ECLI:NL:RBHAA:2012:BY2149

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
10 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700933-11
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huiselijk geweld met ernstige gevolgen voor de partner

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 10 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan huiselijk geweld. De verdachte heeft tijdens een ruzie op 29 november 2011 in de echtelijke woning zijn vrouw, [slachtoffer 2], een duw gegeven, waardoor zij ten val is gekomen en enige tijd buiten bewustzijn is geweest. De rechtbank oordeelt dat het handelen van de verdachte de lichamelijke integriteit van zijn partner op ernstige wijze heeft geschonden. Dit incident vond plaats in de aanwezigheid van een van de kinderen, wat de ernst van de situatie vergroot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen, wat in zijn voordeel wordt meegewogen.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, waaronder bedreiging en mishandeling van zijn (stief)zoon, omdat het bewijs hiervoor niet overtuigend was. De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zijn echtgenote heeft mishandeld. Gezien de omstandigheden en de ernst van het feit, heeft de rechtbank besloten om een gevangenisstraf van 14 dagen op te leggen, waarvan 12 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Dit betekent dat de verdachte zich gedurende deze proeftijd niet opnieuw schuldig mag maken aan een strafbaar feit.

Daarnaast heeft de rechtbank een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2], ter compensatie van de geleden schade. De rechtbank heeft de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet kon worden bewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van huiselijk geweld en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700933-11
Uitspraakdatum: 10 oktober 2012
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 september 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Bundung (Gambia),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. Van Eck en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S. Rozemeijer, advocaat te Velserbroek, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
Primair
hij op of omstreeks 29 november 2011 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk zijn (stief)zoon [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] (met beide handen) bij de keel heeft gegrepen en/of (vervolgens) de keel van die [slachtoffer 1] heeft dicht geknepen en/of gehouden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 29 november 2011 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn (stief)zoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] (met beide handen) bij de keel heeft gegrepen en/of (vervolgens) de keel van die [slachtoffer 1] heeft dicht geknepen en/of gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 29 november 2011 te Haarlem in elk geval in Nederland opzettelijk mishandelend een persoon (te weten zijn (stief)zoon [slachtoffer 1]), (met beide handen) bij de keel heeft gegrepen en/of (vervolgens) de keel van die [slachtoffer 1] heeft dicht geknepen en/of gehouden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 2:
hij op of omstreeks 29 november 2011 te Haarlem opzettelijk mishandelend een persoon, te weten zijn (stief)zoon [slachtoffer 1], een kopstoot in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 3:
hij op of omstreeks 29 november 2011 te Haarlem opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, [slachtoffer 2], een klap tegen het hoofd heeft geven en/of die [slachtoffer 2] (omver) heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 4:
hij op of omstreeks 29 november 2011 te Haarlem zijn echtgenote, [slachtoffer 2], en of zijn (stief)kind(eren), [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde echtgenote en/of zijn (stief)kind(eren) dreigend de woorden toegevoegd: "Ik sla jullie in elkaar, zodat jullie in het ziekenhuis komen" en/of "Ik steek de ogen van je (moeder) uit", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaren alsmede tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 2] geheel kan worden toegewezen en dat de vordering van [slachtoffer 1] dient te worden gematigd tot een bedrag van € 1.000,-, beide met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder de feiten 1 primair, subsidiair en meer subsidiair, 2 en 4 ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden blijkt dat verdachte en zijn echtgenote [slachtoffer 2] op 29 november 2011 in hun toenmalige gezamenlijke woning een ruzie hebben gehad waarbij een handgemeen is ontstaan. Op enig moment heeft aangeefster [slachtoffer 2] haar zoon, aangever [slachtoffer 1], naar beneden geroepen. Tot aan het moment dat [slachtoffer 1] beneden is, komen de verklaringen van beide aangevers en verdachte overeen. Daarna verschillen de verklaringen.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij door verdachte bij de keel is gegrepen, dat verdachte zijn keel dichtgeknepen heeft gehouden en dat hij bovendien van verdachte een kopstoot heeft gekregen. [slachtoffer 1] is echter de enige die over deze handelingen van verdachte heeft verklaard. Daarom staat naar het oordeel van de rechtbank niet onomstotelijk vast dat verdachte daadwerkelijk de keel van [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en hem een kopstoot heeft gegeven. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat hetgeen verdachte over wat is voorgevallen heeft verklaard niet geheel kan worden uitgesloten. Verdachte heeft immers verklaard dat hij tijdens een handgemeen door [slachtoffer 1] in een nekklem werd genomen en dat hij om zich daaraan te ontworstelen naar de hals van [slachtoffer 1] heeft gegrepen, hij daarbij [slachtoffer 1] heeft opgetild en met zijn achterhoofd de mond van [slachtoffer 1] heeft geraakt. De foto's van het letsel van [slachtoffer 1] doen daar niet aan af. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij niet heeft gezien wat er tussen verdachte en haar zoon is gebeurd. Nu het wettige en overtuigende bewijs dat verdachte de hem verweten handelingen jegens [slachtoffer 1] heeft begaan niet is geleverd, spreekt de rechtbank verdachte vrij van het hem onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en 2 tenlastegelegde.
Met betrekking tot de onder feit 4 ten laste gelegde bedreiging overweegt de rechtbank dat slechts aangever [slachtoffer 1] in zijn verklaringen spreekt over deze bedreigingen. Daarmee is niet voldaan aan het vereiste bewijsminimum. Ook voor dit feit is dan ook naar het oordeel van de rechtbank het wettige en overtuigende bewijs niet geleverd. De rechtbank spreekt verdachte dan ook van dit feit vrij.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 29 november 2011 heeft in de echtelijke woning in Haarlem een ruzie plaatsgevonden tussen verdachte en zijn echtgenote, [slachtoffer 2]. Tijdens deze ruzie is tussen beiden duw- en trekwerk ontstaan, waarbij aangeefster naar zij heeft verklaard als gevolg van een duw of een klap ten val is gekomen en waardoor zij enige tijd buiten bewustzijn is geweest. Aangeefster heeft hieraan hoofdpijn overgehouden.2 Deze door aangeefster geschetste gang van zaken vindt bevestiging in de verklaring van haar zoon, die zij op enig moment tijdens de ruzie naar beneden heeft geroepen. Deze getuige [slachtoffer 1] verklaart dat hij heeft gezien dat er tussen zijn moeder en verdachte veel geduw en getrek was en dat zijn moeder in de commotie tegen de grond is geslagen waardoor zij knock-out ging.3 Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte aangeefster tenminste heeft geduwd en dat zij daardoor ten val is gekomen. Daarbij heeft de rechtbank ook de verklaring van verdachte betrokken, waarin hij stelt dat er tussen hem en aangeefster geduwd en getrokken is.4
4.3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 3:
hij op 29 november 2011 te Haarlem opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, [slachtoffer 2], omver heeft geduwd, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
Hetgeen aan verdachte onder 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 3: mishandeling, terwijl het feit is begaan tegen zijn echtgenote.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het door de Reclassering opgestelde gespreksverslag d.d. 2 december 2011, is gebleken. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 23 augustus 2012.
In het bijzonder overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan huiselijk geweld. Tijdens een echtelijke ruzie heeft verdachte zijn vrouw een duw gegeven als gevolg waarvan zij ten val is gekomen en enige tijd het bewustzijn heeft verloren. Door zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van zijn partner op ernstige wijze geschonden. Het handelen van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank het trieste dieptepunt van een huwelijk waarin zich al langere tijd problemen voordeden. De rechtbank rekent het verdachte aan dat deze mishandeling heeft plaatsgevonden - overigens in het bijzijn van een van de kinderen van de echtgenote - in de echtelijke woning, een omgeving waarin zij zich veilig mocht wanen. Uit de houding van verdachte ter terechtzitting lijkt te volgen dat verdachte het laakbare van zijn handelen niet inziet.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat hij blijkens zijn strafblad niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Nu de rechtbank tot bewezenverklaring van minder feiten komt dan de officier van justitie, zal aan verdachte een aanzienlijk lagere straf worden opgelegd dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
8. Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.400,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder de feiten 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en 2 is ten laste gelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op die ten laste gelegde feiten, kan worden ontvangen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 650,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 600,- immateriële schade en € 50,- materiële schade, te weten reis- en telefoonkosten.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 250,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 3 bewezen verklaarde handelen - kort gezegd: mishandeling van zijn echtgenote - aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
11. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair, 2 en 4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 4.3. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 12 (twaalf) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op drie jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 300,-, bestaande uit € 50,- voor de materiële en € 250,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 300,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot bewaring van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. T. Avedissian, voorzitter,
mr. M.W. Groenendijk en mr. V.M.A. Sinnige, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.P. de Klerk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2012.
Mr. Sinnige is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Proces-verbaal van verhoor van 30 november 2011, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2], dossierparagraaf 14, pagina 1 en 2.
3 Proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van de getuige [slachtoffer 1] afgelegd op 7 februari 2012 bij de rechter-commissaris.
4 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2012.