Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:
1.1 Eiser, geboren op [datum t1] 1958, is gehuwd met [A.B. Achternaam L], geboren op [datum t2] 1959.
1.2 Op 27 oktober 2000 zijn gegevens, waaronder afdrukken van microfiches, afkomstig van de Kredietbank Luxemburg te Luxemburg (hierna: KBL) door de Belgische autoriteiten aan het Nederlandse Ministerie van Financiën verstrekt op basis van het bepaalde in de Europese Richtlijn 77/799/EEG (de Richtlijn) van 19 december 1997. De Belastingdienst/FIOD heeft vervolgens een onderzoek ingesteld naar de identiteit van Nederlandse rekeninghouders waarvan de gegevens op de afdrukken van deze microfiches waren vermeld. Dit onderzoek is later bekend geworden als het Rekeningenproject.
1.3 De begeleidende brief en bijlagen bij de hiervoor onder 1.2 vermelde gegevens, gedateerd 27 oktober 2000, vermeldt, voorzover hier van belang, het volgende:
"In het kader van de regeling "spontane uitwisseling van inlichtingen" heb ik de eer u hierbij een nota toe te zenden betreffende inlichtingen over inwoners van uw land. (…)
Hierbij worden u fotokopieën van microfiches overgemaakt die afkomstig zijn uit het gerechtelijk dossier lastens KREDIETBANK NV en die in origineel in beslag werden genomen door de gerechtelijke politie van Brussel. Deze microfiches bevatten gegevens in verband met financiële rekening(en) bij de KREDIETBANK LUXEMBOURG (KB-LUX) op naam van inwoners van uw land. (…)
Deze zending bevat fotocopieën van de afgedrukte microfiches: (…)
De gegevens zijn afkomstig uit de interne administratie/boekhouding van KB-Lux. De onderverdeling per nationaliteit is door KB/Lux zelf gemaakt. Vermits per klant slechts een beperkt aantal gegevens beschikbaar zijn (naam en eventueel naam van de partner, voornamen) zal het niet steeds mogelijk zijn de identificatie van de klant met 100% zekerheid te bepalen. Beide vermeldingen maken een oordeelkundig gebruik van de overgemaakte informatie noodzakelijk. (…) "
1.4 Tot de gedingstukken behoren fotokopieën van afgedrukte microfiches waarop onder andere de volgende teksten voorkomen:
"JUSTIFICATIF DES SOLDES PAR RUBRIQUES IML AU 31/01/1994"
en
"[nummer] [X] [ACHTERNAAM K]-[ACHTERNAAM L] - 65,64"
en
"[nummer] [X] [ACHTERNAAM K]-[ACHTERNAAM L] 2.289,59"
en
"[nummer] [X] [ACHTERNAAM K]-[ACHTERNAAM L] 2.000"
1.5 Verweerder heeft van de FIOD/Vestiging Haarlem een renseignement ontvangen inzake eiser. Op dit renseignement staan onder ander de volgende gegevens:
"Rekeninghouder bij de Kredietbank Luxembourg per 31 januari 1994
Achternaam 1e rekeninghouder [ACHTERNAAM K]
Voornaam 1e rekeninghouder [X]
Achternaam 2e rekeninghouder [ACHTERNAAM L] (…)
Rekeningnummer [nummer]
Totaal Saldo in HFL fl 5.264,70
Totaal Saldo in Euro: 2.389,02
Sofinummer 1e rekeninghouder [nummer]
Geboortedatum 1e rekeninghouder [datum t1]1958"
1.6 In een proces-verbaal van ambtshandeling, gedagtekend 27 september 2001, opgemaakt in het kader van het onder 1.2 beschreven onderzoek is door [boa], buitengewoon opsporingsambtenaar bij de FIOD/Vestiging Haarlem, Team Opsporing, onder meer het volgende opgenomen:
“In opdracht van de FIOD Opsporingsinformatie Haarlem zijn (…) bovengenoemde gegevens van rekeninghouders verwerkt in een bestand (cliëntenbestand KB Lux).
Dit bestand is ook in opdracht van de FIOD Opsporingsinformatie Haarlem door B/KIR gematched met het BVR-bestand (Beheer van Relaties), een bestand van de Belastingdienst, waarin alle Nederlandse natuurlijke- en rechtspersonen zijn opgenomen. Hierdoor zijn ruim 2000 rekeninghouders vermoedelijk geïdentificeerd. (…)
In voornoemd cliëntenbestand KB Lux is door mij geconstateerd dat twee personen, conform de afgedrukte microfiches, dezelfde achternaam hebben. Dit zijn:
[Z] [Achternaam K] en [X] [Achternaam K]
Beide personen waren middels voornoemde match en nader onderzoek vermoedelijk geïdentificeerd als:
1. [Z.Q.] [Achternaam K], gehuwd met [echtgenote], geboortedatum [datum t3]1931, sofinr. [nummer], wonende te [woonplaats];
2. [X.Y.] [Achternaam K], gehuwd met [A.B. Achternaam L], geboortedatum [datum t1] 1958, sofinr. [nummer], wonende te [woonplaats].
Door de FIOD Vestiging Haarlem, afdeling Opsporingsinformatie, is aan de Gemeente [woonplaats], afdeling Burgerzaken, op grond van artikel 55 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, verzocht om informatie te verstrekken over de familierelaties van voornoemde [Z.Q.] [Achternaam K]. (…)
Uit de basisadministratie van de gemeenten [woonplaats] blijkt dat:
[X] [Y] [Achternaam K], geboren [datum t1] 1958, een kind is van:
[Z] [Q] [Achternaam K], geboren [datum t3] 1931.
Uit bovenstaande informatie ontleen ik het vermoeden dat de rekeninghouders bij de KB Lux, zijnde [Z] [Achternaam K] en [Xx] [Achternaam K], vader en zoon zijn. (…)
Ik constateer dat de rekening van [Z] [Achternaam K] het nummer [nummer] draagt. Tevens constateer ik dat de rekening van [X] [Achternaam K] het nummer [nummer] draagt. Hieraan ontleen ik het vermoeden dat de beide rekeningen op dezelfde dag, althans kort na elkaar, zijn geopend. (…)”
1.7 Eiser is met ingang van 1992 beschreven voor de inkomstenbelasting. In zijn aangiften zijn geen inkomens- of vermogensbestanddelen opgenomen die betrekking hebben op een rekening bij KBL.
1.8 Verweerder heeft eiser in zijn brief van 11 januari 2002 verzocht gegevens en inlichtingen te verstrekken over een in het buitenland aangehouden bankrekening. In deze brief staat - voorzover hier van belang- het volgende vermeld:
“De Belastingdienst is een onderzoek gestart naar Nederlandse ingezetenen die in het buitenland één of meerdere bankrekening(en) aanhouden, dan wel hebben gehouden, waarbij het vermoeden bestaat dat in de aangiften inkomstenbelasting en/of vermogensbelasting geen opgaaf is gedaan van saldi en opbrengsten daarvan.
Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat u houder bent (geweest) van in het buitenland aangehouden bankrekeningen. De gegevens van deze bankrekening(en) kunnen van belang zijn voor uw belastingheffing. Daarom verzoek ik u mij de gegevens en inlichtingen te verstrekken, die in de bijlage bij deze brief worden gevraagd.
Ik wijs u erop dat op grond van artikel 47, lid 1, letter a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) verplicht bent de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken. In artikel 49 AWR is bepaald dat deze gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud moeten worden verstrekt op de aangegeven wijze en binnen een door de inspecteur te stellen termijn. Indien u niet of niet volledig aan deze verplichtingen voldoet is op grond van artikel 25, lid 6, letter b en artikel 27e, letter b AWR omkering van de bewijslast van toepassing. In dat geval moet u in een latere procedure overtuigend aantonen dat, en in hoeverre, een hierop betrekking hebbende (navorderings)aanslag onjuist is.
Indien u de gevraagde gegevens en inlichtingen niet, onjuist of onvolledig verstrekt pleegt u bovendien een strafbaar feit als omschreven in artikel 68 en 69 AWR.
Ik verzoek u de gevraagde gegevens en inlichtingen in te vullen op de bijlage bij deze brief, de bijlage vervolgens te ondertekenen en te retourneren vóór 18 januari 2002. (…)”
1.9 Eiser heeft de bij punt 1.8 vermelde bijlage ingevuld en ondertekend aan verweerder retour gezonden. In deze bijlage verklaart eiser dat hij ná 1990 houder is (geweest) van een in het buitenland aanhouden bankrekening met rekeningnummer [nummer] bij KBL (hierna: de KBL-rekening) te Luxemburg. Eiser verklaart tevens dat deze rekening plusminus in het jaar 1993 is geopend.
1.10 Bij brief van 27 februari 2002 heeft verweerder eiser verzocht om nadere gegevens en inlichtingen omtrent de voormelde KBL-rekening te verstrekken. In deze brief staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“Op 11 januari 2002 heb ik u verzocht om gegevens en inlichtingen te verstrekken over bankrekeningen in het buitenland. U heeft schriftelijk verklaard gerechtigd (geweest) te zijn tot de volgende bankrekeningen:
Rekeningnummer Naam bank Land van vestiging
[nummer] K.B.L. Luxemburg
Naar aanleiding van uw verklaring verzoek ik u, afzonderlijk voor iedere bankrekening, de volgende vragen te beantwoorden:
Algemeen:
- Wat voor soort rekening betrof het en in welke valuta?
- Op welke datum (dag-maand-jaar) is deze rekening geopend?
- Door wie is deze rekening geopend?
Crediteringen
- Op welke wijze hebben u en/of uw partner bedragen gestort of laten storten, dan wel overgemaakt of laten overmaken op deze bankrekening (in de ruimste zin van het woord)?
- Op welke data (dag-maand-jaar) hebben stortingen en/of overmakingen plaatsgevonden?
- Wat is de hoogte van de afzonderlijke stortingen en/of overmakingen?
- Wat is de herkomst van de gestorte en/of overgemaakte bedragen
Debiteringen
- Op welke wijze hebben u en/of uw partner bedragen opgenomen of laten opnemen, dan wel overgeboekt of laten overboeken op deze bankrekening (in de ruimste zin van het woord)?
- Op welke data (dag-maand-jaar) hebben opnamen en/of overboekingen plaatsgevonden?
- Wat is de hoogte van de afzonderlijke opnamen en/of overboekingen?
- Wat is het bestedingsdoel van deze opnamen of overboekingen?
Opbrengsten
- Heeft u het saldo en/of de opbrengsten van deze banktegoeden vermeld op uw aangiften inkomstenbelasting en/of vermogensbelasting?
Tevens verzoek ik u mij de volgende bescheiden te verstrekken:
- Het afschrift van het openingsformulier van de bankrekening;
- De afschriften van de banktegoeden per 31 december van ieder jaar;
- Een specificatie van de ontvangen rente per jaar (vermeld hierbij ook het soort rente, bijvoorbeeld spaarrekeningen, obligaties, etc.);
- Een specificatie van de beleggingsfondsen per 31 december van ieder jaar. Vermeld hierin ook de namen van de fondsen.
Ik wijs u er nogmaals op dat u op grond van artikel 47, lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) verplicht bent de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken, alsmede bescheiden en andere gegevensdragers beschikbaar te stellen, die voor uw belastingheffing van belang kunnen zijn. In artikel 49 AWR is bepaald dat de gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud moeten worden verstrekt. Indien u niet of niet volledig aan deze verplichtingen voldoet is op grond van artikel 25, lid 6, letter b en artikel 27e, letter b AWR omkering van de bewijslast van toepassing. In dat geval moet u in een latere procedure overtuigend aantonen dat, en in hoeverre, een hierop betrekking hebbende (navordering)aanslag onjuist is.
Indien u de gevraagde gegevens en inlichtingen niet, onjuist of onvolledig verstrekt, dan wel de gevraagde bescheiden en andere gegevensdragers niet beschikbaar stelt, pleegt u bovendien een strafbaar feit als omschreven in artikel 68 en 69 AWR. (…)”
1.11 Eisers gemachtigde heeft bij brief van 8 maart 2002 aangegeven dat eiser zich tot hem heeft gewend met het verzoek tot rechtsbijstand. De gemachtigde geeft aan binnen twee weken op de bij 1.10 vermelde brief van verweerder te reageren.
1.12 In zijn brief van 28 maart 2002 heeft eisers gemachtigde aan verweerder gevraagd hoe verweerder aan de hem ter beschikking staande informatie over de buitenlandse bankrekening van eiser is gekomen. Gemachtigde vraagt verweerder tevens waarom hij van mening is dat de belastingheffing bij eiser niet op de juiste wijze zou hebben plaatsgevonden, welke (belasting)jaren het betreft en tot welk jaar verweerder ingediende aangiften van eiser in zijn bestand heeft.
1.13 Verweerder heeft eisers gemachtigde in zijn brief van 4 april 2002 meegedeeld dat de gegevens inzake Nederlandse ingezetenen met een buitenlandse bankrekening zijn verstrekt door de bevoegde autoriteiten in België in het kader van spontane gegevensuitwisseling op basis van Richtlijn 77/799/EEG aan de FIOD-ECD Internationaal te Haarlem. Verweerder verzoekt gemachtigde in deze brief tevens om de in zijn brief van 27 februari 2002 gestelde vragen alsnog te beantwoorden.
1.14 Gemachtigde van eiser deelt in zijn brief van 28 mei 2002 mee dat de beantwoording van verweerders vragen afhankelijk zijn van vragen die gemachtigde inmiddels aan de Staatssecretaris van Financiën heeft gesteld. Gemachtigde deelt verweerder namens eiser mee dat eiser zijn medewerking zal verlenen nadat de antwoorden op de gestelde vragen zijn ontvangen.
1.15 Bij brief van 31 oktober 2002 deelt verweerder eisers gemachtigde mee dat hij voor het einde van het jaar waarschijnlijk navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 1990, 1994 en 1997 zal opleggen en tevens navorderingsaanslagen VB 1991 en 1995. Verweerder stelt wegens gebrek aan informatie genoodzaakt te zijn een schatting te maken van de door eiser verschuldigde belasting en verzoekt eiser daarom alsnog de door hem gestelde vragen te beantwoorden.
1.16 Verweerder heeft eisers gemachtigde in zijn brief van 3 december 2002 meegedeeld dat hij, in verband met het verlopen van de aanslagtermijn, voornemens is navorderingsaanslagen IB/PVV 1990 en VB 1991 op te leggen. De correctie voor de IB stelt verweerder op f 25.695 (€ 11.660), waardoor het bedrag aan na te vorderen IB f 12.848 (€ 5.830) wordt. De correctie voor de VB stelt verweerder op f 471.600 (€ 214.003), waardoor de na te vorderen VB f 4.064 (€ 1.844) bedraagt. Hij stelt gemachtigde tevens in kennis van zijn voornemen om voor beide aanslagen een boete op te leggen. Bij de brief is een bijlage gevoegd met een voorlopig overzicht van de op te leggen belastingaanslagen, inclusief boeten en beschikkingen heffingsrente, voor de jaren 1991 tot en met 2000. Verweerder stelt dat in 1997 eisers echtgenote het hoogste persoonlijk arbeidsinkomen heeft, waardoor in dat jaar correcties bij haar in aanmerking zullen worden genomen. De hoogte van de belastingaanslagen en de boete wordt door verweerder in deze brief als volgt gemotiveerd:
“Redelijke schatting verschuldigde belasting
Ik beschik over gegevens van belanghebbenden die wel juist en volledig antwoord hebben gegeven op vragen omtrent hun buitenlandse rekening. Deze gegevens zijn verwerkt in een database en vergeleken met gegevens van personen die niet volledig of onjuist op de vragen hebben geantwoord. Ik heb het gemiddelde saldo van het bij mij bekende bankoverzicht van personen die wel en juist hebben geantwoord bepaald. Dit heb ik ook gedaan met het gemiddelde saldo van het bij mij bekende bankoverzicht van personen die de vragen niet of onjuist hebben beantwoord. Er is een vergelijking gemaakt tussen de groep personen die niet of onjuist hebben geantwoord en die wel en juist hebben geantwoord. Hieruit blijkt dat de saldi van de groep die niet of onjuist heeft geantwoord gemiddeld factor 1,5 hoger liggen dan de saldi van de groep die wel volledig en juist heeft geantwoord. (…)
Ik ben door uw weigering om volledig en juist antwoord te geven op mijn vragen genoodzaakt de aanslagen vast te stellen als volgt. De hoogte van de correctiebedragen wordt gesteld op een zodanig bedrag dat 95% van de bedragen die zijn gecorrigeerd bij personen die wel volledig en juist hebben geantwoord daar binnen valt. Aangezien bij personen die niet of onjuist hebben geantwoord de saldi gemiddeld een factor 1,5 hoger liggen, heb ik dit bedrag met 1,5 vermenigvuldigd. (…)
De verdeling van deze totale correctiebedragen over de diverse belastingjaren is gebaseerd op de gemiddelde correctiebedragen per jaar zoals die blijken uit de gegevens van belanghebbenden die wel volledig en juist antwoord gaven op de gestelde vragen. In het als bijlage meegezonden overzicht kunt u de verdeling van de totale correctiebedragen over de belastingjaren terugvinden. (…)
Motivering boete
Hierbij wil ik u op de hoogte brengen van mijn voornemen om deze belastingaanslagen te verhogen met een boete van 100%. Deze mededeling kunt u beschouwen als een kennisgeving als bedoeld in artikel 67k van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) (…).
Ik heb u reeds kenbaar gemaakt dat de Belastingdienst de beschikking heeft over informatie waaruit blijkt dat u tegoeden aanhoudt of heeft aangehouden bij een buitenlandse bank. Deze tegoeden en de inkomsten daaruit zijn niet in de belastingaangiften aangegeven terwijl het van algemene bekendheid is dat dat verplicht is. De vragen in het aangiftebiljet of er sprake is van buitenlandse tegoeden zijn door u ontkennend beantwoord. Bij herhaling zijn over uw buitenlandse tegoed(en) op grond van artikel 47, eerste lid, onderdeel a, van de AWR aan u vragen gesteld waarop geen dan wel onjuist of onvolledig antwoord is gegeven. Op grond van deze feiten en omstandigheden ben ik van mening dat er sprake is van het bewust, of ook wel met opzet dan wel voorwaardelijk opzet, nalaten om deze tegoeden en inkomsten op te geven met het oogmerk belasting te ontduiken.
Ik merk het feit dat u gebruik heeft gemaakt van een buitenlandse bankrekening(en) teneinde de Belastingdienst het zicht op (het ontstaan van) de tegoeden en inkomsten daaruit te ontnemen aan als een strafverzwarende omstandigheid als bedoeld in paragraaf 42 juncto 43 van het Boetebesluit. Dit heeft tot gevolg dat de boeten 100% van de verschuldigde (enkelvoudige) belasting bedragen. (…)
Ik wil hierbij nog opmerken dat in de situatie waarin u alsnog volledige medewerking wilt verlenen en bereid bent mij volledige opening van zaken te geven voordat de aanslagen worden opgelegd, de boeten zullen worden vastgesteld op 50%.”
1.17 Eisers gemachtigde deelt in zijn brief van 4 december 2002 mee dat eiser ontkent de rente-inkomsten, zoals door verweerder bepaald en vastgesteld in de bij 1.16 vermelde brief, te hebben genoten. Namens eiser verzoekt hij verweerder af te zien van het opleggen van de navorderingsaanslagen.
1.18 Verweerder laat gemachtigde in zijn brief van 11 december 2002 weten dat de bij 1.17 vermelde reactie voor hem geen aanleiding is om zijn standpunt te herzien.
1.19 De navorderingsaanslag IB/PVV 1990 is door verweerder opgelegd met dagtekening 12 december 2002.
1.20 Gemachtigde heeft in zijn brief van 18 december 2002 bezwaar gemaakt tegen de bij 1.19 vermelde navorderingsaanslag. Hij verzoekt in deze brief uitstel van motivering in verband met een aantal reeds lopende procedures over KBL-zaken. Verweerder houdt eisers bezwaar, met instemming van gemachtigde, aan tot op die procedures is beslist.
1.21 Verweerder deelt eiser in zijn brief van 16 april 2003 mee dat hij voornemens is navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 1991 tot en met 1996 en 1998 tot en met 2000 op te leggen, alsmede navorderingsaanslagen VB over de jaren 1992 tot en met 1997 en de jaren 1999 en 2000. De motivering van de redelijke schatting en de boete is gelijkluidend aan die in de bij 1.16 vermelde brief.
Bij deze brief is een bijlagen gevoegd, waarin onder meer de volgende gegevens zijn opgenomen (bedragen in guldens):
bedragen in guldens