ECLI:NL:RBLEE:2007:BB2384

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
5 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
82920 / FA RK 07-961
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en informatieplicht tussen grootouders en minderjarige

In deze zaak hebben verzoekers, grootouders van een minderjarige, een verzoek ingediend bij de Rechtbank Leeuwarden om een omgangsregeling vast te stellen en om verweerders, de ouders van de minderjarige, een informatieplicht op te leggen. De rechtbank heeft op 5 september 2007 uitspraak gedaan in deze kwestie. Verzoekers stelden dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestond tussen hen en hun kleinzoon, wat door verweerders werd betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende feiten en omstandigheden zijn die de conclusie ondersteunen dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking in de zin van artikel 1:377f BW. Dit werd onderbouwd door verschillende contactmomenten tussen verzoekers en de minderjarige, waaronder een gezamenlijke vakantie en e-mailcommunicatie waarin de grootouders betrokkenheid bij de opvoeding van de minderjarige werd aangemoedigd.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel er spanningen waren tussen de partijen, het in het belang van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige is om grootouders te leren kennen. Echter, gezien de huidige spanningen en het gebrek aan contact, werd een omgangsregeling vastgesteld van één zondag per zes weken, waarbij de grootouders de minderjarige in het bijzijn van de ouders of een vertrouwenspersoon konden ontmoeten. Daarnaast werd een informatieplicht opgelegd, waarbij verweerders verplicht werden om verzoekers op de hoogte te stellen van belangrijke zaken met betrekking tot de minderjarige, zoals gezondheid en schoolvorderingen, en hen elke zes maanden een recente foto van de minderjarige te sturen.

De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven door mr. Th.G. Lautenbach, lid van de kamer en kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 september 2007.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaak-/rekestnummer: 82920 / FA RK 07-961
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 5 september 2007(omgang, informatieplicht)
inzake
[verzoekster],
wonende te [A],
hierna: verzoekster,
en
[verzoeker],
wonende te [A],
hierna: verzoeker,
hierna gezamenlijk te noemen: verzoekers dan wel grootouders,
procureur mr. J.B. Dijkema,
advocaat mr. M.A. Weenink, kantoorhoudende te Naarden,
tegen
[verweerder],
wonende te [B],
hierna: verweerder,
en
[verweerster],
wonende te [B],
hierna: verweerster,
hierna gezamenlijk te noemen: verweerders dan wel ouders,
procureur mr. P.C. Keuning,
advocaat mr. G. Altena, kantoorhoudende te Arnhem.
Procesverloop
Verzoekers hebben zich tot de rechtbank gewend met een verzoekschrift, ertoe strekkende dat er een omgangsregeling wordt vastgelegd tussen hen en de minderjarige [kind verweerders], zoals in het verzoekschrift nader omschreven, alsmede dat verweerders een informatieplicht wordt opgelegd, kosten rechtens.
Verweerders hebben een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van deze enkelvoudige kamer op 23 augustus 2007.
Bij de stukken bevindt zich een brief, met bijlagen, van 21 augustus 2007 van verzoekers.
Motivering
Gelet op het verhandelde ter terechtzitting en op de aanwezige bescheiden, overweegt de rechtbank het volgende.
Verzoekers stellen dat tussen hen en de minderjarige [kind verweerders], hun kleinzoon, sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking die kan worden aangemerkt als family life in de zin van artikel 8 EVRM, hetgeen verweerders betwisten. Verzoekers verwijzen hierbij naar diverse contactmomenten in het verleden waarvan er twee voor de geboorte van de minderjarige hebben plaatsgevonden. Verweerders betwisten een groot aantal van de door verzoekers genoemde contactmomenten. Zij zijn van mening dat er geen sprake is van een bijzondere band tussen verzoekers en de minderjarige. Voorts stellen zij - voor het geval de rechtbank het verzoek wel ontvankelijk verklaart - dat omgang niet in het belang van de minderjarige is gelet op het alcoholgebruik van de grootmoeder, de levensbeschouwelijke visie van verzoekers en de reisafstand tussen verzoekers en verweerders. Geheel subsidiair gaan verweerders akkoord met een omgangsregeling waarbij verzoekers de minderjarige bij hun thuis kunnen ontvangen in hun bijzijn of in dat van een door hun aan te wijzen derde. Wat betreft de informatieplicht stellen verweerders zich op het standpunt dat dit verzoek niet op de wet gegrond is en dus dient te worden afgewezen.
De rechtbank stelt voorop dat voor de ontvankelijkheid van het verzoek tot omgang op grond van artikel 1:377f BW tussen een niet-ouder en de minderjarige vereist is dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking die kan worden aangemerkt als family life in de zin van artikel 8 EVRM. Het is aan verzoekers om voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken die de conclusie kunnen dragen dat sprake is van een gezinsleven. Indien de rechtbank oordeelt dat daarvan sprake is en het verzoek ontvankelijk verklaart, mag het belang van de minderjarige zich vervolgens niet tegen omgang verzetten.
In de onderhavige zaak is door verweerders niet betwist dat er tussen verzoekers en de minderjarige contacten zijn geweest. Zij stellen dat aantal op tien, verspreid over een periode van circa achttien maanden. Deze contactmomenten bestonden volgens verweerders in het algemeen uit kortstondige bezoekjes tussen partijen waarbij de minderjarige dan aanwezig was. Verzoekers stellen dat er meer contacten hebben plaatsgevonden (circa dertig bezoeken), waaronder een gezamenlijke vakantie in Spanje van veertien dagen. De rechtbank is van oordeel dat - wat er ook zij van de frequentie van de contacten zoals door verzoekers gesteld - er in deze zaak thans voldoende feiten en omstandigheden zijn komen vast te staan op grond waarvan een nauwe persoonlijke betrekking in de zin van artikel 1:377f BW tussen verzoekers en de minderjarige kan worden aangenomen. Hierbij heeft de rechtbank, naast de hiervoor genoemde tien contacten die onbetwist hebben plaatsgevonden, de volgende omstandigheden in aanmerking genomen:
- het e-mailbericht van 19 juli 2005 van verweerster aan verzoekster waarin, voorzover thans van belang, staat: "Ik wil graag jouw mening over de geboortekaartjes die ik heb gemaakt. Welk plaatje vind jij leuk en welke tekst? (…) Nog even over de dingetjes die je wilt kopen voor de kleine. Ik wil absoluut niet dat je overleg pleegt met [verweerder] of mij. Alles is welkom en ik zal met alles even blij zijn."
- het e-mailbericht van 20 juli 2005 van verweerster aan verzoeker waarin, voorzover thans van belang, staat: "Ik wil gewoon dat jullie als oma en opa dingen voor de kleine kunnen doen, zonder dat wij daar inspraak in hebben. Ik ben heel erg gemakkelijk wat dat betreft. En [verweerder] ook. Opa's en oma's zijn ervoor om leuke dingen met en voor de kleinkinderen te doen."
- verzoekers zijn kort na de geboorte van de minderjarige op kraamvisite geweest;
- verweerders en de minderjarige hebben toen de minderjarige ongeveer vier maanden oud was samen met verzoekster een week in een vakantiehuis te Spanje doorgebracht, waarbij verzoeker het weekend aanwezig was;
- uit de ter zitting getoonde foto's blijkt dat verzoekster de minderjarige de fles heeft gegeven en dat verzoeker de minderjarige op schoot heeft gehad;
- verweerders hebben verzoekers een verjaardagskalender met foto's van de minderjarige kado gedaan waarop stond vermeld "voor opa en oma".
Dat verzoeker niet de biologische vader is van verweerder doet naar het oordeel van de rechtbank aan het voorgaande niet af. Vast staat immers dat verzoekers al lang geleden met elkaar zijn gehuwd zodat ook verzoeker in een familierechtelijke verhouding staat tot verweerders en voorts is bij verzoekster wel sprake van biologische verwantschap nu zij de biologische moeder van verweerder is. Van sociaal grootouderschap waarbij bij de beoordeling van de ontvankelijkheid strengere eisen gelden wat betreft de aan te voeren concrete omstandigheden met betrekking tot het bestaan van gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. De rechtbank concludeert op grond van eerder genoemde feiten en omstandigheden dat het is gegaan om welbewust toegestaan of bevorderd contact dat verbroken is tegen de uitdrukkelijke wens van de grootouders in en welk contact, naar de indruk van de rechtbank, niet is verbroken vanwege de relatie tussen de grootouders en de minderjarige maar vanwege een financieel conflict tussen partijen waarbij verzoekers stellen een bedrag van € 149.230,20 aan verweerders te hebben geleend, hetgeen verweerders ontkennen. Het voorgaande betekent dat verzoekers ontvankelijk zijn in hun verzoek.
Voorts dient beoordeeld te worden of het belang van de minderjarige zich tegen omgang verzet. Hierbij staat voorop dat het over het algemeen in het belang van de sociaal emotionele ontwikkeling van een minderjarige wordt geacht om zijn grootouders te leren kennen. Vast staat echter dat er tussen partijen momenteel veel spanningen bestaan, mede als gevolg van eerder genoemd financieel geschil. Ter zitting heeft de rechtbank kunnen vaststellen dat verzoekers zich in hun pogingen om tot contact te komen niet verwijtend hebben opgesteld en openstaan voor mediation. Verweerders waren tot dit laatste niet bereid maar naar het oordeel van de rechtbank is het ook aan verweerders om aan de onderlinge communicatie te werken teneinde te komen tot een situatie waarin contact weer mogelijk is. Dit acht de rechtbank in het belang van de minderjarige. Gelet echter op het feit dat er geruime tijd geen contact is geweest tussen verzoekers en de minderjarige alsmede gelet op de spanningen die er momenteel tussen partijen bestaan, acht de rechtbank het niet in het belang van de minderjarige om de door verzoekers verzochte omgangsregeling toe te wijzen. De rechtbank ziet wel aanleiding om een omgangsregeling vast te stellen, zoals door verweerders geheel subsidiair zelfstandig verzocht, waarbij de frequentie zal worden bepaald op eens per zes weken.
Wat betreft het verzoek om een informatieplicht overweegt de rechtbank dat artikel 1:377b BW in beginsel slechts een recht op informatie toekent aan de niet met het gezag belaste ouder. De rechtbank ziet evenwel aanleiding, in navolging van de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 15 augustus 2005 (LJN: AU2680), dit recht ook aan de grootouders toe te kennen omdat het recht op informatie naar het oordeel van de rechtbank onderdeel uitmaakt van het recht op eerbiediging van family life als bedoeld in artikel 8 EVRM en hiervoor is vastgesteld dat de grootouders en de minderjarige in een dergelijke betrekking tot elkaar staan. De rechtbank ziet in het opleggen van deze informatieplicht een middel voor de grootouders om de minderjarige te leren kennen zodat zij dit ten goede kunnen laten komen op de momenten dat er tussen de grootouders en de minderjarige omgang is. Bij het vaststellen van de informatieplicht zal de rechtbank tevens bepalen dat verweerders eens per half jaar een recente foto dienen te sturen nu zij ter zitting hebben laten weten hieraan te willen meewerken.
Volgens de hoofdregel in het familierecht zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd.
Beslissing
De rechtbank:
bepaalt de omgang tussen verzoekers en de minderjarige [kind verweerders], geboren op [geboortedatum in 2005] in de gemeente [C], als volgt:
- één zondag per zes weken van 15.00 tot 17.00 uur ten huize van verweerders en in het bijzijn van verweerders of één van hen, danwel in het bijzijn van een nader door verweerders aan te wijzen (vertrouwens)persoon;
bepaalt dat verweerders verzoekers eens per zes maanden schriftelijk op de hoogte dienen te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon van de minderjarige in die zin dat verweerders ten minste met betrekking tot de gezondheid en - indien van toepassing - schoolvorderingen van de minderjarige informatie zullen verstrekken en daarbij telkens een recente foto van de minderjarige zullen sturen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte;
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. Th.G. Lautenbach, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 5 september 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.