vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
zaaknummer / rolnummer: 110677 / HA ZA 11-166
Vonnis van 31 augustus 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. A.J. Traverso te Leusden,
1. de vennootschap onder firma D&D Recreatieontwikkeling v.o.f.,
gevestigd te Eefde,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DENVAS B.V.,
gevestigd te Eefde,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ARTTERRE B.V.,
gevestigd te Eefde,
gedaagden,
advocaat mr. R.P. Sijbrandij te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en D&D genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de brief van de heer [X], gedateerd 8 juni 2011;
- het proces-verbaal van comparitie van 15 juni 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Denvas B.V. en Artterre B.V. zijn de vennoten van D&D Recreatieontwikkeling v.o.f. De heer [Y] is bestuurder van beide vennootschappen en is alleen en zelfstandig bevoegd om die te vertegenwoordigen. D&D is onder nummer 08121064 ingeschreven in het handelsregister van de Kamers van Koophandel.
2.2. Het handelsregister vermeldt met betrekking tot D&D Recreatieontwikkeling v.o.f
onder meer het volgende:
"Bedrijfsomschrijving: Ontwikkeling en exploitatie van recreatie- en andere projecten.
Werkzame personen: 1
Venno(o)t(en):
Rechten t.o.v. derden: Er zijn beperkende bepalingen. Blijkens deze bepalingen zijn de vennoten afzonderlijk bevoegd tot een bedrag van EURO 10.000,00. Raadpleeg dossier voor overige beperkende bepalingen.
(…)
Vestiging(en):
Handelsna(a)m(en): Veste het Goudmeer"
2.3. De heer [Z], de broer van de heer [Y], was vennoot van de vennootschap D&D Recreatieontwikkeling v.o.f.
2.4. Bij brief van 9 oktober 2006 stuurt de heer [X] - namens [eiseres] - aan de heer [Z] een brief (hierna: de opdrachtbevestiging) waarin hij ondermeer het volgende schrijft:
"De opdracht omvat de levering en montage van tuinhuisjes, aantallen conform schema in onderstaande uitvoering:
(…)
Prijsoverzicht:
Uitgangspunt van de opdracht zijn de door u aangegeven 102 stuks tuinhuisjes over een periode van 3 jaar.
(…)
Bij (…) 102 stuks tuinhuisjes in 3 jaar, bij levering van 4-6 stuks per levering, waarbij reguliere prijsstijgingen worden doorberekend is de prijsstelling op peildatum 01-10-2006:
(…)
Condities:
(…)
• Alle genoemde prijzen zijn geheel vrijblijvend, prijswijzigingen worden doorberekend. Eventuele prijsverhogingen worden door ons aan u doorgegeven.
(…)
• Levertijden en leverschema's geheel in overleg, graag ontvangen wij van u een situatietekening en een typenoverzicht. Wellicht kunt u bijgaande tabel voor ons aanvullen"
2.5. De opdrachtbevestiging is door de heer [Z] op 13 oktober 2006 'voor akkoord' getekend en geretourneerd aan [eiseres].
2.6. In de periode 2007 tot en met 2009 hebben D&D in totaal 20 tuinhuisjes afgenomen. De door [eiseres] ter zake de levering en montage van deze tuinhuisjes verzonden facturen zijn door D&D betaald.
2.7. Bij brief van 15 juli 2010 heeft [eiseres] onder meer het volgende aan D&D geschreven:
"Op 13 oktober 2006 bent u met [eiseres] overeengekomen dat 102 tuinhuisjes zouden worden geleverd voor de chalets op uw park Veste het Goudmeer.
De tuinhuisjes zouden over een periode van drie jaar worden afgenomen, telkens per 4-6 stuks. In drie jaar tijd heeft u echter slechts 20 tuinhuisjes afgenomen.
(…)
Namens cliënt verzoek ik u allereerst om de overeenkomst van 13 oktober 2006 per direct deugdelijk na te komen. (…) Ik verzoek u om een schriftelijke reactie aan ondergetekende binnen een week na heden. Voldoet u niet aan deze sommatie, dan bent u in verzuim. Cliënt heeft dan het recht om de overeenkomst te ontbinden en schadevergoeding te vorderen. De exacte schade zal dan nog in kaart worden gebracht."
3.1. De vordering van [eiseres] strekt ertoe dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, D&D hoofdelijk veroordeelt, des dat de één betalende de ander zal zijn gekweten:
a. tot betaling van € 326.626,00, te vermeerderen met contractuele rente, subsidiair wettelijke handelsrente, verschuldigd vanaf 9 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
b. tot betaling van € 5.355,00, ter zake de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
c. in de kosten van het conservatoir beslag;
d. in de kosten van deze procedure, waarin mede begrepen de vergoeding van de kosten van processuele bijstand en nakosten.
3.2. D&D voert verweer met conclusie tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiseres] in zijn vordering, dan wel tot afwijzing hiervan. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De standpunten van partijen en de boordeling daarvan
4.1. [eiseres] legt aan zijn vordering ten grondslag dat partijen op 13 oktober 2006 een overeenkomst hebben gesloten op basis waarvan D&D binnen drie jaar 102 tuinhuisjes zou afnemen van [eiseres]. Bij het aangaan van deze overeenkomst werd D&D vertegenwoordigd door de heer [Z]. Volgens [eiseres] mocht zij ervan uitgaan dat de heer [Z] bevoegd was om D&D te vertegenwoordigen. Zij baseert zich daarbij op de navolgende twee omstandigheden:
- de heer [Z] voerde de onderhandelingen samen met de heer [Y], bestuurder van de vennoten van D&D Recreatieontwikkeling v.o.f.;
- [eiseres] heeft 20 tuinhuisjes aan D&D geleverd, waarna de daarvoor - overeenkomstig de opdrachtbevestiging - in rekening gebrachte kosten door D&D zijn voldaan.
Gelet hierop meent [eiseres] dat de schijn is gewekt dat de heer [Z] bevoegd was om D&D te vertegenwoordigen.
De opdrachtbevestiging is ter attentie van de heer [Z] naar Veste het Goudmeer (hierna: Veste) gestuurd. Daarmee is D&D overeenkomstig de gegevens als vermeld in handelsregister - en daarmee op juiste wijze - aangeschreven, aldus [eiseres]. Daarnaast stelt [eiseres] dat partijen hebben gehandeld overeenkomstig de afspraken opgenomen in de opdrachtbevestiging. Voor zover er door tussenkomst van de heer [Z] geen overeenkomst tot stand is gekomen, is volgens [eiseres] de rechtshandeling dan ook bekrachtigd.
4.2.1. D&D voert ten tweede verwere aan dat een derde die aanspraken op een vennootschap onder firma geldend wil maken, kan afgaan op hetgeen is ingeschreven in het handelsregister. In dit geval blijkt uit het register niet dat de heer [Z] bevoegd is om D&D te vertegenwoordigen. Voorts vermeldt het handelsregister dat de vertegenwoordigingsbevoegdheden van beide vennoten van D&D beperkt zijn. Volgens D&D had [eiseres] zich dan ook terughoudend moeten opstellen toen zij meende dat er met tussenkomst van de heer [Z] een overeenkomst tussen partijen werd gesloten met een belang van € 406.206,00 (exclusief BTW).
4.2.2. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de heer [Z] niet gevolmachtigd is om D&D Recreatieontwikkeling v.o.f. te vertegenwoordigen, hetgeen ook blijkt uit het handelsregister. De vraag of er - ondanks het ontbreken van een volmacht aan de heer [Z] - toch een overeenkomst tussen partijen tot stand kan zijn gekomen, dient daarom te worden beoordeeld aan de hand van bepaalde in het tweede lid van artikel 3:61 BW.
4.3.1. De rechtbank begrijpt het verweer van D&D aldus dat zij aanvoert dat er slechts vrijblijvende gesprekken hebben plaatsgevonden over de prijzen van de tuinhuisjes. Van het sluiten van een overeenkomst is geen sprake geweest. Het enkele feit dat D&D een twintigtal tuinhuisjes heeft afgenomen, maakt niet dat zij daarmee de schijn heeft gewekt dat de heer [Z] gevolmachtigd was tot het sluiten van de overeenkomst. Voorts noemt D&D het merkwaardig dat [eiseres] hem pas na ommekomst van de in de opdrachtbevestiging genoemde termijn van drie jaar heeft gewezen op het feit dat zij slechts twintig tuinhuisjes heeft afgenomen.
4.3.2. De rechtbank overweegt dat [eiseres] beroep op het tweede lid van artikel 3:61 BW slechts kan slagen indien zij:
a. heeft aangenomen en mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend; èn
b. zulks heeft aangenomen op grond van een verklaring of gedraging van D&D.
Voorts kan op grond van de geldende rechtspraak voor toerekening van schijn van volmachtverlening aan een onbevoegd vertegenwoordigde persoon plaats zijn indien de derde gerechtvaardigd heeft vertrouwd dat een toereikende volmacht was verleend op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de onbevoegd vertegenwoordigde partij komen en waaruit naar verkeersopvattingen de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid (vgl. HR 19 februari 2010, LJN BK7671).
4.3.3. Gelet op voormelde criteria is de rechtbank van oordeel dat het feit dat [eiseres] (mede) met de heer [Z] (onderhandelings)gesprekken heeft gevoerd, onvoldoende grond vormt voor [eiseres] om te mogen aannemen dat aan de heer [Z] een toereikende volmacht was verleend.
Tijdens de gesprekken over de prijzen van de tuinhuisjes is geen aandacht besteed aan de functie van de heer [Z] binnen D&D. Evenmin is gesteld noch gebleken dat D&D heeft aangegeven dat de heer [Z] bevoegd was om haar te vertegenwoordigen, dan wel dat de heer [Z] zelf onjuiste mededelingen op dit punt aan [eiseres] heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank had het dan ook op de weg van [eiseres] gelegen om naar de functie en bevoegdheden van de heer [Z] te informeren nu zij meende een overeenkomst te sluiten met een aanzienlijk geldelijk belang. Ook kan [eiseres] worden verweten dat zij geen acht heeft geslagen op de (beperkende) bepalingen die uit het handelsregister blijken. [eiseres] heeft geen enkel onderzoek verricht, hetgeen voor haar rekening en risico komt. Dit geldt te meer nu [eiseres], toen zij - zoals ter comparitie door haar aangegeven - in 2007 ontdekte dat de heer [Y] de betalingen verrichte, evenmin aanleiding heeft gezien vragen te stellen over de bevoegdheden van de heer [Z]. Kortom, [eiseres] is van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de heer [Z] blijven uitgaan, terwijl zich in de periode tussen 2007 en 2009 verschillende feiten en omstandigheden hebben voorgedaan waaruit het tegendeel bleek. Daarbij wordt in de opdrachtbevestiging als uitgangspunt genomen dat [eiseres] 102 tuinhuisjes aan D&D zal leveren. Ook de genoemde prijzen zijn geheel vrijblijvend en ter zake de levertijden en leverschema's diende, zo blijkt uit de opdrachtbevestiging, nog nader overleg plaats te vinden. In dat licht bezien is de rechtbank van oordeel dat ook de stelling dat D&D heeft gehandeld in overeenstemming met de opdrachtbevestiging evenmin kan worden gevolgd. Daar komt bij dat [eiseres] niet heeft weersproken dat D&D pas op 21 september 2010 kennis heeft genomen van de door de heer [Z] getekende opdrachtbevestiging. Op grond van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de vertegenwoordigingsonbevoegdheid van de heer [Z] niet voor risico van D&D behoort te komen.
4.3.4. Derhalve resteert het feit dat D&D in de periode van 2007 tot 2009 een twintigtal tuinhuisjes van [eiseres] heeft afgenomen. [eiseres] heeft daaruit de conclusie getrokken dat
- voor zover er door tussenkomst van de heer [Z] geen overeenkomst tot stand is gekomen - de overeenkomst is bekrachtigd, doordat partijen hebben gehandeld in overeenstemming met de opdrachtbevestiging.
4.3.5. De rechtbank overweegt dat uit artikel 3:69 lid 1 BW volgt dat D&D de rechtshandeling kan bekrachtigen en haar daardoor hetzelfde gevolg kan verschaffen als zou zijn ingetreden wanneer zij krachtens een volmacht aan de heer [Z] zou zijn verricht. Derhalve kan de bekrachtiging - behoudens het bepaalde in artikel 3:69 lid 2 BW - in iedere vorm plaatsvinden en ook in een of meer gedragingen besloten liggen. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv draagt [eiseres] de bewijslast ter zake. Nu [eiseres] slechts heeft gesteld dat de rechtshandeling is bekrachtigd, zonder dit met rechtens verifieerbare feiten te onderbouwen, is de rechtbank echter van oordeel dat zij niet aan haar stelplicht heeft voldaan, zodat het leveren van bewijs niet aan de orde is.
4.4. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat de heer [Z] niet bevoegd was om D&D te vertegenwoordigen (al dan niet op grond van de gewekte schijn daartoe) en dat van bekrachtiging van de rechtshandeling evenmin sprake is geweest. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat tussen [eiseres] en D&D geen overeenkomst tot stand gekomen, zodat de overige verweren onbesproken kunnen blijven. Gelet hierop dient de vordering sub a te worden afgewezen.
4.5. Nu de vordering sub a zal worden afgewezen, is voor toewijzing van het sub b en c gevorderde evenmin plaats, zodat de stellingen en verweren van partijen op dit punt geen nadere bespreking behoeven.
4.6. [eiseres] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van D&D als volgt vastgesteld:
- salaris van de advocaat: € 4.000,00 (2 punten x € 2.000,00, tarief VI)
- vast recht: € 3.537,00
totaal € 7.357,00
5.1. wijst af het gevorderde;
5.2. veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van D&D vastgesteld op € 7.357,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.G. Lautenbach en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2011.?