RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummers: 15/700143-12 en 15/700235-11 (tul)
Uitspraakdatum: 30 mei 2012
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 mei 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 maart 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de [adres] weg te nemen geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, naar dat pand is gegaan en/of de middels een electronisch systeem afgesloten deuren van dat pand heeft geopend door sluiting te maken in een (bedienings)kastje van die deur, althans door dat systeem (anderszins) te forceren, en/of dat pand heeft betreden en/of in dat pand zoekend heeft rond gekeken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat aan verdachte ter zake van dat feit zal worden opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de aan verdachte bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank op 12 juli 2011 opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze vordering geheel dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit - met uitzondering van kort gezegd de tenlastegelegde braak - op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem in zoverre geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 2 maart 2012, proces-verbaalnr. PL1236 2012022428-1;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 maart 2012, proces-verbaalnr. PL1238 2012022428-4;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 2 maart 2012, proces-verbaalnr. PL1236 2012022428-5;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 2 maart 2012, proces-verbaalnr. PL1236 2012022428-11.
4.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 2 maart 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan de [adres] weg te nemen goederen van zijn, verdachtes, gading, toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, dat pand heeft betreden en in dat pand zoekend heeft rondgekeken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Eventuele in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank merkt dienaangaande nog op dat, zoals ook door de verdediging is bepleit, niet is komen vast te staan dat verdachte zich de diefstal al had voorgenomen op het moment dat eerder die nacht de schuifdeuren in verdachtes bijzijn door toedoen van een derde opengingen door middel van – kort gezegd – braak, verbreking en/of kortsluiting. Van dat onderdeel van de tenlastelegging dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken. Hetzelfde geldt voor het tenlastegelegde bestanddeel inklimming nu verdachte op enig moment het desbetreffende pand heeft betreden door het open gaan van deze schuifdeuren zonder dat sprake was van een voor inklimming vereiste (fysieke) hindernis.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot diefstal.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege Reclassering Nederland uitgebrachte rapport van GGZ Palier Haarlem d.d. 14 mei 2012 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich ’s nachts in beschonken toestand en onder invloed van cocaïne schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal uit een bedrijfspand. Hoewel het tot een poging beperkt is gebleven, leidde zijn handelen wel tot hinder en onrust. Beveiligers hebben immers de achtervolging ingezet en de politie ingeschakeld en een medewerkster van het bedrijf moest die nacht naar het pand komen om te kijken wat er aan de hand was.
Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte, blijkens zijn justitiële documentatie, eerder meermalen wegens soortgelijke feiten onder andere tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld. Verdachte is aangemerkt als zeer actieve veelpleger en liep vanwege een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel bovendien in een proeftijd. Deze veroordelingen en proeftijd hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een vrijheidsbenemende straf moet worden opgelegd, gelijk aan de duur van zijn voorarrest.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.428,79 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de schade - gelet op voornoemde partiële vrijspraak omtrent de tenlastegelegde braak, verbreking en/of kortsluiting - niet rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit en dat de benadeelde partij reeds daarom niet in de vordering zal kunnen worden ontvangen.
9. Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van 12 juli 2011 in de zaak met parketnummer 15/700235-11 heeft de meervoudige strafkamer van deze rechtbank aan verdachte ter zake van diefstal respectievelijk diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren voorwaardelijk. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Voorts gold daarbij als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door de reclassering, ook wanneer dit (onder meer) inhoudt dat verdachte medewerking moet verlenen aan een intakegesprek en daaruit voortvloeiende behandeling van zijn verslavingsproblematiek bij de Forensische Polikliniek.
De officier van justitie vordert thans, gelet op haar eis in de onderhavige strafzaak , evenals de verdediging heeft bepleit, dat die voorwaardelijke maatregel niet alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting vastgesteld dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel dient te worden toegewezen, reeds omdat uit het voorgaande blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Verdachte was een gewaarschuwd man, maar heeft die waarschuwing niet ter harte genomen.Terzijde heeft de rechtbank er kennis van genomen, dat uit het over verdachte opgemaakte rapport van GGZ Palier Haarlem d.d. 14 mei 2012 naar voren komt dat verdachte ook niet de bijzondere voorwaarde van behandeling bij de Forensische Polikliniek goed heeft nageleefd. GGZ Palier schrijft in genoemd rapport immers dat er in de afgelopen jaren meerdere pogingen zijn ondernomen om verdachte in een juridisch kader een verslavingsbehandeling te laten volgen. In maart 2012 is de meest recente begeleiding door de Forensische Polikliniek gestopt, omdat verdachte geen hulpvraag had aangaande zijn middelengebruik en niet meer op afspraken wilde komen. Binnen een paar weken is verdachte teruggevallen in alcohol- en cocaïnegebruik en gerecidiveerd. Juist onder invloed van deze middelen, zo volgt uit het rapport, gaat verdachte telkens in de fout. Ambulante behandeling met daaraan gekoppeld een voorwaardelijke veroordeling blijkt volgens GGZ Palier onvoldoende externe druk te geven om verandering in het gedrag van verdachte in gang te zetten.
Waar de rechtbank op 12 juli 2011 het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel nog een stap te ver oordeelde, acht de rechtbank thans de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel zonder meer geboden.
De rechtbank zal, gelet op artikel 38r van het Wetboek van Strafrecht, thans de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren gelasten.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 38r, 45 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
11. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 4.2 bewezen verklaarde het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 (zegge: negentig) dagen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/700235-11 en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank d.d. 12 juli 2011.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.A.A. Postma, voorzitter,
mrs. T. Avedissian en S.M. Christiaan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 mei 2012.