ECLI:NL:RBHAA:2012:BY2098

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
24 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700366-12
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige en bedreiging

Op 24 oktober 2012 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een 6-jarig meisje en bedreiging van een winkelmedewerkster. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van veertien maanden, waarvan zeven maanden voorwaardelijk, en bijzondere voorwaarden voor de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen met het minderjarige slachtoffer, maar sprak hem vrij van de primair ten laste gelegde feiten. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte, door zijn gedrag, een ernstige inbreuk had gemaakt op de integriteit van het kind. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan bedreiging van een medewerkster van Albert Heijn. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaren. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van 650 euro aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het risico op recidive, gezien de psychische problematiek van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700366-12 en 15/710482-12 (ttz. gev)
Uitspraakdatum: 24 oktober 2012
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 15/700366-12
primair
hij op of omstreeks 23 mei 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2006) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit,
- het aanraken/betasten en/of wrijven (al dan niet over het bikinibroekje) van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- het die [slachtoffer 1] opdragen, althans ertoe te brengen voor hem, verdachte, haar bikinibroekje opzij te schuiven (zodat hij, verdachte, de vagina van die [slachtoffer 1] kon zien) en/of
- het tonen van zijn, verdachtes, penis aan die [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het misbruik maken van (een) uit feitelijke verhouding(en) voortvloeiend overwicht en/of het uit verdachtes leeftijd voortvloeiende fysieke en/of geestelijke overwicht;
subsidiair
hij op of omstreeks 23 mei 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2006), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het aanraken/betasten en/of wrijven (al dan niet over het bikinibroekje) van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- het die [slachtoffer 1] op dragen, althans ertoe te brengen voor hem, verdachte, haar bikinibroekje op zij te schuiven (zodat hij, verdachte, de vagina van die [slachtoffer 1] kon zien) en/of
- het tonen van zijn, verdachtes, penis aan die [slachtoffer 1];
parketnummer 15/710482-12
hij op of omstreeks 22 mei 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een fles wijn gepakt en /of (vervolgens) op voor die [slachtoffer 2] dreigende wijze tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij de fles tegen haar hoofd zou willen slaan, althans teksten van soortgelijke aard en/of strekking.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder parketnummer 15/700366-12 primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder subsidiair en onder parketnummer 15/710482-12 ten laste gelegde feiten.
3.2 Vrijspraak parketnummer 15/700366-12 primair
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte van het onder parketnummer 15/700366-12 primair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken nu niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid waardoor het slachtoffer zou zijn gedwongen tot ontuchtige handelingen. De enkele omstandigheid dat sprake was van een groot leeftijdsverschil tussen het slachtoffer en de verdachte is daarvoor onvoldoende.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden
Ten aanzien van parketnummer 15/700366-12 subsidiair
Op 23 mei 2012 was [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 2006, aan het spelen op het pleintje ongeveer vijftien meter van de achtertuin van haar huis in Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer. Op het pleintje waren ook het broertje van [slachtoffer 1], [naam broertje], en een buurmeisje aan het spelen. [slachtoffer 1] zat op haar step toen verdachte bij haar kwam zitten en haar ging kietelen. Toen ging verdachte met zijn hand onder de billen van [slachtoffer 1] door en zat over haar bikinibroekje heen aan haar vagina, door [slachtoffer 1] “frummel” genoemd. [slachtoffer 1] vond dit niet leuk en zei dat verdachte moest stoppen, maar hij ging door. Toen [slachtoffer 1] tegenover verdachte zat, vroeg hij haar haar bikinibroekje opzij te doen. [slachtoffer 1] deed haar broekje opzij en vlug weer terug. Hierdoor was haar vagina te zien. Verdachte heeft ook zijn penis aan [slachtoffer 1] laten zien. Verdachte deed de rits van zijn broek open en zijn broek opzij en liet haar zijn penis zien.
De rechtbank acht de studioverklaring die [slachtoffer 1] heeft afgelegd geloofwaardig en overweegt daartoe dat zij niet alleen concreet en gedetailleerd heeft verklaard over hetgeen is gebeurd, maar ook consistent met hetgeen zij tegenover verbalisanten en tegenover haar vader heeft verteld direct nadat het incident had plaatsgevonden. Daartegenover staan de wisselende en op onderdelen aantoonbaar onjuiste verklaringen van de verdachte die, enerzijds, ontkent dat er iets zou zijn voorgevallen, maar, anderzijds, heeft verklaard dat hij de vagina van [slachtoffer 1] heeft gezien , dat het best zou kunnen dat [slachtoffer 1] zijn penis heeft gezien toen hij zijn broek omhoog aan het trekken was en dat hij bij het aanwijzen van rode plekjes op het dijbeen van [slachtoffer 1] haar bikinibroekje aangeraakt zou kunnen hebben . Dat dit alles per ongeluk zou zijn gebeurd acht de rechtbank niet geloofwaardig. Zo heeft verdachte verklaard dat hij de vagina van [slachtoffer 1] heeft gezien omdat haar bikinibroekje al kapot was en wat ruimer zat , terwijl uit onderzoek door de politie is gebleken dat het elastiek van dit broekje strak gespannen was. Ook de verklaring van verdachte dat zijn penis per ongeluk zichtbaar kan zijn geweest omdat hij zijn gulp open had staan en dat [slachtoffer 1] de beharing van de penis weet te beschrijven omdat zij hem op zijn buik heeft gekieteld , acht de rechtbank niet geloofwaardig.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij [slachtoffer 1].
Ten aanzien van parketnummer 15/710482-12
Op 22 mei 2012 was [slachtoffer 2] werkzaam bij Albert Heijn op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Een collega van [slachtoffer 2] was buiten aan het laden en lossen. Verdachte vertelde tegen die collega dat hij haar leuk vond en met haar naar de bioscoop wilde gaan. [slachtoffer 2] had de indruk dat die collega zich hierbij niet goed voelde en heeft aan die collega gevraagd haar te helpen. [slachtoffer 2] zag door de deur van het magazijn dat verdachte weer met haar collega begon te praten. [slachtoffer 2] heeft toen aan verdachte gevraagd de winkel te verlaten. Verdachte pakte vervolgens een wijnfles uit het schap en zei tegen [slachtoffer 2] dat hij de wijnfles tegen haar hoofd zou willen slaan. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een fles in zijn handen had en daarmee drukke gebaren heeft gemaakt.
3.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 15/700366-12 subsidiair en parketnummer 15/710482-12 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
parketnummer 15/700366-12 subsidiair
hij op 23 mei 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2006), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het aanraken/betasten over het bikinibroekje van de vagina van die [slachtoffer 1] en
- het die [slachtoffer 1] ertoe te brengen voor hem, verdachte, haar bikinibroekje opzij te schuiven zodat hij, verdachte, de vagina van die [slachtoffer 1] kon zien en
- het tonen van zijn, verdachtes, penis aan die [slachtoffer 1];
parketnummer 15/710482-12
hij op 22 mei 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een fles wijn gepakt en vervolgens op voor die [slachtoffer 2] dreigende wijze tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij de fles tegen haar hoofd zou willen slaan.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 15/700366-12 subsidiair
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
parketnummer 15/710482-12
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan het voorwaardelijk deel bijzondere voorwaarden te verbinden, te weten dat verdachte zich zal houden aan een door de reclassering op te leggen meldingsgebod, dat verdachte zal meewerken aan behandeling bij een forensische polikliniek en dat verdachte zich houdt aan een drugs- en alcoholverbod. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vordering van de benadeelde partij [vader slachtoffer 1] geheel toe te wijzen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2 Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en het aldaar besproken rapport van Reclassering Nederland d.d. 18 september 2012 (waarvan het advies nader is aangevuld op 10 oktober 2012) en het aldaar besproken Pro Justitia rapport van [naam psychiater], psychiater, d.d. 28 augustus 2012 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
6.3. Hoofdstraf
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 1] die toen de leeftijd van zes jaar had. Dit heeft plaatsgevonden op een pleintje in de buurt van de woning van [slachtoffer 1]. Door deze handelwijze heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de fysieke en psychische integriteit van het jeugdige slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke feiten grote schade kunnen toebrengen aan de ontwikkeling van jonge kinderen. De rechtbank acht het des te kwalijker nu verdachte, die zich seksueel aangetrokken weet tot jonge kinderen, de situatie heeft opgezocht in plaats van deze uit de weg te gaan. Ook neemt verdachte met zijn ontwijkende houding en wisselende verklaringen geen verantwoordelijkheid voor hetgeen is voorgevallen en geeft hij er geen blijk van het laakbare van zijn handelen in te zien. Naar moet worden gevreesd heeft dit alles een verhogende invloed op het recidiverisico.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een medewerkster van Albert Heijn nadat deze hem had verzocht de winkel te verlaten. Dit is een ernstig feit dat een gevoel van onveiligheid in de samenleving meebrengt.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder nog gelet op het volgende.
Uit de rapportage van [naam psychiater], voornoemd, is gebleken dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een bipolaire I stoornis en in de zin van aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD), alcoholafhankelijkheid en afhankelijkheid van cocaïne. Ook is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met trekken van een borderline persoonlijkheidsstoornis.
Aangezien betrokkene het ten laste gelegde ontkent, bagatelliseert en tegenstrijdige informatie geeft, heeft de psychiater een eventueel verband tussen de geconstateerde stoornissen en het ten laste gelegde niet kunnen onderzoeken. Wel is het zo dat betrokkenes stoornissen in al zijn handelen in enige mate doorwerken en dat het daarom goed denkbaar is dat betrokkenes stoornissen op enigerlei wijze hebben doorgewerkt in het gedrag dat hem ten laste wordt gelegd in deze zaak. De psychiater is van oordeel dat betrokkenes stoornissen zodanig hardnekkig zijn dat een ambulante behandeling nu weinig kans van slagen maakt en dat vanuit zorgoogpunt gesteld kan worden dat verdachte het meest gebaat zou zijn bij een klinische behandeling in een klinisch forensisch psychiatrische setting. Een risicoprognose kan niet worden gegeven.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat, gezien de forse psychische problematiek bij verdachte, het risico bestaat dat bij gebrek aan structuur verdachte ontregeld raakt en gaat drinken waardoor het risico op een strafbaar feit groter wordt. Het risico op recidive wordt hoog ingeschat. Ook het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt als hoog ingeschat. Vanwege de ontkenning van het feit en het gebrek aan motivatie bij verdachte is geen indicatiestelling afgegeven, zodat klinische opname niet uitvoerbaar is. De reclassering adviseert om verdachte, onder andere, te verplichten mee te werken aan een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek. Gezien het delict en het delictverleden van verdachte acht de reclassering het voorts raadzaam een proeftijd van vijf jaren op te leggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van vijf jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank verplichte begeleiding door Reclassering Nederland noodzakelijk. Een dergelijke verplichting zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
7. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
Door [vader slachtoffer 1] is namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] een vordering tot schadevergoeding van € 650,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder parketnummer 15/700366-12 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder parketnummer 15/700366-12 subsidiair bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder parketnummer 15/700366-12 subsidiair bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 57, 247, 285 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 15/700366-12 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder parketnummer 15/700366-12 subsidiair en parketnummer 15/710482-12 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 15/700366-12 subsidiair en parketnummer 15/710482-12 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder parketnummer 15/700366-12 subsidiair en parketnummer 15/710482-12 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van vijf jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal houden aan een door de Reclassering op te leggen meldingsgebod;
- mee zal werken aan behandeling bij een forensische polikliniek (ambulant);
- zich zal houden aan een drugs- en alcoholverbod,
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Haarlem noodzakelijk oordeelt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 650,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer [nummer bankrekening], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 650,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 13 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P. van der Lelie, voorzitter,
mr. T. Avedissian en mr. E.C.M. van Mierlo, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.M.A. Richelle,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2012.