Parketnummer: 15/700694-10
Uitspraakdatum: 5 juli 2012
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 juni 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 09 oktober 2010 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem bestuurde auto met hoge, in elk geval met aanmerkelijke, snelheid naar en/of in de richting van die [slachtoffer] is gereden, waardoor deze [slachtoffer] achteruit moest springen (teneinde niet aangereden te worden), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 09 oktober 2010 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem bestuurde auto met hoge, in elk geval met aanmerkelijke, snelheid naar en/of in de richting van die [slachtoffer] is gereden, waardoor deze [slachtoffer] achteruit moest springen (teneinde niet aangereden te worden), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 09 oktober 2010 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem bestuurde auto met hoge, in elk geval met aanmerkelijke, snelheid naar en/of in de richting van die [slachtoffer] gereden, waardoor deze [slachtoffer] achteruit moest springen (teneinde niet aangereden te worden);
hij op of omstreeks 09 oktober 2010 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- een (Bacardi)fles vastgepakt en/of opgeheven en/of met die fles dreigende bewegingen gemaakt in de richting van die [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] en/of daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "Ik sla je kop in" en/of "Ik sla je hersens in", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of geduwd tegen de schouder van die [slachtoffer] en/of
- dreigend die [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Ik maak jullie allemaal af, ik schiet jullie door jullie kop" en/of "Ik sla je voor je kankerbek" en/of "Ik kan nu wel effe wat uit de auto pakken en dan knal ik jullie kop in" en/of "Jij krijgt een kogel in je kop en jij krijgt een kogel in je kop en jij en jij" en/of "Ik heb genoeg kogels voor iedereen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] met kracht bij de keel en/of nek heeft vastgepakt en/of de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood, ik maak je nu dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of een vuistslag heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 2].
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak het onder 1 primair ten last gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 78 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van honderd uur alsmede tot een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd waarin verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen reeds ontzegd is geweest.
Ten aanzien van feit 1
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair ten laste is gelegd nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is af te leiden dat verdachte opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, om een ander van het leven te beroven, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Voorts is de rechtbank evenals de raadsvrouw van oordeel dat evenmin wettig en overtuigend bewezen is hetgeen verdachte onder feit 1 subsidiair ten laste is gelegd. Uit het dossier en verhandelde ter terechtzitting is niet of onvoldoende komen vast te staan vanaf welke afstand en met welke snelheid verdachte heeft gereden op het moment dat hij naar of in de richting van aangever [slachtoffer] reed zodat niet bewezen is dat verdachte opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever. De rechtbank heeft bij dit oordeel betrokken dat uit de verklaring zoals die door de verdachte ter terechtzitting is afgelegd en uit de reeks gebeurtenissen die de rechtbank op grond van de (overige) inhoud van het dossier als vaststaand aanmerkt veeleer het beeld naar voren komt van een door verdachte veroorzaakte bedreigende situatie, aldus een bedreiging, in plaats van een poging om een ander (daadwerkelijk) iets aan te doen. Zo is ook niet vast komen te staan dat verdachte met zijn auto bewust op [slachtoffer] is ingereden, nu uit diverse getuigenverklaringen naar voren komt dat [slachtoffer] op het moment dat verdachte langs de groep van die [slachtoffer] reed net wilde oversteken. De rechtbank spreekt verdachte dan ook van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde vrij.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank spreekt verdachte met betrekking tot feit 2 vrij van het hem ten laste gelegde medeplegen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader(s), in die zin dat op enigerlei wijze afspraken tussen verdachte en zijn mededader(s) bestonden ten aanzien van de bedreigingen die zijn geuit nadat allen de auto waren uitgestapt. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van alle handelingen die niet aan hem, maar wel aan zijn mededader(s), zijn toe te schrijven.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair en feit 2:
Op 9 oktober 2010 vindt 's avonds op de parkeerplaats nabij de McDonald's aan de Vlietweg in Santpoort-Noord een bijeenkomst plaats van een groep autoliefhebbers genaamd 'Burning Wheelz'. Bij deze bijeenkomst zijn onder meer aangevers [slachtoffer] en [slachtoffer 2] alsmede de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] aanwezig. Tegen kwart voor elf staat ook de witte Volkswagen Golf van verdachte in een parkeervak op voornoemd parkeerterrein.2 Achter het stuur zit verdachte en in zijn voertuig bevinden zich medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de getuigen [getuige 3] en [getuige 4].3 Wanneer verdachte wegrijdt uit het parkeervak neemt hij de rijbaan die hij ter terechtzitting aan de hand van een luchtfoto van de parkeerplaats heeft omschreven als de eerste rijbaan. Op deze rijbaan, vlak na een bocht, bevindt zich op dat moment de groep personen waartoe de aangevers behoren. Teneinde met zijn auto langs deze groep te komen, heeft verdachte, terwijl zijn auto stilstond en in een neutrale versnelling, veel gas gegeven om zodoende een hoog aantal toeren te maken, met als doel ervoor te zorgen dat de groep schrok en aan de kant ging.4 Anders dan verdachte verklaart acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte vervolgens ook met piepende banden is opgetrokken en zo een zogenaamde burn out heeft gemaakt. Dit komt onder meer tot uiting in de verklaring van [slachtoffer] zoals die bij de rechter-commissaris is afgelegd5 en wordt bevestigd door de verklaringen van de getuige [getuige 2]6 en de getuige [slachtoffer 2] die verklaart dat de auto van verdachte 'vooruit stoof'7. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank ook de verklaring van de getuige [getuige 3] over wie gesteld zou kunnen worden dat zij "tot de groep van verdachte behoort". Volgens haar verklaring hoorde [getuige 3] immers dat de banden van de auto van verdachte geluid maakten en schrok zij bovendien van het gas geven door verdachte.8 Hoewel niet vastgesteld kan worden met welke snelheid verdachte reed, volgt uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen wel dat verdachte met in ieder geval aanmerkelijke snelheid reed over een vrij korte afstand naar of in de richting van de plaats waar - naar verdachte wist - (de groep van) [slachtoffer] stond. Op het moment waarop verdachte dit rijgedrag vertoonde bevond aangever [slachtoffer] zich op de rijbaan. Als gevolg van het rijgedrag van verdachte heeft [slachtoffer] opzij moeten springen teneinde niet door de auto van verdachte geraakt te worden.9
Na dit voorval is verdachte enkele meters doorgereden waarna hij zijn auto tot stilstand heeft gebracht. Hierop zijn verdachte en zijn passagiers uitgestapt waarbij verdachte een fles Bacardi in de hand had.10 Uit de aangifte [slachtoffer] komt naar voren dat verdachte, nadat er vanuit de groep van verdachte enkele bedreigingen waren geuit, in zijn richting is gelopen met de fles ondersteboven als een soort knuppel in zijn hand en dat hij [slachtoffer] een duw tegen de schouder heeft gegeven. Verdachte heeft [slachtoffer] hierbij de woorden 'ik sla je hersens in' en 'ik sla je kop in' toegevoegd en daarbij dreigende bewegingen met de fles gemaakt waardoor [slachtoffer] zich bedreigd voelde.11 Door verdachte is ter terechtzitting deze gang van zaken ontkend. Verdachte heeft verklaard dat hij weliswaar uit de auto is gestapt met de fles in de hand maar dat hij deze meteen heeft teruggelegd in de auto. De rechtbank gaat aan deze verklaring van verdachte voorbij nu de aangifte van [slachtoffer] wordt bevestigd door de aangifte van [slachtoffer 2]. Ook hij verklaart dat hij zag dat verdachte de fles ondersteboven vasthield.12 Nu deze aangiftes bovendien bevestiging vinden in de verklaringen van de getuigen [getuige 2]13 en [getuige 1]14 acht de rechtbank de verklaring van verdachte op dit punt ongeloofwaardig.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich aan ook aan het tweede ten laste gelegde feit heeft schuldig gemaakt.
4.3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat
Meer Subsidiair
hij op 9 oktober 2010 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem bestuurde auto met aanmerkelijke snelheid naar of in de richting van die [slachtoffer] gereden, waardoor deze [slachtoffer] achteruit moest springen teneinde niet aangereden te worden;
Feit 2
hij op 9 oktober 2010 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een Bacardifles vastgepakt en opgeheven en met die fles dreigende bewegingen gemaakt in de richting van die [slachtoffer] en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "Ik sla je kop in" en "Ik sla je hersens in" en geduwd tegen de schouder van die [slachtoffer].
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 meer subsidiair: bedreiging met zware mishandeling.
Feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de straf
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en de bespreking aldaar van het namens GGZ Palier opgemaakte rapport van 23 december 2010. De rechtbank heeft ook acht geslagen op het rapport van GGZ Palier van 12 juni 2012 waarin de voortgang met betrekking tot het toezicht in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis staat beschreven. Voorts heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 24 mei 2012 waaruit blijkt dat verdachte in dat register vaker is geregistreerd, waaronder voor een soortgelijk feit.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op een en dezelfde avond schuldig gemaakt aan twee zeer ernstige vormen van bedreiging. Allereerst heeft verdachte, door gas te geven terwijl zijn auto in neutrale versnelling stond en zodoende een hoog aantal toeren te genereren en vervolgens met piepende banden een zogenaamde burn out te maken, getracht zichzelf een doorgang te verschaffen langs een groep die hij kennelijk in de weg vond staan. Daarnaast heeft verdachte, naar eigen zeggen in de veronderstelling dat een van de leden van voornoemde groep tegen zijn auto had getrapt - hetgeen overigens niet is komen vast te staan - al zwaaiend met een fles een van de jongens uit de groep bedreigingen toegevoegd. Het onbezonnen rijgedrag van verdachte, (mede) ingegeven door te veel alcohol en mogelijk ook door drugsgebruik, heeft er toe geleid dat een van de jongens uit de groep opzij heeft moeten springen teneinde te voorkomen dat hij geraakt zou worden door de auto van verdachte. Door aldus te handelen en bovendien daarna dezelfde jongen nog eens in woord en gebaar te bedreigen heeft verdachte gevoelens van angst bij het slachtoffer en diens clubgenoten teweeggebracht, zoals uit de diverse verklaringen duidelijk naar voren komt. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn gedrag voor de slachtoffers.
Uit voornoemde rapporten van de reclassering komt naar voren dat bij verdachte sprake is van problematisch cannabisgebruik en lijken de denkpatronen en het gedrag van verdachte delictgerelateerd te zijn. De kans op recidive wordt als laaggemiddeld ingeschat. In het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis is verdachte in 2011 begeleid door de reclassering. Uit het hieromtrent opgemaakte rapport blijkt dat verdachte meermalen niet is verschenen op afspraken en overigens ongemotiveerd is om de begeleiding op te pakken. Verdachte zou zijn problemen op het gebied van cannabis- en ook alcoholgebruik ontkennen - hetgeen de rechtbank overigens ook zelf ter terechtzitting heeft geconstateerd - en niet openstaan voor een geïndiceerde behandeling op dit gebied noch op het gebied van agressieregulatie. Om deze redenen is door de reclassering geadviseerd aan verdachte geen verplicht reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde bij een eventuele voorwaardelijke straf op te leggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Nu de rechtbank anders dan de officier van justitie een poging zware mishandeling respectievelijk medeplegen van bedreiging niet bewezen acht, ziet de rechtbank onvoldoende ruimte naast de vrijheidsbenemende straf ook nog een werkstraf op te leggen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat gelet op de omstandigheid dat verdachte het onderhavige delict heeft gepleegd terwijl hij als bestuurder onder invloed van alcohol achter het stuur zat, hij vrij recent opnieuw gepakt is voor rijden onder invloed en gezien ook de geconstateerde doch door verdachte niet of onvoldoende onderkende problemen op het gebied van alcoholmisbruik, de officier van justitie met recht heeft gesteld dat verdachte zijn rijbewijs nauwelijks waard is. De rechtbank acht de geëiste voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dan ook op haar plaats. De rechtbank zal echter bepalen dat daaraan anders dan de door de officier van justitie is geëist een proeftijd van drie jaren wordt verbonden.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 57, 285 van het Wetboek van Strafrecht.
179a van de Wegenverkeerswet 1994.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 meer subsidiair en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde feiten opleveren.
Verklaart deze feiten strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 79 (negenenzeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op drie jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte ter zake van feit 1 tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op drie jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. van Mierlo, voorzitter,
mr. T. Avedissian en mr. J. Snitker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.P. de Klerk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juli 2012.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 10 oktober 2010 (dossierpagina 91).
3 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 oktober 2010 (dossierpagina 124).
4 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 juni 2012.
5 Proces-verbaal van getuigenverhoor van [slachtoffer] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 31 maart 2011.
6 Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] d.d. 10 oktober (dossierpagina 110).
7 Proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer 2] d.d. 15 oktober 2010 (dossierpagina 148).
8 Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3] d.d. 10 oktober 2010 (dossierpagina 103).
9 Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] d.d. 10 oktober 2010 (dossierpagina 107).
10 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 juni 2012.
11 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 10 oktober 2010 (dossierpagina 92 onder en 95 boven).
12 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 10 oktober 2010 (dossierpagina 139).
13 Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] d.d. 10 oktober 2010 (dossierpagina 111).
14 Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] d.d. 10 oktober 2010 (dossierpagina 108 onder en 109 boven).