haar benen uit elkaar heeft geduwd en aldus heeft voorkomen dat zij haar benen bij elkaar kon houden en
- zijn stijve penis tussen de benen van die [slachtoffer 1] gelegd/gestopt en in/tegen de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gehouden en;
- zijn stijve penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gehouden en die [slachtoffer 1] hem heeft doen pijpen en
- zijn tong in/tegen de vagina van die [slachtoffer 1] gestopt/gebracht en de vagina van die [slachtoffer 1] heeft gelikt en
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd,
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden en die bedreiging met die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen en omstandigheden voortvloeiend overwicht van verdachte op die [slachtoffer 1] en
- de telefoon van die [slachtoffer 1] heeft afgepakt zodat zij niet om hulp kon bellen en
- op dwingende toon tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij haar verstand op nul moest zetten en nergens aan moest denken en
- op dwingende toon en met zware stem tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "pijp me even" en
- op dwingende toon tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ga nou eens zitten" en
- vervolgens, toen die [slachtoffer 1] hem wegduwde en zei dat zij niet wilde met kracht met zijn vuist een stomp op de bovenarm van die [slachtoffer 1] gegeven en aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder feit 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Verkrachting, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft meermalen het 12-jarige zusje van zijn vriendin verkracht. Het misbruik vond plaats op 13 mei 2011 in het huis van verdachte en voorts in juni 2011 op het moment dat verdachte met [slachtoffer 1] zou gaan vissen. Verdachte zat zowel met zijn geslachtsdeel, zijn vingers als met zijn mond in en aan het geslachtsdeel van [slachtoffer 1]. Verdachte heeft ook zijn tong en geslachtsdeel in de mond van [slachtoffer 1] gebracht en aan haar gevraagd om hem te pijpen, waartoe [slachtoffer 1] zich gedwongen voelde. Ook heeft verdachte zijn geslachtsdeel in en tegen de vagina van [slachtoffer 1] geduwd en geprobeerd binnen te dringen, hetgeen niet lukte.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij middels de hierboven bewezen verklaarde handelingen op twee tijdstippen in ernstige mate inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van een jong meisje en dat verdachte, vanuit zijn overwicht op haar, haar vervolgens tot geheimhouding dwong door te zeggen dat hij, verdachte, [voornaam], [slachtoffer 1] en de hond niet meer zou zien indien [slachtoffer 1] het zou vertellen. [slachtoffer 1] heeft tot 11 juni 2011 het misbruik verzwegen en haar ouders waren tot die tijd onwetend van hetgeen de vriend van hun oudste dochter met hun jongste dochter heeft gedaan. Dat de moeder van [slachtoffer 1] haar oudste dochter belde op 13 mei 2011 met de opmerking dat zij het inmiddels wel heel laat vond om [slachtoffer 1] nog alleen over straat te laten gaan, terwijl later blijkt dat hun jongste dochter eerder die avond, nota bene door toedoen van verdachte, slachtoffer van seksueel misbruik is geworden, moet voor de ouders een zeer wrange constatering zijn.
Uit het Pro Justitia rapport d.d. 15 november 2011 dat is opgemaakt naar aanleiding van het psychologisch onderzoek dat is verricht door drs. [naam psycholoog], gezondheidszorg-psycholoog, blijkt onder meer het volgende.
De psycholoog heeft gericht onderzoek verricht naar de vraag of er sprake zou kunnen zijn van een stoornis in het autistisch spectrum, maar heeft onvoldoende aanwijzingen gevonden om een dergelijke stoornis te kunnen vaststellen. In het contact lijkt verdachte intentioneel gedrag te vertonen om de interactie te beïnvloeden of in enige mate te manipuleren, waarbij sprake is van enig inzicht in het mogelijke gedrag of reactie van de ander. Verdachte imponeert in het contact als een vrij identiteitszwakke man, bij wie de ontwikkeling van de persoonlijkheid problematisch verloopt. Er is sprake van ADHD, wat een verstorende invloed heeft (gehad) op het gevoel en gedrag van verdachte en misbruik van alcohol en cocaïne had een verder verstorende invloed op zijn ontwikkeling. In het contact toont verdachte zich een man die snel externaliseert en daarbij de eigen verantwoordelijkheid voor de problemen lijkt te willen ontlopen. Er zijn aanwijzingen voor gebrekkig ontwikkelde gewetensfuncties. Ook zijn er aanwijzingen dat er sprake is van reactivatie van traumagerelateerde klachten en wel in zodanige mate dat van posttraumatische stressstoornis kan worden gesproken. Wat persoonlijkheid betreft, komen obsessief-compulsieve en afhankelijke kenmerken duidelijk naar voren en lijken deze op het eerste gezicht ook het meest typerend voor de persoonlijkheid van verdachte. Volgens de psycholoog is er echter ook sprake van persoonlijkheidskenmerken vanuit het B-cluster, met name narcistische, die vooral in de interactie met verdachte duidelijk worden. Met het oog op de geconstateerde onrijpheid, de zelfdefensieve en ook wel sociaal wenselijke houding van verdachte daarbij in ogenschouw genomen, acht de psycholoog momenteel de beschikbare informatie onvoldoende om een persoonlijkheidsstoornis vast te stellen. In diagnostische zin dient deze overigens wel uitgesloten te worden. Verdachte heeft slechts in beperkte mate inzicht geboden in persoon, gevoel en gedrag. Hij spreekt voornamelijk over die zaken waar hij zelf last van heeft en vertelt daar uitgebreider over. Enerzijds lijkt dit ten doel te hebben de aandacht van het tenlastegelegde af te leiden, anderzijds past dit volgens de psycholoog wel in de nog onrijpe ontwikkeling van verdachte om in die zin de aandacht op zichzelf te richten.
De psycholoog vindt het opvallend dat beide tenlastegelegde feiten betrekking hebben op meisjes die aanzienlijk jonger zijn dan verdachte zelf en met wie al snel een relatie zal ontstaan gekenmerkt door ongelijkheid, die overigens door verdachte niet als zodanig wordt ervaren. Verdachte onderkent dat niet en ziet dit als toevalligheid. Vanuit zijn nog onrijpe persoonlijkheidsontwikkeling, zijn beperkte sociale vaardigheden en zijn sociale kwetsbaarheid is het voorstelbaar dat verdachte zich in dit soort relaties zekerder van zichzelf voelt dan in relaties met leeftijdsgenoten, zonder zich bewust te zijn van het impliciete overwicht dat hij direct al zal kunnen hebben in een dergelijke relatie. Daarbij is tijdens het onderzoek opgevallen dat verdachte direct en confronterend kan reageren, waarbij dit ten dienste lijkt te staan van het controle houden over de situatie. De psycholoog acht het niet onaannemelijk dat verdachte door het aannemen van een dergelijke houding intimiderend over kan komen binnen ongelijkwaardige relaties en het is volgens de psycholoog niet onwaarschijnlijk dat verdachte in dergelijke relaties ook zal willen imponeren.
De lijdensdruk die verdachte toont, lijkt met name bepaald te worden door de consequenties welke het tenlastegelegde voor hemzelf zal hebben. In het bespreken van het tenlastegelegde lopen de spanningen als snel op bij verdachte, waardoor de aandacht gemakkelijk afgeleid wordt van het tenlastegelegde. De psycholoog kan zich niet geheel aan de indruk onttrekken dat meer instrumentele mechanismes daarin een rol spelen.
Aangezien verdachte het tenlastegelegde ontkent, kan de psycholoog geen verband aangeven tussen diagnose en delict of uitspraken doen over een eventuele ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ten tijde van het tenlastegelegde.
Uit de door de Reclassering opgemaakte (beknopte) adviezen blijkt dat de Reclassering zich onthoudt van advies over een sanctie. De schorsingstoezichthouder heeft contact gehad met forensisch psychiater [naam psychiater]. Zij heeft aangegeven dat verdachte detentieongeschikt was op het moment dat zij hem bezocht in De Koepel, maar dat zij geen uitspraak kan doen over detentieongeschiktheid op dit moment.
De rechtbank is van oordeel dat het zorgelijk is dat verdachte, ook ter terechtzitting, geen inzicht heeft getoond in de drijfveren die uiteindelijk een rol hebben gespeeld in het tot stand komen van het ten laste gelegde. Verdachte heeft door zijn ontkennende houding ervan blijk gegeven het laakbare van zijn handelen niet in te (willen) zien.
Uit de bijlagen bij het voegingsformulier benadeelde partij blijkt hoe groot de impact van de handelingen van verdachte op het leven van [slachtoffer 1] (en haar familie) was en nog steeds is en hoezeer [slachtoffer 1] hieronder lijdt. Hoewel het thans beter lijkt te gaan met [slachtoffer 1], kunnen jeugdige slachtoffers van verkrachting, naar de ervaring leert, hier tot op latere leeftijd ernstig nadelige gevolgen van ondervinden. De rechtbank rekent het verdachte derhalve zwaar aan dat hij dit zijn slachtoffer heeft aangedaan. Daarbij komt dat verdachte door de bewezen verklaarde handelingen niet alleen het slachtoffer rechtstreeks, maar ook indirect schade heeft berokkend, door de impact die van de verkrachting van [slachtoffer 1] is uitgegaan op het gezin waar [slachtoffer 1] onderdeel van uitmaakt. Niet alleen de band tussen [slachtoffer 1] en haar zus [voornaam] is door het handelen van verdachte extra onder druk komen te staan, ook de verstandhouding tussen [voornaam] en de rest van de familie is beschadigd. Dit maakt het misbruik door verdachte des te kwalijker.
Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld ter zake van een delict waarbij hij op grove wijze inbreuk maakte op de lichamelijke integriteit van een jeugdig slachtoffer.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte detentieongeschikt is. De rechtbank is van oordeel dat deze stelling niet is onderbouwd. Forensisch psychiater [naam psychiater] heeft weliswaar aan de schorsingstoezichthouder meegedeeld dat verdachte detentieongeschikt was op het moment dat zij hem bezocht in De Koepel in augustus 2011, maar in het Reclasseringsadvies van 7 december 2011 staat dat [naam psychiater] geen uitspraak kan doen over de detentieongeschiktheid van verdachte op dit moment en dat dit opnieuw door een psychiater moet worden beoordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het psychologisch onderzoek dat nadien naar verdachte is verricht niet dat hij detentieongeschikt is. Nu de rechtbank niet is gebleken dat verdachte op dit moment detentieongeschikt moet worden geacht, heeft de rechtbank geen grond waarop van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden afgezien.
Op grond van de aard en de ernst van het bewezen verklaarde is de rechtbank van oordeel dat – met name uit een oogpunt van normhandhaving en preventie – alleen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur als passende straf in aanmerking komt. De rechtbank zal bepalen dat na te noemen gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 5 jaren, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van anderen, zulks ter voorkoming van soortgelijke misdrijven.
Daarnaast acht de rechtbank een direct en indirect contactverbod met [slachtoffer 1] noodzakelijk, waaronder de rechtbank naast persoonlijk contact ook het schriftelijk en telefonisch contact alsmede het contact via overige sociale media (zoals MSN/Hyves/Facebook) verstaat. Een dergelijk verbod zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.500,-- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder feit 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder feit 1 bewezen verklaarde feit. Vergoeding van dit bedrag tot een bedrag van € 2.500,-- komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 bewezen verklaarde handelen - kort gezegd: het meermalen verkrachten van een meisje van 12 jaar - aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 242 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder feit 1 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (zegge: dertig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zegge: zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 5 jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal onthouden van enig contact, direct of indirect, met [slachtoffer 1].
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 2.500,--, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer [nummer bankrekening], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Daalmeijer, voorzitter,
mrs. J.J.M. Uitermark en E.J. Bellaart, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 maart 2012.