ECLI:NL:RBHAA:2012:BY1624

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
26 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
99-000073-21
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde wegens niet-naleving voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 26 september 2012 uitspraak gedaan over de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De rechtbank oordeelde dat de vordering kon worden toegewezen, omdat de veroordeelde de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden bijzondere voorwaarden niet had nageleefd. De rechtbank stelde vast dat de veroordeelde, ondanks eerdere kansen, niet in staat of bereid was om zich aan de afspraken te houden. De reclassering had verschillende trajecten ingezet, maar deze waren door de houding van de veroordeelde gestagneerd. De rechtbank zag geen reden om aanvullende bijzondere voorwaarden te stellen, aangezien de reclassering de veroordeelde niet meer begeleidbaar achtte.

De veroordeelde was op 10 oktober 2011 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de voorwaarde dat hij zich niet aan een strafbaar feit schuldig zou maken en zich zou melden bij de reclassering. Tijdens de zitting was de veroordeelde niet aanwezig, maar zijn raadsvrouw en een reclasseringswerker waren wel aanwezig. De reclasseringswerker verklaarde dat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden hield en dat hij manipuleerde. De officier van justitie volhardde in de vordering tot herroeping, terwijl de raadsvrouw pleitte voor een tweede kans voor de veroordeelde.

De rechtbank oordeelde dat de vordering tot herroeping moest worden toegewezen en gelastte dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer was gelegd, alsnog moest worden ondergaan, te weten voor de duur van 487 dagen. De rechtbank baseerde haar beslissing op de niet-naleving van de voorwaarden door de veroordeelde en de eerdere kansen die hem waren geboden.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 23/002805-09 (rechtsmiddel van 15/740081-09)
V.I.-zaaknummer: 99-000073-21
Uitspraakdatum: 26 september 2012
BESLISSING HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 22 oktober 2009 in de zaak met parketnummer 23/002805-09 heeft de meervoudige kamer van het gerechtshof te Amsterdam,
[veroordeelde], hierna veroordeelde,
geboren op [geboortedatum] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
thans verblijvende aan de [adres],
veroordeeld tot - voor zover relevant - een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Veroordeelde is op 10 oktober 2011 op de voet van het bepaalde in artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het eind van de op 487 dagen gestelde proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt en onder de bijzondere voorwaarde dat hij zich binnen vijf werkdagen na invrijheidstelling meldt bij de toezichthoudende reclasseringsinstantie en zich aldaar blijft melden zo vaak als door de toezichthouder noodzakelijk wordt geacht.
2. De vordering
Op 31 juli 2012 is ter griffie van voormelde rechtbank ontvangen de vordering van de officier van justitie van dezelfde datum, strekkende tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde, nu deze zich niet heeft gehouden aan de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden voorwaarden. Om die reden vordert de officier van justitie dat de rechtbank de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling zal gelasten voor de duur van 487 dagen.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
3. Behandeling ter terechtzitting
Op 12 september 2012 is deze vordering op een openbare terechtzitting behandeld.
De veroordeelde is - hoewel behoorlijk opgeroepen - ter terechtzitting niet verschenen. Wel was namens veroordeelde aanwezig zijn - door hem bepaaldelijk gevolmachtigde - raadsvrouw mr. G.L.P. Biesmans, advocaat te Maastricht. Voorts was ter zitting aanwezig de heer G.H.M.M. Soudant, reclasseringswerker bij het Leger des Heils, Jeugdzorg en Reclassering te Maastricht.
Aanwezig was de officier van justitie mr. J. Pauwelussen.
Ter zitting heeft de heer Soudant als getuige-deskundige - zakelijk weergegeven - namens de reclassering verklaard dat veroordeelde zich niet begeleidbaar opstelt, dat hij keer op keer niet op afspraken komt en zich zelden daarvoor afmeldt, dat hij aldus laat zien dat hij zich niet aan de voorwaarden houdt, dat hij de hem gestelde voorwaarden met boven het hoofd 487 dagen niet serieus neemt, dat hij manipuleert en dat hij steeds weer excuses verzint. Het Leger des Heils ziet geen heil meer in reclasseringsbegeleiding van veroordeelde, aldus Soudant.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot algehele herroeping.
De raadsvrouw van veroordeelde heeft - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat veroordeelde een tweede kans verdient. Hij had meer hulp verwacht dan hij heeft gekregen. De vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling ziet op een lange periode. Hij heeft nu de zorg voor familie en de op komst zijnde kinderen, doet geregeld wat productiewerk en werkt in de groenvoorziening. Juist omdat de reclassering spreekt van een hoog recidiverisico is een algehele herroeping zeer onwenselijk. Als veroordeelde nu vast komt te zitten is hij alles kwijt, aldus de raadsvrouw. De raadsvrouw stelt zich primair op het standpunt dat de vordering geheel dient te worden afgewezen in verband met het bieden van een tweede kans. Subsidiair bepleit zij de herroeping te beperken tot een gedeeltelijke, met het stellen van aanvullende bijzondere voorwaarden.
4. De beoordeling
De rechtbank heeft kennis genomen van de melding verzoek tot beoordeling d.d. 16 juli 2012 van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering te Maastricht. Daaruit blijkt het volgende. Het toezicht verloopt zeer moeizaam, omdat veroordeelde de afspraken niet goed nakomt, problemen bagatelliseert en de reclassering niet of niet tijdig informeert. De houding van veroordeelde is zorgelijk, omdat hij doet waar hij zin in heeft en zich weinig transparant opstelt. Veroordeelde is met regelmaat (zonder afmelding) afwezig geweest bij afspraken waardoor hij zich onttrekt aan het ter toezicht opgelegde meldingsgebod. Hij is hiervoor berispt en gewaarschuwd, maar dit heeft zijn houding en gedrag niet doen veranderen. Uit de toelichting van de heer Soudant ter zitting is de rechtbank voorts gebleken dat veroordeelde ook nog begin september - dus nadat de vordering was uitgegaan - tevergeefs op zijn gedrag is aangesproken.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen, nu uit het voorgaande blijkt dat veroordeelde de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om veroordeelde wederom een kans te geven zich aan de afspraken te houden, nu dit reeds vele malen eerder is geprobeerd en veroordeelde heeft laten blijken daartoe niet in staat en/of bereid te zijn. Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, heeft veroordeelde naar het oordeel van de rechtbank reeds vele kansen van de reclassering gehad. Een "tweede kans" is derhalve een gepasseerd station. Nu voorts uit de bevindingen van de reclassering blijkt dat verschillende (vrijwillig) ingezette trajecten bij veroordeelde door zijn houding stagneren en de reclassering veroordeelde niet (meer) begeleidbaar acht, ziet de rechtbank ook geen reden tot het stellen van aanvullende bijzondere voorwaarden.
5. Toepasselijke wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op artikel 15j van het Wetboek van Strafrecht.
6. Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe.
Gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel moet worden ondergaan, te weten voor de duur van 487 (VIERHONDERDENZEVENENTACHTIG) DAGEN.
7. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. B.A.A. Postma, voorzitter,
mr. T. Avedissian en mr. M.W. Groenendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Wessels,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 september 2012.
Mr. B.A.A. Postma is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.