ECLI:NL:RBHAA:2012:BX4409

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
2 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/740177-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van deelnemer aan criminele organisatie in megazaak Vista met betrekking tot cocaïnehandel

In de zaak tegen [verdachte] heeft de Rechtbank Haarlem op 2 augustus 2012 uitspraak gedaan in het kader van de megazaak Vista. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor zijn betrokkenheid bij een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 november 2008 tot en met 19 februari 2009 samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de invoer van cocaïne vanuit Polen naar Nederland. Dit omvatte onder andere het voeren van telefoongesprekken en het maken van afspraken over ontmoetingsplaatsen in Amsterdam en Polen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij het witwassen van geld, maar heeft hem vrijgesproken van de specifieke beschuldiging van witwassen van een contant geldbedrag van 13.073 euro, omdat niet bewezen kon worden dat dit bedrag afkomstig was van criminele activiteiten. De rechtbank heeft de verbeurdverklaring van een bedrag van 10.000 euro gelast, dat aan de verdachte toebehoorde en dat in verband stond met de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de rol van buitenlandse autoriteiten en de samenwerking met de DEA, waarbij werd geconcludeerd dat er geen bewijs was voor betrokkenheid van het Nederlandse Openbaar Ministerie bij het infiltratietraject. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact van de cocaïnehandel op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740177-09 (Onderzoek Vista)
Uitspraakdatum: 2 augustus 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 31 augustus 2010, 25 november 2010, 11 februari 2011, 19 april 2011, 11 mei 2012, 16 mei 2012, 28 juni 2012, 17 juli 2012 en 20 juli 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
[Zaaksdossier 01: voorbereiding van invoer van een hoeveelheid cocaïne vanuit Polen]
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2008 tot en met 19 februari 2009 te IJmuiden en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in Polen en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren en/of verstrekken en/of afleveren van een hoeveelheid, cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- (een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk
- één of meer telefoongesprekken gevoerd en/of één of meer SMS-berichten verzonden en/of uitgewisseld, waarin bij hem en (één of meer van) zijn mededader(s) bekende ontmoetingsplaatsen (in Amsterdam) al dan niet gecodeerd en/of versluierd ('locatie 1, 2 of 3') werden afgesproken en/of aan elkaar werden doorgegeven en/of
- één of meer ontmoetingen bijgewoond op die al dan niet gecodeerd en/of versluierd aangeduide en/of aan elkaar doorgegeven ontmoetingsplaatsen (in Amsterdam) en/of in het bedrijf [bedrijf 1], gevestigd aan de Vissershavenstraat te IJmuiden en/of
- één of meer telefoontoestellen aangeschaft en/of overgedragen en/of in ontvangst genomen (specifiek en/of uitsluitend) bestemd en/of bedoeld voor de onderlinge communicatie tussen één of meer (van de deelnemende) mededader(s) en/of
- één of meer afspra(a)k(en) gemaakt over de wijze van gebruik van de/een aangeschaft(e) en/of overgedragen en/of in ontvangst genomen telefoontoestel(len) en/of
- één of meer telefoongesprekken gevoerd en/of één of meer SMS-berichten verzonden en/of uitgewisseld en/of één of meer afspra(a)k(en) gemaakt omtrent
* het tijdstip, waarop en/of de termijn, waarbinnen de hoeveelheid cocaïne in Polen zou (moeten) worden overgedragen en/of afgeleverd en/of vervoerd (naar Nederland), en/of
* de (eventuele) bezichtiging en/of inspectie van de af te nemen hoeveelheid cocaïne (in Polen) en/of
* het (met elkaar) in contact brengen van personen in Polen (waaronder de/een chauffeur(s) van het voorgenomen transport) en/of
* het (in persoon en/of fysiek, in elk geval niet telefonisch) overdragen en/of in ontvangst nemen van een telefoonnummer van een (contact)persoon in Polen en/of
* (de noodzaak van) het activeren van een telefoontoestel in gebruik bij die (contact)persoon in Polen en/of
* de naam van één van de chauffeur(s), die de hoeveelheid cocaïne zouden (moeten) gaan vervoeren ("Ziggy"),
waarbij en/of waarna (één of meer van) zijn mededader(s), te weten: [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], zich opzettelijk
- (per auto) naar Warschau (Polen) hebben/hebben begeven teneinde aldaar één of meer persoonlijke ontmoetingen te hebben met één of meer (andere) mededader(s) en/of
- van Warschau (Polen) naar Kiel (Duitsland) heeft/hebben begeven teneinde aldaar aan [leider criminele organisatie] (persoonlijk) verslag uit te brengen van en/of te berichten omtrent de ontmoeting(en) en/of afspra(a)k(en) gemaakt in Polen;
Feit 2
[Zaaksdossier 19: Witwassen van aangetroffen contante geldbedrag (totaal 13.073,-- Euro]
hij op of omstreeks 18 mei 2010, te 's Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten (een) (aanzienlijk(e)) contant(e) geldbedrag(en) (in totaal ongeveer 13.073,-- Euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van bovenomschreven geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven;
feit 3
[Zaaksdossier 11: criminele organisatie]
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 18 mei 2010 te IJmuiden en/of te Amsterdam en/of te Den Haag en/of elders in Nederland en/of in Polen en/of in Duitsland en/of in Litouwen, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het meermalen, althans eenmaal, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende Lijst I en/of
- het meermalen, althans eenmaal, opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende Lijst I en/of
- het meermalen, althans eenmaal, opzettelijk aanwezig hebben van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende Lijst I en/of
- het meermalen, althans eenmaal, witwassen van (een) (door een of meer van bovengenoemde misdrijven verkregen) geldbedrag(en).
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Inzet Mono door DEA en Poolse opsporingsdiensten en de relatie met het Vista-onderzoek
In het dossier met betrekking tot zaaksdossier 01 zijn processen-verbaal opgenomen van de dienst IPOL van januari en februari 2009 inhoudende informatie van de Amerikaanse opsporingsdienst de Drugs Enforcement Agency (hierna: de DEA), dat in januari 2009 ongeveer 1000 kg cocaïne in Warschau, Polen aan zal komen. Als mogelijke betrokkenen worden genoemd [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]), [betrokkene 9] en [betrokkene 10], ook bekend als [betrokkene 10] (hierna: [betrokkene 10]).
Gedurende het onderzoek Vista, in het bijzonder na de verhoren van [betrokkene 9] en andere in Polen aangehouden verdachten, is naar voren gekomen dat in de Verenigde Staten en in Polen sprake is geweest van optreden van een 'cooperating source (CS)' van de Amerikaanse DEA met de naam Mono (hierna te noemen: de infiltrant), die een rol zou hebben gespeeld in zaaksdossier 1.
Teneinde meer duidelijkheid te krijgen over de rol van deze infiltrant en relatie van deze infiltrant met de verdachten in het Vista-onderzoek alsmede over de mogelijke rol van het Nederlandse Openbaar Ministerie in verband met de inzet van de infiltrant heeft de rechtbank op 1 maart 2011 en op 25 juni 2012 op verzoek van de verdediging diverse onderzoekswensen, waaronder een aantal getuigenverzoeken toegewezen.
Zo heeft de rechtbank op 1 maart 2011 beslist dat de rechter-commissaris de infiltrant diende te horen. Het horen van de infiltrant door de rechter-commissaris is echter niet mogelijk gebleken, nu de Amerikaanse autoriteiten een beroep hebben gedaan op een in een verdragsbepaling genoemde grond om het betreffende rechtshulpverzoek te weigeren. Naar aanleiding van de beslissing van de rechtbank bevinden zich wel brieven van het Amerikaanse Ministerie van Justitie in het dossier, te weten de brieven van 31 mei 2011, 19 september 2011 en 4 januari 2012. In deze brieven wordt ingegaan op de werkzaamheden en de rol van de infiltrant en de relatie met het Vista-onderzoek.
Samengevat houden de brieven in:
- Rond 2008 is de CS in contact gekomen met een gevestigde drugsorganisatie in Colombia. Deze organisatie wilde dat de CS het vervoer zou regelen van een partij cocaïne van Zuid-Amerika naar Europa. Op grond van deze informatie hebben de DEA en de Poolse politie een gecoördineerd onderzoek gestart. Alle activiteiten van de CS in Colombia en Polen werden gecoördineerd door respectievelijk de Colombiaanse en de Poolse autoriteiten (brief 31 mei 2011).
- Ongeveer in december 2008 heeft de drugsorganisatie in Colombia circa 1.200 kg cocaïne geleverd aan de CS en aan undercoveragenten van de Colombiaanse nationale politie. Vervolgens is begin 2009 deze cocaïne naar Warschau vervoerd met volledig medeweten en medewerking van de Colombiaanse en Poolse autoriteiten. Eenmaal in Polen heeft de CS undercoveragenten van de Poolse politie voorgesteld aan personen die uit verschillende landen waren gekomen om een deel van de cocaïne te krijgen (brief 31 mei 2011.)
- Na bestudering van alle stukken zijn de Amerikaanse autoriteiten tot de conclusie gekomen dat de Amerikaanse dossiers niets bevatten wat relevant is voor het Nederlands onderzoek. Er heeft in het bijzonder op geen enkel moment een infiltratieoperatie plaatsgevonden in Nederland in opdracht van de DEA. De CS is niet in opdracht van de DEA naar Nederland gereisd en heeft daar ook geen ontmoetingen gehad in opdracht van de DEA. Bovendien heeft de CS geen ontmoetingen of contacten gehad met in Nederland opererende agenten van de DEA (brieven 31 mei 2011 en 4 januari 2012).
- Medeverdachte [medeverdachte 2] is op geen enkel tijdstip aangezet tot of gestrikt voor het deelnemen aan een smokkeloperatie die uiteindelijk heeft geleid tot een gecontroleerde doorlevering van ongeveer 1.000 kg cocaïne naar Warschau. De DEA noch de informant hebben [medeverdachte 2] aangezet of hem op andere wijze ertoe gebracht om deel te nemen aan criminele activiteiten. Mede-samenzweerders van [medeverdachte 2] hebben de informant in Colombia gezegd dat [medeverdachte 2] eigenaar was van 70 kg cocaïne welke deel uitmaakte van de 1.000 kg die naar Europa gezonden zou worden (brief 19 september 2011).
- Van de verdachten van het Vista-onderzoek komt alleen [medeverdachte 2] voor in de Amerikaanse stukken. [medeverdachte 2] komt alleen voor in de stukken naar aanleiding van zijn activiteiten in Polen en Colombia (brief 4 januari 2012).
De verdediging heeft - kort gezegd - aangevoerd dat nog immer onvoldoende duidelijkheid bestaat over het infiltratietraject, de activiteiten van de infiltrant en een eventuele tweede CS en de rol van het Nederlandse Openbaar Ministerie in een en ander. Onder andere is gesteld dat er aanwijzingen zijn dat de infiltrant in Nederland is geweest en contact heeft gehad met verdachte en een of meer van zijn medeverdachten. Voorts acht de verdediging de stelling van het Openbaar Ministerie dat het niet heeft samengewerkt met de DEA en/of de Poolse autoriteiten in het kader van het inzetten van de infiltrant ongeloofwaardig en vermoedt de verdediging dat het Openbaar Ministerie bewust bepaalde informatie buiten het dossier heeft gehouden.
Ter onderbouwing wordt daartoe gewezen op de verklaring van [betrokkene 9] die spreekt over betrokkenheid van Nederlandse autoriteiten en een DEA-rapport, een publicatie in een Poolse krant, printlijsten van twee aan de infiltrant toegeschreven telefoons en de verklaring van [betrokkene 9] dat hij in het voorjaar van 2008 een appartement aan, onder andere, Mono heeft verhuurd in Amsterdam in combinatie met één sms-bericht aangetroffen in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 10] met als inhoud de tekst 'mono' van 20 mei 2008. Voorts wijst de verdediging erop dat uit het verhoor van [getuige 1] (destijds teamleider van het team van de Nationale Recherche waar het onderzoek Monoceros werd belegd), naar voren komt dat sprake is geweest van het bijwonen van een bijeenkomst tussen het Monoceros-team en Vista-team door een functionaris van de DEA te Den Haag. De verdediging acht het in dit verband opmerkelijk dat officier van justitie [getuige 2], destijds zaaksofficier in het Monoceros onderzoek, geen melding heeft gemaakt van de aanwezigheid van een DEA functionaris bij enige bespreking. Voorts wijst de verdediging erop dat officier van justitie [getuige 2] melding maakt van een rechtshulpverzoek van de Verenigde Staten waarin gesproken wordt over een undercovertraject. Dit rechtshulpverzoek is [getuige 1] onbekend en in het IPOL proces-verbaal dat is opgesteld naar aanleiding van het rechtshulpverzoek wordt niet gesproken over een undercovertraject. Tot slot wijst de verdediging erop dat er onduidelijkheid bestaat over de hoeveelheid cocaïne die naar Polen is getransporteerd.
Een en ander moet, nu verdachte is geschaad in zijn recht op een eerlijk proces, volgens de verdediging leiden tot, primair niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, subsidiair tot uitsluiting van al het bewijs, en meer subsidiair tot aanhouding van de zaak voor het doen van ander onderzoek (in de vorm van het horen van getuigen en het toevoegen van stukken aan het dossier).
Oordeel rechtbank
Toetsing van de van buitenlandse autoriteiten verkregen informatie en wetenschap Nederlandse Openbaar Ministerie
Uit de - mede naar aanleiding van de toegewezen onderzoekswensen - ontvangen informatie van de Amerikaanse autoriteiten komt naar voren dat op Nederlandse bodem geen infiltratietraject heeft plaatsgevonden onder regie van de Amerikaanse autoriteiten of de DEA. Ook heeft volgens de uit de Verenigde Staten van Amerika ontvangen informatie het traject tussen Colombia en Polen plaatsgevonden, zonder medeweten dan wel betrokkenheid van de Nederlandse autoriteiten.
In beginsel dient de rechtbank op de juistheid van deze informatie te vertrouwen. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel dat speelt bij het verlenen van rechtshulp geeft daarbij volgens vaste jurisprudentie de doorslag. Een uitzondering op dit vertrouwensbeginsel wordt gemaakt indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin sprake zou kunnen zijn van het niet respecteren van verdedigingsrechten zoals die voorvloeien uit het EVRM (vgl. EHRM 27 juni 2000, NJ 2002, 102 en HR 31 januari 2006, NJ 2006, 365).
De rechtbank is van oordeel dat feiten en omstandigheden zoals die uit het dossier blijken en zoals die door de verdediging naar voren zijn gebracht niet leiden tot het oordeel dat twijfel bestaat omtrent de juistheid van de beantwoording van de rechtshulpverzoeken door de Verenigde Staten. De verklaring van [betrokkene 9] dat 'Nederland erbij betrokken is', wordt door niets onderbouwd en is derhalve niet meer dan een suggestie. Voor eenzelfde stelling opgenomen in een Poolse krant geldt hetzelfde. De Verenigde Staten, maar ook de betrokken functionarissen bij Monoceros, officier van justitie [getuige 2] en teamleider [getuige 1] - via welk onderzoek de IPOL-informatie vanaf de DEA in Vista kwam - en de liaison-officieren in de Verenigde Staten, [getuige 3], en Polen, [getuige 4], stellen dat geen sprake is geweest van samenwerking van de Nederlandse autoriteiten met de DEA en/of de Poolse geheime dienst (ABW) terzake het infiltratietraject. Tenslotte heeft ook de officier van justitie in het Vista-onderzoek telkens aangegeven dat geen sprake is geweest van samenwerking met Amerikaanse en/of Poolse autoriteiten inzake het infiltratietraject. Ook van een vermeende tweede infiltrant is niets gebleken.
Officier van justitie [getuige 2] heeft verklaard dat hij in een relaas bij een rechtshulpverzoek heeft gelezen dat bij het transport van cocaïne naar Europa sprake was van een undercoveroperatie, maar dat met betrekking tot deze undercoveroperatie geen informatie met de DEA is uitgewisseld en dat hij niet wist wie de undercoverpersoon was en dat hij helemaal niet wist van de inzet van Mono. Voorts heeft [getuige 2] verklaard dat hij over het algemeen voorzichtig is met het doorgeven van informatie over een undercovertraject omdat in dergelijke trajecten doden kunnen vallen. Hiermee heeft [getuige 2] zijn beleidsmatige keuze om deze informatie buiten het onderzoek te houden afdoende toegelicht en verantwoord.
Dat bij een bespreking met Nederlandse functionarissen van het Monoceros-team en het Vista-team in februari 2009 een DEA-verbindingsofficier aanwezig was, duidt naar het oordeel van de rechtbank nog niet op een samenwerking tussen het Nederlands Openbaar Ministerie en de DEA. In dit verband acht de rechtbank van belang dat [getuige 1] niet eens wist waarom de DEA-official bij de bespreking aanwezig is geweest. Van een vermeende samenwerking tussen de DEA en/of de ABW en het Nederlands Openbaar Ministerie is dan ook uit deze verklaring niet gebleken. Voorts is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan nader onderzoek door het Openbaar Ministerie naar het undercovertraject in de rede lag.
De rechtbank komt op basis van deze bevindingen tot de conclusie dat niet is gebleken en dat er ook geen aanwijzingen zijn dat het Nederlandse Openbaar Ministerie op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de inzet en werkzaamheden van de infiltrant. Voorts is niet gebleken dat het Openbaar Ministerie in enige fase van het onderzoek kennis droeg van een vorm van criminele burgerinfiltratie in Nederland of daarvan een ernstig vermoeden had moeten hebben.
Zo er al sprake zou zijn geweest van een mogelijke vorm van criminele burgerinfiltratie in Nederland, kunnen eventuele gebreken daarin niet leiden tot niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, nu immers niet is gebleken dat het Openbaar Ministerie daarvan op de hoogte was.
Toetsing van door buitenlandse autoriteiten verrichte opsporingshandelingen
Rest de vraag of en in hoeverre buitenlandse autoriteiten bij hun opsporingshandelingen mensenrechtelijke bepalingen hebben geschonden die een ongeclausuleerde en absolute bescherming bieden aan verdachte. Hierbij stelt de rechtbank voorop dat het niet zo is dat onregelmatigheden in een buitenlands opsporingsonderzoek nimmer tot één van de in artikel 359a Sv voorziene sancties kunnen leiden. Wel is het zo dat een dergelijke sanctie eerst in beeld komt indien jegens verdachte onrechtmatig is opgetreden, waardoor aan het recht van verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan. Dat sprake is geweest van een schending van een mensenrechtelijke bepaling in het buitenlands opsporingsproces, waardoor ten aanzien van verdachte zou moeten worden geoordeeld dat het recht op een eerlijk proces niet zou zijn gewaarborgd, is niet gebleken. In dit verband merkt de rechtbank nog ten overvloede op dat een mogelijke uitlokking van [betrokkene 9] door de infiltrant niet een belang van de verdachte raakt.
Een eventueel op Nederlands grondgebied uitgevoerd infiltratietraject zonder medeweten van het Nederlands Openbaar Ministerie zou wellicht een schending van de Nederlandse soevereiniteit kunnen opleveren, hetgeen echter geen belang van een van de Nederlandse verdachten in het onderhavige strafproces raakt.
Fair trial / uitlokking
Door de verdediging is voor wat betreft zaaksdossier 01 (Polen) voorts gesteld dat sprake is van uitlokking door inzet van de infiltrant en/of een mogelijk andere infiltrant, dan wel dat in het dossier onvoldoende informatie is opgenomen over de activiteiten van de infiltrant(en) om een uitlokkingsverweer te kunnen voeren.
De rechtbank constateert dat de verdachten bij de politie en de rechter-commissaris zich zonder uitzondering voor wat betreft het Polen-dossier hebben beroepen op hun zwijgrecht en/of alle betrokkenheid bij cocaïnehandel hebben ontkend. Anders dan de verdediging kennelijk van oordeel is, volgt uit de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) niet dat - ook bij een volledig zwijgen - elk (mogelijk) uitlokkingsverweer zonder meer dient te worden onderzocht. Slechts indien sprake is van een niet geheel onaannemelijke stelling dat is uitgelokt, dient nader onderzoek plaats te vinden.
De rechtbank wijst op het arrest Bannikova van het EHRM van 4 november 2010 (LJN BP1611):
54. As the starting-point, the Court must be satisfied with the domestic courts' capacity to deal with such a complaint in a manner compatible with the right to a fair hearing. It should therefore verify whether an arguable complaint of incitement constitutes a substantive defence under domestic law, or gives grounds for the exclusion of evidence, or leads to similar consequences. In Ramanauskas (cited above) the Court held as follows:
"69. Article 6 of the Convention will be complied with only if the applicant was effectively able to raise the issue of incitement during his trial, whether by means of an objection or otherwise. It is therefore not sufficient for these purposes, contrary to what the Government maintained, that general safeguards should have been observed, such as equality of arms or the rights of the defence.
70. It falls to the prosecution to prove that there was no incitement, provided that the defendant's allegations are not wholly improbable. In the absence of any such proof, it is the task of the judicial authorities to examine the facts of the case and to take the necessary steps to uncover the truth in order to determine whether there was any incitement. Should they find that there was, they must draw inferences in accordance with the Convention ..."
55. The Court will generally leave it to the domestic authorities to decide what procedure must be followed by the judiciary when faced with a plea of incitement.
De rechtbank is van oordeel dat de stelling dat (mogelijk) sprake is van uitlokking, zo deze al niet in strijd is met de ontkenning door verdachte van enige betrokkenheid bij drugshandel - mede gezien de inhoud van het dossier - onvoldoende is onderbouwd. Verdachte heeft niet aangegeven waar, wanneer, op welke wijze en door wie sprake geweest zou zijn van uitlokking. De verdediging heeft gesuggereerd dat de infiltrant(en) in Nederland zijn geweest. Met deze enkele suggestie wordt evenwel nog geen (begin van een) uitlokkingsverweer aangevoerd.
Gezien bovenstaande overwegingen verwerpt de rechtbank de verweren ten aanzien van het thema 'uitlokking' en acht een verder onderzoek hieromtrent niet noodzakelijk.
Een en ander betekent dat de rechtbank geen aanleiding ziet voor toepassing van een van de in artikel 359a Sv bedoelde sancties, zoals niet ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie of bewijsuitsluiting, noch voor aanhouding van de zaak teneinde nader onderzoek te doen.
De rechtbank stelt vast dat het Openbaar Ministerie voor het overige ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zeven (7) jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag van 13.073,60 euro dient te worden verbeurdverklaard.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
Met de raadslieden van verdachte en anders dan door de officier van justitie is betoogd is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte ten aanzien van feit 2 ten laste is gelegd - kort gezegd het witwassen van 13.073,60 euro - en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
In het geval van geldbedragen afkomstig van een (mede) door verdachte zelf begaan misdrijf kan het enkele voorhanden hebben door verdachte van die geldbedragen niet hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die geldbedragen (vgl. HR 26 oktober 2010, LJN: BM 4440 en HR 17 april 2012, LJN: BW 1481), zodat die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd.
Op grond van het vorenstaande constateert de rechtbank dan ook dat het niet anders kan zijn dat het onder verdachte in beslag genomen en niet terug gegeven geldbedrag van 13.073,60 euro - mede gelet op de onder 1 en 3 aan verdachte ten laste gelegde feiten, te weten de voorbereidingshandelingen ter invoer van een hoeveelheid cocaïne en de deelname aan een criminele organisatie - door verdachte is verkregen door middel van door hem zelf gepleegde strafbare feiten. Het enkele in diens woning voorhanden hebben van dat geldbedrag is onvoldoende voor het verbergen of verhullen daarvan, zodat naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van het onder verdachte in beslag genomen en ten laste gelegde geldbedrag van 13.073,60 euro en verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.2. Bewijs(middel)verweer
Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank onder 2.1. heeft overwogen ziet de rechtbank geen aanleiding tot het uitsluiten van bewijs.
4.3. Redengevende feiten en omstandigheden en bewijsoverwegingen1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Ten aanzien van feit 1
[Zaaksdossier 01: voorbereiding van invoer van een hoeveelheid cocaïne vanuit Polen]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Vanaf 24 november 2008 hebben medeverdachte [leider criminele organisatie] (hierna: [leider criminele organisatie]) en verdachte al dan niet via medeverdachten [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]) en [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5]) meer malen contact met een Colombiaan genaamd [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]), ook medeverdachte. Dit contact bestaat uit telefoongesprekken dan wel ontmoetingen bij een internetcafé op de De Clercqstraat te Amsterdam, op het Leidseplein te Amsterdam, in het Mariott Hotel te Amsterdam en bij [bedrijf 1] te IJmuiden.2
De inhoud van een aantal van de opgenomen tapgesprekken is als volgt:
- gesprek tussen [leider criminele organisatie] en [medeverdachte 5] op 29 november 2009: "ik ben met [verdachte]", "ik maak wel een afspraak met hem dat hij er moet wezen want anders moet hij naar zijn troep rotten" en "het is toch een hoop geld ervoor, ja, snap je wat ik bedoel"3;
- gesprek tussen [leider criminele organisatie] en [medeverdachte 5] op 10 december 2008: "twee was het toch"4
- gesprek tussen [leider criminele organisatie] en [medeverdachte 5] op 18 december 2008: "[medeverdachte 5] zegt dat hij zei dat hij in februari moet komen en dan wordt hij geholpen. [leider criminele organisatie] vindt het perfect. [medeverdachte 5] zegt dat hij bij drie is5;
- gesprek tussen [leider criminele organisatie] en [medeverdachte 4] op 22 december 2008: "Ja, want hij, eh, acht uur belangrijk, 1... of eh 3"6;
- gesprek tussen [leider criminele organisatie] en [medeverdachte 5] op 17 januari 2008, waarin [leider criminele organisatie] vraagt of [medeverdachte 5] "die [medeverdachte 2] nog te pakken kan krijgen"7;
- gesprek tussen [leider criminele organisatie] en [medeverdachte 2] op 24 januari 2008: "that is alle arranged. For me, I, I am ready to work"8
- gesprek tussen [leider criminele organisatie] en [medeverdachte 2] op 28 januari 2008: "Number two I go I drive nog to number two"9;
- gesprek tussen [leider criminele organisatie] en [medeverdachte 2] op 31 januari 2008: "When it is for me I know when go and I also arrange my papers then. I am not gone arrange my papers when there already for three weeks. I am not an idiot you understand.(...) we speak now because I can not sleep. Because I am sitting whith al kind of people now and this is too long. I get problems now, believe me! This is no good! They make problem now for me you understand. And I can not say no no maybe next week... or next week. Now already three (3) weeks you tell me next week".10;
- gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 2] op 4 februari 2009: "your friends still on the ehh schedule?" en "and eh also I need ehh..for the ....for the courier, you know, the company" en "yeah, that we can do, but anyway, thanneh my friend also back than, we do that Saturday"11;
- gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 2] op 5 februari 2009, waarin verdachte met [medeverdachte 2] wil afspreken op de plaats waar hij [medeverdachte 2] de laatste keer heeft gezien, dat [medeverdachte 2] dat niet wil en begint met het noemen van het adres, de Cler .., dat verdachte er tussendoor komt en zegt dat hij weet waar het internet is.12
Op 22 januari 2009 is uit onderzoek gebleken dat [leider criminele organisatie] gebruikt maakt van een ander telefoonnummer dan zijn gebruikelijke nummer eindigend op 1333, te weten […2021]. Voorts is uit onderzoek gebleken dat dit nummer nagenoeg alleen wordt gebruik om contact te houden met het mobiele nummer […2028]. Dit nummer blijkt vervolgens in gebruik bij [medeverdachte 2].13
Door het observatieteam wordt gezien dat op dinsdag 10 februari 2009 omstreeks 19.01 [leider criminele organisatie], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] aan een tafel in het Mariott Hotel te Amsterdam zitten. Het observatieteam hoort flarden van het gesprek dat genoemde personen met elkaar voeren, waaronder de volgende zinnen van [leider criminele organisatie], te weten "I can send somebody to pick it/him up", "I need 24 hours", "normally the pay half first", "in Belgium they get 8 years for this".14
Op woensdag 11 februari 2009 om 00.24 uur heeft [medeverdachte 2] een lang telefoongesprek met [betrokkene 10] (alias [betrokkene 10]) (hierna te noemen: [betrokkene 10])15, die in de periode 6 tot 8 februari 2009 blijkens observaties met [medeverdachte 2] in Amsterdam is geweest16 . Dit gesprek, dat in de Spaanse taal wordt gevoerd, bestaat onder meer uit de volgende zinsneden: "Hoe gaan we de vertaling betalen (...) Omdat zo te plaatsen, om de vertalingen vooraf te betalen, is erg gecompliceerd. Begrijp je? (...) ben ik naar de ontmoeting gegaan, heel goed! Ze hebben mij de vertalingen laten zien, alles, op 100, 100 (verm. %), de computers om de vertalingen te verrichten, de programma's om te vertalen, uitstekend, begrijp je? (...) het enige dat ik nodig heb is een voorschot voor de vertalers, zodat ze meer vertrouwen hebben en zien dat het contract serieus is. (...) Het is stom om garanties te vragen als je het merendeel houdt (...) Wat ik niet wil, is dat Mono nu gaat zeggen dat ik het heb verzuurd (...) de enige mensen die vragen dat de vertalingen vooruit betaald worden, zijn die lui van de regering. Dat weet je toch wel? (...)juist, ik moet het uitgeven. Wil jij dat ik je boek uitgeef? klaar, dan geef ik die uit, maar ik zal het niet corrigeren , mijn werk is niet de correctie, maar het uitgeven. U brengt het, ik geef het uit. (...) ik zeg het je uit mijn ervaring, (ntv) als een persoon van dat kaliber is, als de vertaler zo belangrijk is of dat ze zo belangrijk zijn... dan willen zij op geen enkel moment te maken hebben noch met de mensen die de boeken verkopen noch met de boekenwinkel, geen van die zaken want dat vinden zijn afschuwelijk want daar houden zij niet van. Wat zij willen is simpelweg, "breng jij mij de vertaling maar, ik geef het aan je uitgegeven / uitgeprint, en u neemt dan de boeken mee en zorgt voor, de distributie (...) Ik zal zeggen "mijn heren, de enige die 'dat' vooruit betaald vragen, zijn die lui, van je weet wel". (...) dat we hier met Mono aan het praten zijn. (...) niemand weet wat er gebeurd van server 1 tot dat het aankomt bij server 2. Dat is een minimale garantie, man! (...) we hebben het hier over een heleboel vertalingen, (...) Nu mijn vraag is, jij begint eenmaal met de vertalingen in ontvangst te nemen en onmiddellijk met de vertalingen... Wat ik dan nodig heb, is dat je meteen "daarginder" een voorschot stort voor de vertalers. (...) kan het niet zo gaan dat ik de vertalers alvast 1 miljoen betaal? Toen noemde ik jullie, want ik was alleen in vertegenwoordiging van Mono (...) (...) het zou beter zijn als Mono dit allemaal regels (...) Hoe kan je nou zeggen dat je onzeker bent als je 2.000 woorden hebt om te vertalen, simultaan, en ze gaan 100 of 200 woorden weghalen (...) want jij houdt de helft van het boek, geef me dan de helft van het boek. (...) Toen zei hij "meneer, het is simpel, die man doet investering in het bedrijf en wil vertalingen, hij wil zo'n 70 simultane vertalingen (...) Zoals Lalo nu zei, ik moet niet wachten ik moet niets vooraf/vooruit betalen, geef mij gewoon hetgeen van mij is, Mono heeft al een percentage eraf getrokken van de vertalingen die van mij zijn, geeft me gewoon wat van mij is, ik pak hetgeen van mij is (...) dat ze komen met garanties terwijl ze meer dan de helft van de vertalingen houden (...) morgen zal die andere die in de ontmoeting was bellen en zal iets gelijks vertellen, toch? als hij dit hoort, zal ik zeggen dat het beter is als hij onderhandelt en dat hij al is het maar de boeken krijgt die van de kleinste zijn. Laten ze hem alvast die vertalingen geven dan kan hij vooruit, onder zijn eigen verantwoordelijkheid"17
Op 11 februari 2009 om 20.24 uur stuurt [medeverdachte 2] naar [leider criminele organisatie] een sms-bericht met de volgende tekst: Tomorrow in the holiday inn there i give Phone a.m18.
Donderdag 12 februari 2009 om 14.52 uur spreekt [leider criminele organisatie] met [medeverdachte 2] af dat [medeverdachte 2] om zes uur in de ochtend wordt opgehaald en dat hij dan om zes uur in de avond er is. [leider criminele organisatie] geeft aan dat 'My friend coming, you know him yeah. He brings you telefoon yeah. He knows you too. Six 'o clock in the morning19'.
Op 12 februari 2009 reist [betrokkene 9] naar Warschau, Polen20. Na aankomst in Polen belt [betrokkene 9] naar Mono21 en in Polen heeft [betrokkene 9] contact met Mono22. In Warschau verblijft [betrokkene 9] in het Holiday Inn hotel.23
Om 22.51 uur wordt vanaf telefoonnummer […2161] (hierna: nr. 2161), gebruikmakend van een mastlocatie in Nieuwegein, een sms-bericht verstuurd naar de zich in Polen bevindende [betrokkene 9]. Nr 2161 is alleen actief geweest in de periode van 12 februari 2009 tot 20 februari 2009 en wordt toegeschreven aan [medeverdachte 12].24 In het geheugen van de onder [betrokkene 9] in beslaggenomen telefoon staat nr. 2161 onder de naam "Patr".25 [betrokkene 9] heeft verklaard dat hij tijdens dit verblijf in Warschau onder andere contact heeft gehad met 'Patric' om afspraken gemaakt in Warschau door te geven.26 Ook heeft hij verklaard dat Patric een van de personen was voor wie hij de cocaïne zou testen en dat Patric een van de personen was van wie Mono geld verwachtte.27
Vrijdag 13 februari 2009 reizen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar Warschau. [medeverdachte 1] haalt [medeverdachte 2] op in Amsterdam om zes uur in de ochtend - conform de afspraak tussen [leider criminele organisatie] en [medeverdachte 2] 'six o'clock in the morning' - en ze reizen dan af.28 In Warschau verblijven ze in het Holiday Inn hotel29 en reizen 14 februari 2009 via Kiel - waar [leider criminele organisatie] op dat moment verblijft - naar Nederland terug30. [medeverdachte 2] heeft in het Holiday Inn hotel in Warschau een ontmoeting met [infiltrant] (Mono)31. [betrokkene 10] heeft in Polen en bij de rechter-commissaris verklaard dat hij in februari 2009 in een hotel in Warschau [medeverdachte 2] heeft ontmoet en dat [medeverdachte 2] daar ook met [infiltrant] (Mono) heeft gesproken over zaken van [infiltrant] in Polen. Voorts heeft hij verklaard dat hij op 13 februari 2009 in het Holiday Inn hotel in Warschau verbleef, tezamen met [infiltrant]. [infiltrant] had hem verteld dat hij voor een Poolse generaal werkte, dat het over drugs ging, dat hij met een grote deal in Polen bezig was, dat hij de eigenaar van de cocaïne was en dat de generaal hem assistentie verleende om de partij drugs in Polen te laten aankomen.32
[betrokkene 9] stuurt op 13 februari 2009 om 12.22 uur een SMS-bericht naar [medeverdachte 12]. De telefoonpaal die [betrokkene 9] gebruikt heeft als locatie het adres van het Holiday Inn hotel te Warschau. [medeverdachte 12] maakt op dat moment gebruik van een mastlocatie in Nieuwegein.33
Op 13 februari 2009 om 14.41 uur belt [medeverdachte 12] naar de zich op dat moment nog steeds in Warschau bevindende [betrokkene 9]34. [betrokkene 9] stuurt [medeverdachte 12] een SMS-bericht om 15.19 uur en om 15.47 uur belt [betrokkene 9] naar het Poolse nummer van Mono. [betrokkene 9] is dan onderweg naar het vliegveld van Warschau. Om 19.05 uur belt [betrokkene 9] naar [medeverdachte 12], [betrokkene 9] bevindt zich dan op Schiphol. [medeverdachte 12] maakt op dat moment gebruik van een basisstation Amsteldijk [perceelnummer] Amsterdam. Later om 20.07 uur maakt [betrokkene 9] ook gebruik van het basisstation Amsteldijk [perceelnummer] Amsterdam.
[betrokkene 9] heeft verklaard dat hij vanuit Warschau terug kwam naar Nederland omdat Mono had gezegd dat pas op maandag de controle van de cocaïne kon worden uitgevoerd.35
Zaterdag 14 februari 2009 belt [betrokkene 9] om 10.41 uur met [medeverdachte 12], die zich dan blijkens de mastlocatiegegevens in Nieuwegein bevindt. Ook om 17.43 uur belt [betrokkene 9] met [medeverdachte 12], die zich inmiddels blijkens de mastlocatiegegevens in Amsterdam bevindt. Een dag later, 15 februari 2009, belt [betrokkene 9] om 11.15 uur met [medeverdachte 12]. Om 16.35 uur belt [betrokkene 9] naar Mono.
Maandag 16 februari 2009 maken de telefoons van [medeverdachte 12], [betrokkene 9] en [medeverdachte 10] rond 16.00 uur gebruik van hetzelfde basisstation in Amsterdam.36 Omstreeks 17.36 uur stuurt [leider criminele organisatie] een SMS-bericht naar [medeverdachte 2] met de inhoud dat hij gehoord heeft dat 'de turk' naar zijn vrienden gaat.37 [medeverdachte 2] zendt daarop een SMS-bericht naar [leider criminele organisatie] waarin sprake is van geld naar de grens brengen en de mededeling dat 'more people go see this tomorrow'. Dezelfde avond omstreeks 19.00 uur vertrekt [betrokkene 9] naar Warschau. Dit blijkt uit vluchtgegevens en uit het feit dat [betrokkene 9] om 18.50 uur vanaf Schiphol belt naar Mono.38 Na aankomst in Warschau belt [betrokkene 9] naar Mono en tweemaal naar [medeverdachte 12].39 Ook nu verblijft [betrokkene 9] in het Holiday Inn hotel alwaar hij contact heeft met Mono.40
Op 18 februari 2009 vindt er in Polen een 'kijkdag' plaats ter inspectie van de te verhandelen cocaïne. Om 01.13 uur op 18 februari 2009 belt [betrokkene 9] naar [medeverdachte 12] die zich blijkens de mastlocatiegegevens dan in Nieuwegein bevindt.41 Op 18 februari 2009 omstreeks 11.01 uur is de inspectie van de cocaïne.42 Om 12.31 uur belt [medeverdachte 2] naar [leider criminele organisatie], er wordt gezegd door [medeverdachte 2] 'the man is for displaying', [leider criminele organisatie] zegt 'he cannot call to him but the otherone must call to him' en 'you know about the transport?'.43 Om 12.32 uur en 12:33 uur belt [medeverdachte 12] naar [betrokkene 9] en om 12.33 uur belt [betrokkene 9] naar [medeverdachte 12].44 [medeverdachte 12] bevindt zich dan in Nieuwegein. Ook om 14.06 uur is er contact tussen [medeverdachte 12] en [betrokkene 9].45 Tussen 14.25 en 14. 35 uur is er SMS-contact tussen [leider criminele organisatie] en [medeverdachte 10]. Vervolgens wordt [betrokkene 9] gebeld door [medeverdachte 12], die zich dan blijkens de mastlocatiegegevens in Amsterdam bevindt, om 14.46 uur.46 Om 14.57 uur is geobserveerd dat [leider criminele organisatie], verdachte contact hebben met [medeverdachte 10] in café Nieuwendijk te Amsterdam.47
Duidelijk is geworden dat de chauffeurs die in Polen waren niet in contact konden komen met Mono. [leider criminele organisatie] heeft om 17.03 uur contact met [medeverdachte 2] en meldt dat de telefoon uit is. [medeverdachte 2] geeft aan dat [leider criminele organisatie] hem 20 minuten moeten geven. Om 17.13 uur belt [medeverdachte 2] naar Mono. Tussen 17.15 en 17.20 uur vindt dan SMS-verkeer plaats tussen [medeverdachte 10] en [leider criminele organisatie]. Vervolgens is er tussen 17.21 uur en 17.32 uur SMS-verkeer tussen [medeverdachte 12], die zich dan blijkens de mastlocatiegegevens in Amsterdam bevindt en [betrokkene 9].48 Om 18.13 uur vraagt [medeverdachte 2] aan [leider criminele organisatie] om een naam. Om 18.19 uur stuurt [leider criminele organisatie] aan [medeverdachte 2] een SMS-bericht met de inhoud 'name Ziggy'49. Om 18.22 uur wordt [medeverdachte 12] gebeld door [betrokkene 9].50 [betrokkene 9] heeft verklaard dat hij zich tussen 19.22 en 22.08 uur bevond in een restaurant in gezelschap van de chauffeurs [betrokkene 11] (Ziggy) en [betrokkene 12] en Mono. In een telefoongesprek tussen [leider criminele organisatie] en [medeverdachte 2] om 20.34 uur zegt [leider criminele organisatie] als [medeverdachte 2] tegen hem zegt "de vriend van jou is nu samen met mijn vriend": "Ik weet het al, ze hebben elkaar al gezien, ik weet het al. De Turk sprak al met hem.".51
Om 22.20 uur is er telefonisch contact tussen [betrokkene 9] en [medeverdachte 12]. [betrokkene 9] geeft aan 'die vrienden van je lekker eten gegeven, ze hadden honger. (...) ik heb ook de situatie helemaal goed uitgelegd'. Vijf minuten na het contact tussen [medeverdachte 12] en [betrokkene 9] vindt er een reeks SMS-contacten plaats tussen [leider criminele organisatie] en [medeverdachte 10].52
Op 19 februari 2009 om 00.27 uur vindt er telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 12] (P) en [betrokkene 9] (T)53:
T: (...) Ik heb net een gesprek gehad eh we hebben twee plekjes.
(...)
T: Het is dan de bedoeling om het gelijk aankijken, betalen eh alleen eh, ik weet dan niet of dat ook gelijk betekent, dat wij na één uur gelijk sleutels krijgen en gang kunnen gaan
P: Ja, ja
(...)
P: Ja maar hoor dan. Je moet ook heel strak tegen ze zijn. Je moet zeggen: 'Luister, jullie hebben dingen wat je eigenlijk nooit doet. Weet je dat je eerst papieren eh ondertekent en eh afgeeft. Weet je!
T: Hum, hum.
P: Dan moet je ook gewoon heel strak zeggen: 'Zo gaat het gewoon natuurlijk niet.' Weet je!
(...)
P: Ja maar weet je wat het is, kijk voor hem is heel belangrijk, hij zegt van: 'Luister, daar heb ik voor betaald en waarom krijg ik het nu niet', weet je? Snap je wat ik bedoel en dat is gewoon het hele rare en dat brengt een beetje die hoe heet het? Ik zal je echt zeggen, wij houden hem hier rustig, he!
T: Ja hou maar rustig, geloof maar op mijn woord. Hou maar rustig. Rustig houden.
(...)
P: Doe voorzichtig he!
T: Ja.
P: Voorzichtig.
T: Ja.
P: Oke toe. Doei doe.
Op 19 februari 2009 wordt [medeverdachte 12] om 13.20 uur gebeld door [betrokkene 9]. Om 13.45 uur is er contact tussen [betrokkene 9] en chauffeur [betrokkene 11].54 Om 16.11 uur stuurt [medeverdachte 12] een SMS-bericht naar [betrokkene 9].55
Op 19 februari 2009 vanaf 19.00 uur tracht [medeverdachte 12] meermalen [betrokkene 9] te bereiken.56 [betrokkene 9] is niet meer bereikbaar omdat in Polen verdachten waaronder [betrokkene 9] zijn aangehouden door de Poolse autoriteiten. Op 19 februari 2009 is [betrokkene 9] aangehouden in het gezelschap van de chauffeurs [betrokkene 11] en [betrokkene 12].57 Tevens wordt ongeveer 1.000 kg cocaïne in beslaggenomen.58
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Op grond van de redengevende feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de aankoop van cocaïne in Polen, en derhalve aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien genoegzaam worden afgeleid dat zowel [leider criminele organisatie] als [medeverdachte 2] in de periode vanaf eind november 2008 tot 19 februari 2009 intensief hebben samengewerkt ter voorbereiding van een cocaïnedeal. De gesprekken die zij hebben gevoerd kunnen niet anders dan in het licht van de later in Polen aangetroffen cocaïne worden geduid. Daarbij betrekt de rechtbank dat de gesprekken geen duidelijke gespreksonderwerpen hadden behalve voor het maken van afspraken, dat afspraken werden gemaakt op locaties, die op een versluierde manier aan elkaar werden doorgegeven, dat [leider criminele organisatie] en [medeverdachte 2] van verschillende telefoons gebruikmaakten, dat voor relatief kortdurende afspraken naar Amsterdam werd gereden, dat gebleken is dat [medeverdachte 2] contact heeft gehad, zowel in Amsterdam als in Warschau, met de later in Polen aangehouden [betrokkene 10] en met Mono, dat [medeverdachte 2] op 11 februari 2009 om 00.24 uur een lang telefoongesprek had met deze [betrokkene 10] in versluierd taalgebruik, dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 13 februari naar Warschau zijn gegaan, alwaar [medeverdachte 2] contact had met [betrokkene 10] en Mono, dat [leider criminele organisatie] de naam van de chauffeur in Polen (Ziggy) per sms op 18 februari 2009 aan [medeverdachte 2] heeft doorgeven, dat er intensief telefoon- en sms-verkeer plaatsvond op 18 februari 2009, de kijkdag, tussen verschillende medeverdachten en - via de gebruiker van nr. 2161 - met [betrokkene 9], die in Polen de cocaïne inspecteerde en - tot slot - dat er op 19 februari 2009 een partij cocaïne werd in beslag genomen in Polen. Verdachte is bij de bewezenverklaarde handelingen steeds betrokken geweest heeft [leider criminele organisatie] meermalen vergezeld bij ontmoetingen en heeft ook contacten gehad met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 10].
Verdachte heeft zich ter zake van dit feit op zijn zwijgrecht beroepen. De rechtbank overweegt in dit verband dat volgens vaste jurisprudentie de omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden op zichzelf niet kan bijdragen tot het bewijs (HR 10 november 1998, NJ 1999/139), maar dat een rechter wel - indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven - zulks in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal mag betrekken (HR 15 juni 2004, NJ 2004/464; EHRM 8 februari 1996, NJ 1996/725 Murray tegen het Verenigd Koninkrijk). Onlangs heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 5 juni 2012 (LJN BW7372, NJ 2012/369) overwogen dat de stelling dat zulks alleen mag indien sprake is van een 'formidable case' geen steun vindt in het recht.
Tot slot merkt de rechtbank op dat, hoewel het er alle schijn van heeft dat de voorbereidingshandelingen gericht waren op de invoer van cocaïne in Nederland, hiervoor geen wettig bewijs is. Weliswaar was de beoogde afnemer gevestigd in Nederland, doch dit brengt niet noodzakelijkerwijs met zich dat de cocaïne ook bestemd was voor Nederland. Niet valt uit te sluiten dat de Nederlandse afnemer de intentie had de cocaïne elders dan in Nederland verder te verhandelen. Voor een bewezenverklaring voor voorbereidingshandeling, zoals bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet maakt zulks echter niet uit, aangezien ook voorbereidingshandelingen voor vervoeren van cocaïne in het buitenland valt onder artikel 10a van de Opiumwet (zie onder meer HR 19 juni 2007, NJ 2007, 364).
Ten aanzien van feit 3
[Zaaksdossier 11: criminele organisatie]
Verdachte wordt, kort gezegd, deelneming aan een criminele organisatie verweten, die als oogmerk had (internationale) handel in verdovende middelen van Lijst I van de Opiumwet, alsmede het witwassen van de hieruit verkregen gelden.
Voor het aannemen van het bestaan van een criminele organisatie moet sprake zijn van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en tenminste één ander persoon.59 Voorts moet worden vooropgesteld dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in de art. 140 Wetboek van Strafrecht slechts dan sprake kan zijn, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk van het plegen van strafbare feiten.60
In deze zaak gaat het om een aantal verdachten rondom verdachte [leider criminele organisatie] die door het Openbaar Ministerie tezamen worden aangeduid als 'de organisatie [leider criminele organisatie]'.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat een groep mensen rondom [leider criminele organisatie] zich gedurende de periode van - ten minste - eind oktober 2008 tot en met 18 mei 2010 heeft beziggehouden met handel in harddrugs. De rechtbank verwijst in dit verband naar de zaaksdossiers ZD01, ZD04, ZD05 en ZD06. Voorts wijst de rechtbank op de volgende uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden.
[leider criminele organisatie] is de leider van de organisatie. De woning van [leider criminele organisatie] werd veelvuldig bezocht door criminele contacten van [leider criminele organisatie], zoals verdachte, [medeverdachte 10] en de familie [betrokkene 3 en 4].61 [leider criminele organisatie] was degene die andere ontbood bij hem.62 Niet is gebleken dat [leider criminele organisatie], die vanaf 2004 op de loonlijst stond van [bedrijf 4] voor een salaris van € 1200,00 per maand,63 en die op 17 november 2009 verklaarde "ik rentenier",64 daadwerkelijk legale werkzaamheden verrichtte, terwijl hij toch over zeer grote hoeveelheden 'cash' geld beschikte en in vergelijking met een 'modaal gezin' in zeer grote welstand leefde.65 [medeverdachte 13] heeft verklaard dat het geld van haar echtgenoot, [leider criminele organisatie], verdiend werd met handel in drugs.66 [medeverdachte 13] heeft ook verklaard dat [leider criminele organisatie] regelmatig met geld thuis kwam, bedragen van 20.000 of 40.000 euro per keer en dat dit best wel wekelijks gebeurde.67
De organisatie van [leider criminele organisatie] kende een grote mate van (criminele) professionaliteit; zoals uit zaaksdossier ZD01 volgt werd er gebruik gemaakt van 1-op-1 telefoons, werden afspreeklocaties gecodeerd doorgegeven68, en werd er vaak gewisseld van telefoon. Verder werden inhoudelijke gesprekken zowel per telefoon als in de auto vrijwel niet gevoerd. Als een gesprekspartner iets wilde vertellen over de 'handel' werd vrijwel onmiddellijk door [leider criminele organisatie] aangegeven daarmee te wachten en dat buiten de auto te doen.69 Bij [leider criminele organisatie] is ook een gsm-jammer aangetroffen70. Voorts is gebleken dat gepoogd is door [leider criminele organisatie] om zijn auto te sweepen (te controleren of er afluisterapparatuur was geplaatst)71. Verder hebben verdachte en [leider criminele organisatie] op 4 april 2009 sms-berichten gewisseld over de aanschaf van een crypto telefoon waarbij [leider criminele organisatie] aangaf dat dit voor de toekomst handig zou kunnen zijn.72 Dat de organisatie van [leider criminele organisatie] professioneel werkte wordt door [leider criminele organisatie] bevestigd; hij noemde zich zelf en verdachte immers 'prof'.73
[leider criminele organisatie] had enkele rechterhanden c.q. vertrouwelingen, van wie verdachte en [medeverdachte 1] de voornaamste zijn. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen zoals deze hiervoor bij de verschillende feiten zijn opgenomen dat bij het vervoer en levering van cocaïne, MDMA, 2C-B en amfetamine veel verschillende personen waren betrokken. Van verdachte en [medeverdachte 1] is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat zij deel uitmaakten van de gestructureerde organisatie van [leider criminele organisatie].
Verdachte was voor [leider criminele organisatie] de rechterhand, met wie hij veel transacties overlegde. Verdachte was vaak aanwezig in Amsterdam bij ontmoetingen in het kader van de 'Polen-zaak'74, maar verdachte voerde ook gesprekken met [leider criminele organisatie] over 'wit' en 'zwart geld'75, investeringen in bijvoorbeeld een vakantiehuisje76, sprak lopende trajecten door met [leider criminele organisatie] en onderhield contacten met medeverdachten als [medeverdachte 2] en [medeverdachte 10].77 Verdachte was van veel op de hoogte. Kenmerkend is het waarnemen van de telefoon als [leider criminele organisatie] op vakantie is.78
[medeverdachte 1] werd door [leider criminele organisatie] ingezet voor allerhande klusjes. [medeverdachte 1] is naar Warschau gereisd met [medeverdachte 2] (ZD01), is betrokken bij de levering van bollen cocaïne (ZD05) en heeft geld opgehaald bij [medeverdachte 10] voor [leider criminele organisatie] (ZD06).79 [medeverdachte 1] maakt ook geld over als een connectie van [leider criminele organisatie] in de gevangenis zit.80 [medeverdachte 1] verleent bij alle bewezen verklaarde feiten hand- en spandiensten aan [leider criminele organisatie] en dit beperkt zich niet tot enkele momenten, maar vindt plaats gedurende de gehele bewezenverklaarde periode.
Naast (internationale) handel in verdovende middelen van Lijst I van de Opiumwet was ook het witwassen van geld een oogmerk van de organisatie. [leider criminele organisatie] sprak met verdachte maar ook met anderen veelvuldig over geld investeren, 'wit'/ zwart geld, indekken en heeft ook daadwerkelijk geld witgewassen. Onder andere door cash geld te investeren in Suriname, cash geld in een sporttas onder te brengen bij [medeverdachte 8] en geld te laten vervoeren door [medeverdachte 1].81
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie, die als oogmerk had (internationale) handel in verdovende middelen van Lijst I van de Opiumwet en witwassen.
4.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1
hij in de periode van 01 november 2008 tot en met 19 februari 2009 te IJmuiden en te Amsterdam en elders in Nederland en in Polen en in Duitsland tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en/of verstrekken en/of afleveren van een hoeveelheid, cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen,
- zich en/of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en- voorwerpen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders opzettelijk
- telefoongesprekken gevoerd en SMS-berichten verzonden en/of uitgewisseld, waarin bij hem en zijn mededaders bekende ontmoetingsplaatsen al dan niet gecodeerd en/of versluierd ('locatie 1, 2 of 3') werden afgesproken en/of aan elkaar werden doorgegeven en
- ontmoetingen bijgewoond op die al dan niet gecodeerd en/of versluierd
aangeduide en/of aan elkaar doorgegeven ontmoetingsplaatsen en in het bedrijf [bedrijf 1], gevestigd aan de Vissershavenstraat te IJmuiden en
- telefoontoestellen overgedragen en/of in ontvangst genomen specifiek bestemd en bedoeld voor de onderlinge communicatie tussen één of meer mededaders en
- telefoongesprekken gevoerd en SMS-berichten verzonden en afspraken gemaakt omtrent
* het tijdstip, waarop en/of de termijn, waarbinnen de hoeveelheid cocaïne in Polen zou worden overgedragen en/of afgeleverd en/of vervoerd, en
* de bezichtiging en inspectie van de af te nemen hoeveelheid cocaïne in Polen en
* het met elkaar in contact brengen van personen in Polen waaronder de chauffeurs van het voorgenomen transport en
* de noodzaak van het activeren van een telefoontoestel in gebruik bij die contactpersoon in Polen en
* de naam van één van de chauffeurs, die de hoeveelheid cocaïne zouden gaan vervoeren ("Ziggy"),
waarbij zijn mededaders, te weten: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], zich
- per auto naar Warschau (Polen) hebben begeven teneinde aldaar persoonlijke ontmoetingen te hebben met andere mededaders en
- van Warschau (Polen) naar Kiel (Duitsland) hebben begeven teneinde aldaar aan hem, [leider criminele organisatie], verslag uit te brengen van en/of te berichten omtrent de ontmoetingen en afspraken gemaakt in Polen;
Feit 3
hij in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 18 mei 2010 te IJmuiden en te Amsterdam en Den Haag en elders in Nederland en in Polen en in Duitsland en in Litouwen heeft deelgenomen aan een organisatie,welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het meermalen opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende Lijst I en
- het meermalen opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende Lijst I en
- het meermalen opzettelijk aanwezig hebben van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende Lijst I en
- het meermalen witwassen van door een of meer van bovengenoemde misdrijven verkregen geldbedragen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
Medeplegen van voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen,
- voorwerpen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Feit 3
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
7.1 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van de aankoop van een aanzienlijke partij cocaïne. De rol van verdachte was die van participeren aan verscheidene ontmoetingen met (Colombiaanse) medeverdachten en het beheren van de telefoon van de grote organisator, tevens leider van de organisatie, bij diens afwezigheid. Verdachte heeft aldus gezorgd voor het in stand houden van een communicatielijn en actieve bijdragen geleverd aan verscheidene ontmoetingen en onderhandelingen welke essentieel waren in de voorbereiding van de cocaïne-transactie.
Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat bovendien gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Door zijn handelswijze heeft verdachte een actieve bijdrage geleverd aan de instandhouding van het drugscircuit een aan de daarmee gepaard gaande overlast.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte een rol vervulde in een samenwerkingsverband dat door de duurzaamheid en gestructureerde vorm daarvan, maar mede ook door het feit dat verdachte en diens medeverdachten zich zoals hiervoor is overwogen schuldig hebben gemaakt langdurige en grootschalige drugshandel en het witwassen van grote geldbedragen, door de rechtbank als een criminele organisatie dient te worden gekwalificeerd, waaraan verdachte actief heeft deelgenomen.
De bewezenverklaarde strafbare feiten zijn ernstige feiten, waarvoor verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen.
Gezien het feit dat verdachte een ondersteunende rol heeft gehad en niet de initiator is geweest van het 'Polen-traject' komt de rechtbank tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is geëist. Nadrukkelijk overweegt de rechtbank dat gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het strafblad van verdachte niet anders dan een langdurige vrijheidsbenemende straf kan worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7.2. Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat een deel van het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag, te weten € 10.000,00, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten met betrekking tot dat geldbedrag dat aan verdachte toebehoort, is begaan. Nu verdachte geen aanwijsbare legale inkomsten had en geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd voor dit bedrag, dat bestond uit coupures van 500 euro, kan het niet anders dan dat het bedrag in verband staat met de bewezenverklaarde feiten en derhalve verbeurd dient te worden verklaard.
8. Overige beslissingen omtrent de overige in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van 3.063,60 euro,
- een geldbedrag van 1.161,00 US Dollar,
- een geldbedrag van 15.830,00 Thaise Baht,
- een horloge EP, voorzien van steentjes rond de wijzerplaat,
- een goudkleurige imitatie Rolex horloge en
- een halsketting voorzien van een Boeddha hanger,
dienen te worden teruggegeven aan verdachte, aangezien die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en
artikel 10 en 10a van de Opiumwet.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte ten aanzien van feit 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 4.5. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde feiten opleveren.
Verklaart deze feiten strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER (4) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd een geldbedrag van € 10.000,00.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- een geldbedrag van 3.063,60 euro,
- een geldbedrag van 1.161,00 US Dollar,
- een geldbedrag van 15.830,00 Thaise Baht,
- een horloge EP, voorzien van steentjes rond de wijzerplaat,
- een goudkleurige imitatie Rolex horloge en
- een halsketting voorzien van een Boeddha hanger.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.A. Plaisier, voorzitter,
mr. P.M. Wamsteker en mr. M.E. Fortuin, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van donderdag 2 augustus 2012.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen en maken deel uit van het dossier met nummer PL1200/08-537057 (Onderzoek Vista).
2 Proces-verbaal ZD-01 van 25 juli 2011 in combinatie met proces-verbaal identiteit gebruiker […1333] (dossierpagina D00 03702).
3 Tapgesprek TA1333 record 2955 (dossierpagina B01 001446) en tapgesprek TA1333 record 2959 (dossierpagina B01 001447).
4 Tapgesprek TA1333 record 3453 (dossierpagina B01 001451).
5 Tapgesprek TA1333 record 3959 (dossierpagina B01 001453).
6 Tapgesprek TA1333 record 4195 (dossierpagina B01 001454).
7 Tapgesprek TA1333 record 5049 (dossierpagina B01 001459).
8 Tapgesprek IM0070 record 12 (dossierpagina B01 001462).
9 Tapgesprek IM0070 record 29 (dossierpagina B01 001467).
10 Tapgesprek IM0070 record 40 (dossierpagina B01 001470).
11 Tapgesprek IM0070 record 44 (dossierpagina B01 001472).
12 Tapgesprek IM0070 record 51 (dossierpagina B01 001474).
13 Proces-verbaal identificatie […2028] d.d. 14 oktober 2010 (dossierpagina D00 03854-03871).
14 Proces-verbaal van observatie d.d. 10 februari 2009 (dossierpagina D00 05460-05463).
15 Proces-verbaal identiteit gebruiker […1888] d.d. 23 oktober 2009 (dossierpagina D00 04005-04007).
16 Proces-verbaal bevindingen camera observatie locatie Keizersgracht [perceelnummer] Amsterdam [6, 7 en 8 februari 2009] d.d. 22 maart 2010 (dossierpagina B01 0001104-0001115), verklaring [betrokkene 10] in Polen d.d. 21 oktober 2009 (dossierpagina B01 000369-000378) en verklaring [betrokkene 10] d.d. 5 april 2012 (dossierpagina G090001212-G090001219).
17 Tapgesprek TA2028 record 98 (dossierpagina B01 001501-001505).
18 Proces-verbaal ten behoeve van de 4e nazending, d.d. 20 maart 2012 (dossierpagina A000000157).
19 Tapgesprek IM0070 record 108 (dossierpagina B01 001515-001516).
20 Vluchtlijst gegevens KLM Amsterdam-Warschau [betrokkene 9] (dossierpagina B01 001400) en verklaring [betrokkene 9] in Polen d.d. 13 mei 2009 (B01 000387).
21 Poolse printlijst gegevens […8008] (dossierpagina B01 001522).
22 Verklaring [betrokkene 9] in Polen d.d. 13 mei 2009 (B01 000388).
23 Verklaring [betrokkene 9] in Polen d.d. 2 september 2009 (B01 000402).
24 Proces-verbaal identiteit gebruiker […2161] [medeverdachte 12] d.d. 12 oktober 2010 (dossierpagina D00 04012).
25 Een schriftelijk stuk, antwoord d.d. 5 juni 2009 op rechtshulpverzoek d.d. 3 april 2009 aan Poolse autoriteiten (dossierpagina B01 001347).
26 Verklaring [betrokkene 9] in Polen d.d. 13 mei 2009 (dossierpagina B01 000388).
27 Verklaring [betrokkene 9] in Polen d.d. 13 mei 2009 (dossierpagina B01 000389).
28 Het proces-verbaal van observatie d.d. 13 februari 2009 (dossierpagina B01 001194-96).
29 Een schriftelijk stuk, Poolse factuur Holiday Inn Warsaw (dossierpagina B01 001612-001621).
30 Tapgesprek TA1333 record 6052 (dossierpagina B01 001527-001528).
31 Verklaring [betrokkene 10] in Polen d.d. 21 oktober 2009 (dossierpagina B01 000369-000378).
32 Proces-verbaal van verhoor [betrokkene 10] d.d. 5 april 2012 (dossierpagina G09 0001212-1219).
33 Poolse printlijst gegevens […8008] (dossierpagina B01 001523).
34 Nederlandse printlijst gegevens […2161] (dossierpagina B01 001525).
35 Verklaring [betrokkene 9] in Polen d.d. 13 mei 2009 (dossierpagina B01 000385-000390).
36 De Nederlandse printlijst gegevens van [medeverdachte 12], [betrokkene 9] en [medeverdachte 10] (dossierpagina B01 001537).
37 Tapgesprek TA 2512 record 9 (dossierpagina B01 001538).
38 Nederlandse printlijst gegevens […8008] (dossierpagina B01 001539).
39 Poolse printlijst gegevens […8008] en Nederlandse printlijst gegevens 06-49942161 (dossierpagina B01 001542).
40 Verklaring [betrokkene 9] in Polen d.d. 2 september 2009 (dossierpagina B01 000403) en verklaring [betrokkene 9] in Polen d.d. 13 mei 2009 (dossierpagina B01 000388).
41 Nederlandse printlijst gegevens […2161] (dossierpagina B01 001551).
42 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 9] van 19 juni 2009 (dossierpagina B01 000398) en een schriftelijk stuk, stenogram van 18 februari 2009 [weergave videobeelden kijkdag Polen] (dossierpagina B01 001632).
43 Tapgesprek record 52 (dossierpagina B01 001557).
44 Nederlandse printlijst gegevens […2161] (dossierpagina B01 001557).
45 Nederlandse printlijst gegevens […2161] (dossierpagina B01 001560).
46 Poolse printlijst gegevens […1619] (dossierpagina B01 001561).
47 Proces-verbaal observatie 18 februari 2009 (dossierpagina D00 05505-05510).
48 Nederlandse printlijst gegevens […2161] (dossierpagina B01 001565-001566).
49 Tapgesprek TA2512 record 80 (dossierpagina B01 001567).
50 Nederlandse printlijst gegevens […2161] (dossierpagina B01 001568).
51 Tapgesprek TA2512 record 86 (dossierpagina B01 001570).
52 Sms-berichten [leider criminele organisatie] – [medeverdachte 10] (dossierpagina B01 001571-001572).
53 Proces-verbaal uitvoeringsstukken RHV Polen d.d. 21 juli 2011 (dossierpagina D00 009736-009737).
54 Tapgesprek TT-12 record 22 (dossierpagina B01 001573).
55 Proces-verbaal ZD-01, versie 2011 inclusief RHV Polen d.d. 21 juli 2011(dossierpagina B01 001576).
56 Nederlandse printlijstgegevens […2161] (dossierpagina B01 001577-001578).
57 Antwoord van de Poolse autoriteiten d.d. 5 juni 2009 op rechtshulpverzoek d.d. 3 juni 2009 van de Nederlandse autoriteiten (dossierpagina B01 001344).
58 Antwoord d.d. 5 juni 2009 van de Poolse autoriteiten op rechtshulpverzoek van de Nederlandse autoriteiten van 3 april 2009 (dossierpagina B01 001341-001344).
59 Zie o.a. HR 2 februari 2010, LJN BK5172.
60 HR 21 december 2010, LJN BM4415, en HR 3 juli 2012, LJN BW5178.
61 Verklaring [medeverdachte 13] d.d. 19 mei 2010 (dossierpagina B111 006503).
62 Zie bv Tapgesprek d.d. 23 oktober 2008 1434 (dossierpagina B11 006374).
63 Proces-verbaal belastinggegevens [leider criminele organisatie] en [medeverdachte 13] d.d. 19 oktober 2010 (dossierpagina B11 007450).
64 Proces-verbaal OVC-journaal 17 november 2009 (dossierpagina B11 007651).
65 Zie de OVC-gesprekken waarin [medeverdachte 13] met [leider criminele organisatie] over jacuzzi's praat en dat het van het witte geld moet en dat dat zonde is (OVC 31 oktober 2009, (dossierpagina D00 07925-07926) en een gesprek over een huis in welk gesprek [medeverdachte 13] aan [leider criminele organisatie] vraagt hoe ze aan het witte geld komt (OVC 5 november 2009, (dossierpagina D00 07961-07962). Proces-verbaal, PL1200/08-86312, OVC geldgesprekken dossierpagina D00 009221-009282.
66 Proces-verbaal, verhoor [medeverdachte 13], d.d. 19 mei 2010, dossierpagina C10 000305 en proces-verbaal, verhoor [medeverdachte 13], d.d. 20 mei 2010, dossierpagina C10 000321.
67 Proces-verbaal, verhoor [medeverdachte 13], d.d. 19 mei 2010, dossierpagina C10 000306.
68 Het proces-verbaal afspreeklocaties d.d. 19 april 2010, dossierpagina D00 00495-510.
69 Bij voorbeeld proces-verbaal OVC-journaal d.d. 1 december 2009 (dossierpagina B11 007681).
70 Proces-verbaal van vermoedelijke overtreding van artikel 140 wetboek van strafrecht, d.d. 25 oktober 2010, dossierpagina B11 006453.
71 Zie OVC-23, d.d. 11 november 2009 (dossierpagina B11 006393-006394).
72 Zie reeks sms-berichten op 4 april 2009; tap IM-1940, 4 april 2009, dossierpagina B11 006440.
73 Het proces-verbaal van 10 maart 2010 (dossierpagina D00 08045).
74 Zie proces-verbaal, PL1200/08-086312, ZD-01 (dossierpagina B01 001437-001438).
75 Het OVC-journaal van 1 december 2009 (dossierpagina D00 08089-08090).
76 Het OVC-journaal van 1 december 2009 (dossierpagina D00 08089-08090).
77 Zie de bewijsmiddelen ten aanzien van zaaksdossier 01 zoals opgenomen in het vonnis.
78 Tapgesprekken record 43 tot en met 49 (dossierpagina B11 006393-006394).
79 Zie de bewijsmiddelen ten aanzien van de verschillende zaaksdossiers zoals opgenomen in het vonnis.
80 Het tapgesprek record 14660 (dossierpagina B11 006408).
81 Zie de bewijsmiddelen ten aanzien van de verschillende zaaksdossiers zoals opgenomen in het vonnis.