ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ7487
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huwelijksvermogensrecht en gevolgen van omzetting huwelijk naar geregistreerd partnerschap
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Leeuwarden op 9 september 2009, gaat het om de gevolgen van de omzetting van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap en de daaropvolgende beëindiging van dat partnerschap. Partijen, [eiseres] en [gedaagde], waren aanvankelijk op huwelijkse voorwaarden gehuwd, waarbij zij elke gemeenschap van goederen uitsloten. Op 2 juli 2003 werd hun huwelijk omgezet in een geregistreerd partnerschap, dat op 28 augustus 2003 werd beëindigd. Vervolgens traden partijen op 4 januari 2006 opnieuw met elkaar in het huwelijk. De centrale vraag in deze procedure was of partijen bij dit tweede huwelijk in gemeenschap van goederen waren gehuwd, zoals [eiseres] stelde, of dat de huwelijkse voorwaarden van 8 september 1999 van kracht bleven, zoals [gedaagde] betoogde.
De rechtbank oordeelde dat de huwelijkse voorwaarden hun gelding behielden, ondanks de beëindiging van het geregistreerd partnerschap. Dit was gebaseerd op artikel 1:80f van het Burgerlijk Wetboek, dat stelt dat de gevolgen van een geregistreerd partnerschap van rechtswege herleven bij een nieuw huwelijk. De rechtbank concludeerde dat de op 8 september 1999 gemaakte huwelijkse voorwaarden niet waren gewijzigd en dat partijen geen aanspraken meer op elkaar hadden op basis van de huwelijkse voorwaarden na de beëindiging van het geregistreerd partnerschap.
De vorderingen van [eiseres] om te verklaren dat partijen in gemeenschap van goederen waren gehuwd en om haar te machtigen tot het te gelde maken van de gemeenschappelijke goederen, werden afgewezen. De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt de juridische implicaties van huwelijkse voorwaarden en de gevolgen van de omzetting van een huwelijk naar een geregistreerd partnerschap in het Nederlandse recht.