RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaak-/rekestnummer: 81421 / FA RK 07-431
beschikking van de enkelvoudige familiekamer d.d. 20 juni 2007, betreffende DNA-onderzoek.
[de vrouw],
wonende te Heerenveen,
hierna ook te noemen: de vrouw,
procureur: mr. A.A. Scholtmeijer,
[de man],
wonende te Heerenveen,
hierna ook te noemen: de man,
procureur: mr. W.A. Veenstra.
belanghebbende:
[de minderjarige],
vertegenwoordigd door mr. B. Delhaye,
kantoorhoudende te Heerenveen,
in hoedanigheid van bijzondere curator over deze minderjarige.
De vrouw heeft -op gronden als gesteld in het verzoekschrift- op 8 maart 2007 verzocht tot gerechtelijke vaststelling vaderschap van de man, als vader van [de minderjarige], geboren [in 2006] in de gemeente Heerenveen. Daarnaast heeft de vrouw vaststelling van alimentatie ten behoeve van [de minderjarige] verzocht.
Bij beschikking van 28 maart 2007 heeft de rechtbank mr. B. Delhaye, advocaat en procureur te Heerenveen, als bijzondere curator benoemd.
Bij de stukken bevindt zich een brief van 5 april 2007 van de bijzondere curator.
De man heeft bij verweerschrift, ingediend op 1 mei 2007, het verwekkerschap ontkend. Hij stelt dat hij naar aanleiding van een aantal door de vrouw verstuurde sms-berichtjes is gaan twijfelen aan zijn verwekkerschap. De man heeft primair verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken. Subsidiair heeft de man verzocht - indien en voor zover wordt vastgesteld dat hij de natuurlijke vader is van [de minderjarige] en daarvoor is in de visie van de man een DNA-onderzoek nodig - aan hem vervangende toestemming te verlenen in verband met het ontbreken van de toestemming door de vrouw tot erkenning van [de minderjarige]. Voorts heeft de man subsidiair verzocht alsdan te bepalen dat hij samen met de vrouw het gezag zal gaan uitoefenen over [de minderjarige] alsmede een omgangsregeling te bepalen, zoals nader uiteengezet in het verweerschrift.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van de enkelvoudige kamer op 24 mei 2007. De vrouw is verschenen, bijgestaan door haar procureur. De man is verschenen, bijgestaan door zijn procureur. Voorts is verschenen, mevrouw Douma, namens de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad). Ten slotte is de bijzondere curator mr. B. Delhaye verschenen.
Gelet op het verhandelde ter zitting en op de aanwezige bescheiden, overweegt de rechtbank het volgende.
De bijzondere curator heeft de rechtbank -zakelijk weergegeven- schriftelijk bericht dat, gelet op de houding van partijen en hun vasthoudendheid met betrekking tot de juistheid van hun eigen stellingen, er in het belang van de minderjarige zekerheid dient te worden gecreëerd ten aanzien van het verwekkerschap.
De vrouw brengt ter zitting naar voren dat zij er zeker van is dat de man de biologische vader is en dat de sms-berichtjes (met de strekking "dan ga ik wel op zoek naar een echte vader") enkel emotionele reacties waren, voortgekomen vanuit de gedachte dat de minderjarige een vader nodig heeft en dat de man dit kennelijk niet wilde zijn. Verder stelt zij dat - nu de man het verwekkerschap ontkent - hij de kosten van een DNA-onderzoek dient te betalen.
De man verklaart dat hij niet bereid is de kosten van een DNA-onderzoek te betalen, nu de onzekerheid met betrekking tot het vaderschap is ontstaan door de eerder bedoelde sms-berichtjes van de vrouw. De man verzoekt - kennelijk subsidiair - de kosten van het DNA-onderzoek voor gezamenlijke rekening te laten komen, mede gelet op het feit dat sprake is van een familierechtelijke zaak.
Ter zitting heeft de raad meegedeeld dat het in het belang van [de minderjarige] is dat er duidelijkheid komt met betrekking tot het vaderschap. Zij geeft verder aan het te betreuren dat partijen niet tot overeenstemming kunnen komen met betrekking tot de kosten van het DNA-onderzoek omdat beide partijen hiervoor verantwoordelijk zijn.
De rechtbank stelt voorop dat voor toewijzing van het verzoek van de vrouw tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap (ingevolge artikel 1:207 BW) vereist is dat de man de verwekker is van de minderjarige. De man heeft ten verwere aangevoerd dat hij eraan twijfelt of hij wel de biologische vader van de minderjarige is. Alhoewel de wet niet voorschrijft hoe aangetoond moet worden dat een persoon de verwekker is van een kind (dan wel als levensgezel van de moeder heeft ingestemd met een daad die de verwekking tot gevolg kan hebben gehad) volgt uit de parlementaire geschiedenis inzake het afstammingsrecht (Kamerstukken II 1996/97, 24 649 en 25 189, nr. 35, blz. 31) dat de rechter ambtshalve bewijs kan verlangen en ambtshalve een deskundigenbericht kan gelasten (HR 11 juni 2004 NJ 2005, 116). Gelet op het belang van [de minderjarige] om duidelijkheid over het vaderschap te krijgen, een en ander zoals ook verwoord door de bijzondere curator en de raad, als ook gelet op het feit dat het hier gaat om een rechtsgevolg dat niet er vrije beschikking van partijen staat, zal de rechtbank op de voet van artikel 284 juncto artikel 194 Rv een DNA-polymorfismen vaderschapsonderzoek gelasten zodat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijk kan worden vastgesteld of de man de verwekker is.
Over de vraag wie de kosten van het DNA-onderzoek moet dragen zijn partijen verdeeld. De rechtbank stelt voorop dat de vrouw het verzoek heeft gedaan en dat derhalve van haar bewijs kan worden verlangd dat de man de verwekker van het kind is. In het feit echter dat de man het verwekkerschap heeft ontkend enkel op basis van de door de vrouw vanuit emotioneel oogpunt verstuurde sms-berichtjes (dat heeft de man niet weersproken) terwijl de man ter zitting heeft aangegeven dat hij, afgezien van deze sms-berichtjes, geen enkele aanleiding heeft te veronderstellen dat de minderjarige door een ander is verwekt, ziet de rechtbank aanleiding de kosten van het DNA-onderzoek voor rekening van de man te laten indien komt vast te staan dat de man de verwekker is. Als blijkt dat de man niet de verwekker is van de minderjarige, zal de vrouw de kosten van het onderzoek moeten dragen. Nu partijen op basis van een toevoeging procederen, zal de rechtbank op grond van artikel 195 Rv geen voorschot opleggen aan partijen.
In verband met het te verrichten onderzoek zal de zaak worden verwezen naar een nadere zitting met opdracht aan partijen als na te melden. De rechtbank wijst er op dat indien één der partijen niet meewerkt aan het onderzoek, de rechtbank daaraan de consequenties kan verbinden die zij geraden acht. Partijen dienen zelf contact op te nemen met de Stichting Sanquin Bloedvoorziening op telefoonnummer: 020-5123178.
Overigens merkt de rechtbank (mede gelet op de reiskosten) op dat de bloedafname niet persé te Amsterdam plaats dient te vinden; bij het maken van de afspraak bestaat de mogelijkheid aan te geven dat een van de andere locaties van het Centraal Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst door betrokkene wenselijk wordt geacht.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden in afwachting van rapportage door de deskundige.
gelast een onderzoek door een deskundige naar de vraag welke conclusies kunnen worden getrokken uit de samenstelling van het bloed of andere daartoe bruikbare lichaamsstoffen van [de man], wonende te Sneek, en [de minderjarige], geboren [in 2006] in de gemeente Heerenveen, met betrekking tot de mogelijkheid dat dit kind door de man is verwekt;
benoemt, tenzij binnen 14 dagen na heden partijen de benoeming van een of meer andere deskundige(n) overeenkomen, tot deskundige mevrouw dr. G.G. de Lange, hoofd van de afdeling Imunogenetica bij het Centraal Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst van het Nederlandse Rode Kruis, Plesmanlaan 125 te 1066 CX Amsterdam, of haar opvolger c.q. plaatsvervanger (telefoonnummer: 020 512 3178);
bepaalt dat de deskundige voorafgaand aan haar werkzaamheden een voorschot kan verlangen, te begroten op € 1.150,-- (inclusief BTW) (zegge: éénduizend-éénhonderdenenvijftig euro), welk bedrag zal worden betaald door de griffier van de rechtbank;
draagt de deskundige op om daarna zo spoedig mogelijk tot het onderzoek over te gaan en vervolgens binnen zes weken een schriftelijk rapport in te leveren bij de griffier van deze rechtbank, onder gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan de procureurs van partijen;
draagt partijen op met voortvarendheid contact op te nemen met de deskundige, voornoemd op bovenstaand telefoonnummer;
verwijst de zaak in afwachting van het te verrichten onderzoek naar de zitting met gesloten deuren van deze rechtbank van 6 september 2007, voor een pro forma behandeling;
bepaalt dat partijen uiterlijk twee weken vóór voormelde zitting schriftelijk dienen te laten weten of voorgezette mondelinge behandeling dient plaats te vinden of dat de zaak op de stukken kan worden afgedaan;
draagt de vrouw op om uiterlijk één week vóór voormelde zitting aan de griffier van de rechtbank en de man een schriftelijke reactie te zenden op het te maken deskundigenrapport;
draagt de man op om uiterlijk één week vóór voormelde zitting aan de griffier van de rechtbank en de vrouw een schriftelijke reactie te zenden op het te maken deskundigen-rapport;
bepaalt dat in geval van aanhouding tot een nadere zitting partijen in beginsel tegen die behandeling op dezelfde wijze aan voormelde opdrachten dienen te voldoen, voor zover dat dan nog niet is geschied en de rechtbank niet anders heeft bepaald;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. Th.G. Lautenbach, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 20 juni 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
(fn: 433)
Van deze beschikking kan binnen 3 maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. Indien u in deze procedure bent verschenen start deze termijn op de dag van de uitspraak. Als u niet in de procedure bent verschenen kan de termijn op een latere datum beginnen. Volgens de wet bent u verplicht om voor het instellen van hoger beroep een advocaat in te schakelen. In verband met de beperkte termijn dient u zo spoedig mogelijk contact met uw/een advocaat op te nemen!
De griffier.