Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
1.1 Eiser, geboren op [datum] 1969, is na het vervullen van zijn militaire dienstplicht als beroepsmilitair toegetreden tot het korps Mariniers. Als zodanig is hij meermalen uitgezonden naar het buitenland. Tijdens zijn diensttijd heeft eiser - naar later is gebleken - een (chronische) posttraumatische stressstoornis (PTSS) opgelopen. Deze stoornis bracht onder meer mee dat eiser zich agressief gedroeg, hetgeen in 1995 heeft geleid tot een gevangenisstraf van anderhalf jaar. Eiser heeft uiteindelijk psychische hulp gekregen en heeft nog enkele jaren gediend bij het korps Mariniers. Zijn PTSS noodzaakte eiser echter om ander werk te gaan doen. In 1999 heeft hij daarom zijn dienstbetrekking bij het korps Mariniers verruild voor een dienstbetrekking bij de gemeente [gemeente]. Eiser heeft daarna zijn financiële schulden weten af te lossen en heeft een woning kunnen kopen. Om verschillende redenen had eiser behoefte aan meer inkomsten. Door zijn werk bij de gemeente [gemeente] kreeg eiser aardigheid in het tuinieren en zodoende is hij - voor zichzelf - begonnen met het verrichten tuinonderhoud voor oudere mensen, het aanleggen van tuinen en de handel in goederen. In het jaar 2002 is eiser tijdens zijn werk bij de gemeente ingezet bij het opruimen van een illegale hennepkwekerij. Tijdens deze werkzaamheden zag eiser dat er hennepplantjes werden gestolen. Hij heeft toen de daders bij de politie aangemeld. Deze daders hebben vervolgens eisers gezin bedreigd en hebben eiser afgeperst. Eiser werd door zijn afpersers om aan geld te komen gedwongen om te gaan helen. De politie is hier achter gekomen, waarna eiser strafrechtelijk is vervolgd en vervolgens is veroordeeld voor heling. Dit heeft geleid tot een straf van 72 uur dienstverlening. In verband met deze strafzaak heeft eisers werkgever eisers aanstelling geschorst. Mogelijk zal deze schorsing worden gevolgd door ontslag.
1.2 Eiser, die geen deskundige is op fiscaal gebied, heeft zijn aangiften IB/PVV voor de jaren 2003 en 2004 laten verzorgen door een belastingadviseur, zijnde een familielid van zijn echtgenoot. Eiser heeft ten behoeve van deze aangiften zijn jaaropgaven en gegevens betreffende zijn hypothecaire lening verstrekt aan zijn belastingadviseur. Ten aanzien van de hiervoor onderpunt 1.1 bedoelde werkzaamheden genoten bijverdiensten heeft eiser niets verstrekt of vermeld aan zijn adviseur. Deze heeft ten aanzien van de bijverdiensten dan ook niets in eisers aangiften IB/PVV voor de jaren 2003 en 2004 verantwoord. Met dagtekening 30 september 2004 heeft verweerder aan eiser voor het jaar 2003 een aanslag IB/PVV opgelegd naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.196,--. Voor het jaar 2004 heeft verweerder met dagtekening 15 september 2005 een aanslag IB/PVV opgelegd ten bedrage van € 49.081,--. Bij het vaststellen van deze aanslagen heeft verweerder geen rekening gehouden met de door eiser genoten bijverdiensten.
1.3 Verweerder is uit door hem verkregen informatie gebleken dat tegen eiser een strafrechtelijk onderzoek is ingesteld wegens heling. Desgevraagd heeft de desbetreffende Officier van Justitie verweerder op 12 juni 2006 schriftelijk toestemming verleend voor inzage en gebruik van het ter zake opgemaakte proces-verbaal voor fiscale doeleinden. Uit dit proces-verbaal kwam naar voren dat eiser onder meer in de jaren 2003 en 2004 tegen betaling kluswerk heeft verricht voor derden. Het ging daarbij om straatwerk, tuinaanleg, bomen zagen en het spuiten van bronnen. Daarnaast zou eiser inkomsten hebben genoten uit de handel in goederen. Omdat eiser de door hem genoten inkomsten niet in zijn aangiften IB/PVV voor de jaren 2003 en 2004 had verantwoord en hij de hoogte van deze verdiensten niet meer wist, heeft verweerder voorgesteld om deze bijverdiensten voor deze jaren vast te stellen op respectievelijk € 7.475,-- en € 14.000,-- en deze alsnog als resultaat uit overige werkzaamheden voor de jaren 2003 en 2004 in aanmerking te nemen. Eiser heeft dit voorstel aanvaard, waarbij verweerder uiteindelijk op eisers verzoek de door eiser becijferde kosten ten aanzien van de door hem verrichte werkzaamheden (respectievelijk € 1.117,-- en
€ 2.025,--) op de door hem voorgestelde bijtelling in aftrek heeft toegelaten.
1.4 Bij brief van 28 september 2006 heeft verweerder eiser ervan in kennis gesteld dat hij voornemens is om bij de voor de jaren 2003 en 2004 op te leggen navorderingsaanslagen tevens vergrijpboetes van 50% op te leggen wegens het willens en wetens verzwijgen van de door eiser genoten bijverdiensten. Eisers reactie op deze brief heeft verweerder niet van dit voornemen kunnen afbrengen, zodat verweerder bij de navorderingsaanslagen voor de jaren 2003 en 2004 de vergrijpboetes heeft opgelegd ten bedrage van respectievelijk € 1.539,-- en
€ 3.034,--.