vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
zaaknummer / rolnummer: 118115 / KG ZA 12-55
Vonnis in kort geding van 2 maart 2012
1. [A],
2. [B],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat: mr. F.L. van Lelyveld, kantoorhoudende te Leek,
MR. RICHARD SIEGFRIED VAN DER SPEK, in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen Schippershuis Terherne B.V., Invextra Vastgoed B.V., Invextra Vastgoed I B.V., De Pyk B.V., Invextra B.V. en Invextra Projectontwikkeling B.V. en de commanditaire vennootschappen Valerius C.V. en Terherne C.V.,
wonende te Olterterp,
gedaagde,
advocaat: mr. W. Mollema, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Eisers zullen hierna afzonderlijk [A] en [B] worden genoemd en tezamen als [A] c.s. worden aangeduid. Gedaagde zal hierna de curator genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met bijgaand producties;
- de mondelinge behandeling van de zaak, gehouden op 27 februari 2012, en de ten behoeve daarvan op voorhand overgelegde stukken;
- de pleitnota van [A] c.s.;
- de pleitnota van de curator.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [A] en [B] zijn in gemeenschap van goederen getrouwd.
2.2. [A] is eigenaar van de woning aan de [adres], kadastraal bekend [kadastrale aanduiding] (hierna: de woning).
2.3. ABN AMRO Bank N.V. (hierna: de bank) heeft [A] c.s. bij akte van 5 juni 2007 een geldlening verstrekt en tot zekerheid van verhaal van deze geldlening een hypotheekrecht op de woning gevestigd.
2.4. De curator heeft op 10 september 2010 – na verkregen verlof daartoe van de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij beschikking van 9 september 2010 – conservatoir beslag doen leggen op de woning, tot zekerheid van verhaal van een vordering van € 1.000.000,-.
2.5. De curator heeft met betrekking tot de geldvordering waarvoor beslag is op de woning, een eis in hoofdzaak ingesteld jegens [A]. Deze hoofdzaak staat bij de rechtbank bekend onder zaak- en rolnummer: 108114 / HA ZA 10-976. De curator heeft in de hoofdzaak primair een verklaring voor recht gevorderd dat [A] zijn taak als (middellijk) bestuurder van Schippershuis Terherne B.V., Invextra Vastgoed B.V., Invextra Vastgoed I B.V., De Pyk B.V., Invextra Projectontwikkeling B.V., Valerius C.V. en Terherne C.V. kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en dat deze kennelijke onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van de diverse faillissementen is geweest. De curator heeft primair tevens gevorderd dat [A] – kort gezegd – zal worden veroordeeld tot het betalen aan hem van het tekort van de boedel.
2.6. De rechtbank heeft de hoofdzaak bij (tussen)vonnis van 2 november 2011 verwezen naar de rol van 14 december 2011 voor een nadere aktewisseling tussen partijen. Op (laatstelijk) verzoek van de curator is de hoofdzaak aangehouden tot 7 maart 2012.
2.7. [A] c.s. heeft niet voldaan aan zijn financiële verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van hypothecaire geldlening met de bank, waardoor de bank de hypothecaire geldlening ineens en volledig opeisbaar heeft gesteld. De vordering van de bank bedraagt per 5 januari 2012 € 550.896,42.
2.8. [C] (hierna: [C]), als makelaar en taxateur verbonden aan Noorderlicht Makelaars te Drachten, heeft op 6 januari 2012 schriftelijk verklaard dat de economische waarde van de woning vrij van huur en gebruik € 325.000,- bedraagt en de executiewaarde € 255.000,-.
2.9. [A] c.s. heeft de woning voor een bedrag van € 325.000,- verkocht aan
[D] (hierna: [D]). Zij hebben daartoe een koopovereenkomst gesloten, die op 4 november 2011 is ondertekend door [A] c.s. en op 17 januari 2012 door [D].
2.10. In artikel 3.1. van de koopovereenkomst is bepaald:
“De akte van levering zal gepasseerd worden op 1 maart 2012 of zoveel eerder als de beslagen op de woning zijn opgeheven, of zoveel later als partijen tezamen nader overeenkomen, ten overstaan van notaris of diens plaatsvervanger (…).“
2.11. Notaris mr. G. Mulder (hierna: mr. Mulder) heeft mr. Mollema, de advocaat van de curator, bij brief van 19 januari 2012 onder andere bericht:
"De bank heeft aangegeven in te stemmen met de verkoop na ontvangst van de netto verkoopopbrengst.
(…)
Graag verneem ik uiterlijk 27 januari aanstaande schriftelijk van u onder welke voorwaarden uw cliënt bereid is het beslag, voor zover het rust op Registergoed, door te halen."
2.12. Op de woning rust tevens een beslagrecht ten gunste van Noord-Projecten B.V. De advocaat van deze vennootschap heeft mr. Mulder bij schrijven van 25 januari 2012 bericht dat dit beslag als vervallen c.q. doorgehaald kan worden beschouwd.
2.13. Op 27 januari 2012 heeft mr. Mollema mr. Mulder in reactie op zijn brief van
19 januari 2012 onder meer bericht:
“Eerst nadat ontegenzeggelijk blijkt dat [A] niet beschikt over enig ander vermogen dan de betreffende beslagen onroerende zaak, alsmede geen inkomsten geniet waaruit de vordering van de curator kan worden voldaan, zal de curator in overweging nemen om het beslag op te heffen (lees: de transporterende notaris volmacht te geven voor doorhaling) zonder betaling van zijn vordering, dan wel het storten van gelden in depot. Tot die tijd gaat de curator ervan uit dat de heer [A] de vordering van de curator wel degelijk kan voldoen, althans over voldoende financiële middelen beschikt om voor die vordering, ter opheffing van het beslag, vervangende zekerheid te stellen."
2.14. Mr. J.H.T. Boiten heeft [A] c.s. bij schrijven van 27 januari 2012 onder meer bericht:
“Van Solveon Incasso (namens Abn Amro Bank N.V.) heb ik opdracht gekregen over te gaan tot de executoriale verkoop van de woning aan [adres]. Als reden is opgegeven dat u, ondanks diverse aanmaningen, niet aan uw (financiële) verplichtingen voldoet.
Naar ik begreep is er een koper voor de woning gevonden, maar is er geen volledige medewerking van alle betrokkenen om de levering te kunnen laten plaatsvinden. Aangezien de verkoop en levering op zich laat wachten heeft Solveon besloten de veilingopdracht te verstrekken.
(…)
Op verzoek van Solveon is de veilingdatum vastgesteld op 13 maart 2012. (…)”
2.15. Makelaar [E] (hierna: [E]) te [plaatsnaam] heeft - op het verzoek van mr. Mollema daartoe van 23 februari 2012 - een waardeverklaring van de woning opgesteld. De marktwaarde van de woning is door [E] vastgesteld op € 445.000,- en de executiewaarde op € 340.000,-.
2.16. Mr. Boiten heeft de curator bij schrijven van 23 februari 2012 met betrekking tot de executieveiling van de woning - voor zover van belang - bericht:
"De veiling stond aanvankelijk gepland voor 13 maart aanstaande. De veiling (zowel inzet als afslag) staat thans gepland op 10 april 2012 (…).
De aankondiging van de veiling zal tenminste 30 dagen voor de veilingdatum plaatsvinden in een plaatselijk verspreid dagblad.
Tot uiterlijk de dinsdag voor de publicatiedatum om 17.00 uur heeft de bank/hypotheekhouder de mogelijkheid om ons opdracht te geven om de veilingadvertentie in te trekken."
2.17. De curator heeft de koopovereenkomst met betrekking tot de woning tussen [A] c.s. en [D] bij brief van 24 februari 2012 op grond van paulianeus handelen buitengerechtelijk vernietigd.
3.1. [A] c.s. vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren, mr. Van der Spek in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen Schippershuis Terherne B.V., Invextra Vastgoed B.V, Invextra Vastgoed I B.V., De Pyk B.V., Invextra B.V., Invextra Projectontwikkeling B.V. en de commanditaire vennootschappen Valerius C.V. en Terherne C.V., veroordeelt om het conservatoir beslag, dan hij heeft doen leggen op de woning, binnen achtenveertig uren na de datum van dit vonnis te doen doorhalen, zulks op straffe van een door de curator te verbeuren dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de curator in gebreke is gebleven aan dit vonnis te voldoen, met veroordeling van de curator in de kosten van dit geding.
3.2. De curator voert verweer, met conclusie tot afwijzing van de vorderingen van [A] c.s., onder hoofdelijke veroordeling van [A] c.s. in de proceskosten.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [A] c.s. heeft aan zijn vordering tot doorhaling van het conservatoir beslag ten grondslag gelegd dat de curator door handhaving van het beslag misbruik van bevoegdheid maakt, dan wel onrechtmatig althans naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar jegens hem handelt. [A] c.s. heeft daartoe het volgende gesteld. [A] c.s. kan zijn financiële verplichtingen jegens de bank niet meer nakomen. De bank heeft daarom aangekondigd tot uitwinning van haar hypotheekrecht over te willen gaan. [A] c.s. heeft een koper voor de woning gevonden, die bereid is om de woning voor een bedrag van € 325.000,- te kopen. De bank heeft zich akkoord verklaard met de onderhandse verkoop van de woning voor dit bedrag. Door het beslag dat de curator op de woning heeft gelegd, kan [A] c.s. de woning niet vrij van beslagen aan de koper ([D]) leveren en kan de woning niet worden overgedragen. De bank heeft [A] c.s. tot en met 6 maart 2012 de tijd gegeven om de woning aan [D] te leveren. Mocht [A] c.s. hierin niet slagen, dan zal de bank - zoals zij aan [A] c.s. heeft aangekondigd - de woning op
10 april 2012 executoriaal verkopen. De executoriale verkoopopbrengst van de woning zal
- gelet op de waardeverklaring van [C] d.d. 6 januari 2012 - echter lager zijn dan de onderhandse verkoopopbrengst ad € 325.000,-, zodat [A] c.s. bij executoriale verkoop van de woning met een hogere restschuld jegens de bank zal blijven zitten, terwijl de curator bij onderhandse verkoop van de woning - gezien de hoogte van de verkoopopbrengst van de woning en de hoogte van de vordering van de bank - geen zicht heeft op voldoening van de door hem gestelde vordering en aldus geen belang heeft bij de handhaving van het beslag.
4.2. De curator heeft allereerst ten verwere aangevoerd dat [A] c.s. geen belang heeft bij zijn vorderingen. De koopovereenkomst tussen [A] c.s. en [D] kan volgens de curator namelijk niet tot uitvoering komen, omdat de koopovereenkomst op grond van artikel 3:45 BW buitengerechtelijk is vernietigd en bovendien niet is gebleken dat de bank wenst mee te werken aan de (onderhandse) verkoop van de woning aan [D].
4.3. Met betrekking tot het verweer van de curator dat [A] c.s. paulianeus zou hebben gehandeld overweegt de voorzieningenrechter dat indien een schuldenaar bij het verrichten van een onverplichte rechtshandeling wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden het gevolg zou zijn, de rechtshandeling op grond van artikel 3:45 lid 1 BW vernietigbaar is en de vernietigingsgrond kan worden ingeroepen door iedere door de rechtshandeling in zijn verhaalsmogelijkheden benadeelde schuldeiser, onverschillig of zijn vordering vóór of na de handeling is ontstaan.
4.4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de buitengerechtelijke vernietiging van de koopovereenkomst geen doel treft. Een buitengerechtelijke vernietiging heeft ingevolge artikel 3:50 lid 1 BW slechts effect indien een vernietigingsgrond - en daarmee vernietigingsbevoegdheid - bestaat. Nu [A] c.s. heeft betwist dat aan de wettelijke vereisten voor vernietiging wordt voldaan, is een rechterlijk oordeel omtrent de vernietiging van de koopovereenkomst nodig, in de vorm van een declaratoir vonnis. Daarvoor is in kort geding echter geen plaats.
4.5. De voorzieningenrechter overweegt als volgt met betrekking tot het betoog van de curator dat de koopovereenkomst niet tot uitvoering kan komen, omdat de bank hier niet mee instemt. De curator heeft aangevoerd dat mr. Mulder (in opdracht van [D]) bij brief van 19 januari 2012 weliswaar aan mr. Mollema heeft bericht dat de bank heeft aangegeven in te stemmen met de verkoop van de woning aan [D] na ontvangst van de netto verkoopopbrengst, maar dat de bank vervolgens bij brief van 27 januari 2012 aan [A] c.s. heeft aangekondigd dat de executoriale verkoop van de woning zal plaatsvinden op 13 maart 2012. Gelet op deze laatstgenoemde brief is de onderhandse verkoop van de woning naar de mening van de curator niet meer aan de orde.
4.6. De voorzieningenrechter volgt de curator niet in zijn betoog. Nu de bank [A] c.s. bij schrijven van 23 februari 2012 heeft meegedeeld dat de executoriale verkoop van de woning zal worden uitgesteld tot 10 april 2012, acht de voorzieningenrechter het namelijk niet aannemelijk dat de bank de optie van onderhandse verkoop definitief van de hand heeft gewezen en dat - zoals de curator eveneens heeft aangevoerd - de bank de veiling van de woning enkel en alleen heeft uitgesteld omdat [A] c.s. zich bereid heeft verklaard de (achterstallige) rente over één maand te betalen. De vordering van de bank was op
23 februari 2012 immers al volledig en opeens opeisbaar, zodat het niet in de rede ligt dat de bank enkel tegen betaling van een maand rente de executoriale verkoop van de woning voor een maand zou aanhouden. Uit de brief van 27 januari 2012 blijkt voorts dat verkoop en levering van de onderhands (aan [D]) verkochte woning in de visie van de bank te lang ging duren, omdat er geen volledige medewerking van alle betrokkenen was. Nu gesteld noch gebleken is dat andere betrokkenen dan de curator hun medewerking aan de levering hebben geweigerd, is de conclusie gerechtvaardigd dat door toedoen van de curator de veilingopdracht is gegeven. Mr. Van Lelyveld heeft ten slotte ter zitting verklaard dat hij op vrijdag 24 februari 2012 telefonisch contact heeft gehad met de heer [F] van Solveon, die het executietraject voor de vordering van de bank op [A] c.s. verzorgt, en dat door [F] is bevestigd dat de bank akkoord is met de onderhandse verkoop van de woning aan [D]. De voorzieningenrechter houdt het er op grond van voorgaande feiten en omstandigheden dan ook voor dat de bank heeft ingestemd en zal instemmen met de onderhandse verkoop van de woning aan [D]. Gelet op het vorenstaande, alsmede op de omstandigheid dat [A] c.s. heeft gesteld dat de publicatie van de veiling uiterlijk 6 maart 2012 dient plaats te vinden en dat hij daarom tot deze datum de tijd heeft om de woning (vrij van beslagen) te leveren aan [D], is het (spoedeisend) belang van [A] c.s. bij zijn vorderingen naar het oordeel van de voorzieningenrechter gegeven.
4.7. De curator heeft voorts ten verwere aangevoerd dat hij door handhaving van het beslag op de woning, ondanks dat zijn vordering niet zal worden voldaan uit de verkoopopbrengst van de woning, geen misbruik van bevoegdheid maakt. De curator heeft daartoe aangevoerd dat het beslag niet enkel geldt als (conserverende) verhaalsmaatregel, maar ook als pressiemiddel kan dienen om [A] c.s. te bewegen zijn vordering uit andere middelen te voldoen. [A] c.s. beschikt volgens de curator namelijk over voldoende andere middelen om de vordering van de curator te kunnen voldoen.
4.8. De voorzieningenrechter overweegt dat handhaving van een conservatoir beslag misbruik van bevoegdheid kan opleveren, indien bij voorbaat vaststaat dat de verkoopopbrengst niet toereikend zal zijn om de beslaglegger te kunnen voldoen. Het beslag dient immers tot verhaal op het beslagen vermogen en niet - bijzondere omstandigheden daargelaten - om de beslagene op oneigenlijke wijze in een dwangpositie te brengen. Deze bijzondere omstandigheden kunnen onder meer inhouden dat sprake is van een situatie dat de debiteur over voldoende middelen beschikt om de vordering waarvoor beslag is gelegd te voldoen (zie onder meer HR 29 oktober 2004, NJ 2006, 203 en conclusie A-G Huydecoper bij HR 11 februari 2011, RvdW 2011, 261 (artikel 81 RO)).
4.9. De voorzieningenrechter stelt vast dat indien de woning onderhands zal worden verkocht, de bank - als hypotheekhouder op de woning - haar vordering als eerste uit de verkoopopbrengst van de woning voldaan zal krijgen. Tussen partijen is niet in geschil is dat de vordering van de bank per 5 januari 2012 € 550.896,42 bedraagt en dat de onderhandse verkoopwaarde van de woning in ieder geval aanmerkelijk lager is dan € 550.896,42. Dit brengt met zich dat de gehele onderhandse verkoopopbrengst van de woning ten goede zal komen aan de bank en dat [A] c.s. met een (grote) restschuld jegens de bank zal blijven zitten. Aan de discussie tussen partijen over de taxatierapporten en de waarde die daaraan gehecht moet worden gaat de voorzieningenrechter voorbij. Immers, ook uitgaande van het taxatierapport dat in opdracht van de curator is opgesteld, resteert een aanmerkelijke restschuld (in het meest gunstige geval - onderhandse verkoopwaarde - nog steeds ruim
€ 100.000,-). Bij voorbaat staat aldus vast dat de onderhandse verkoop van de woning geen opbrengst zal opleveren voor de curator. Het beslag van de curator is daarmee - zoals de curator ook heeft erkend - tot een pressiemiddel verworden.
4.10. Of de curator het beslag als pressiemiddel mag gebruiken, hangt af van de vraag of de curator aannemelijk weet te maken of [A] c.s. over voldoende middelen beschikt om de vordering waarvoor beslag is gelegd te voldoen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de curator zijn verweer dat [A] c.s. over een 'geheim potje' met geld beschikt - gelet op de gemotiveerde betwisting hiervan door [A] c.s. - niet dan wel onvoldoende aannemelijk gemaakt. De curator heeft met een beroep op de stukken die als productie 2 zijn overgelegd weliswaar aangevoerd dat [A] uit de failliete vennootschappen grote bedragen aan managementfee/projectvergoeding naar zichzelf heeft overgemaakt, maar [A] heeft ter zitting d.d. 27 februari 2012 verklaard dat deze stukken begrotingen bevatten van projecten die niet zijn doorgegaan, zodat er ook geen uitkering van een managementfee of projectvergoeding aan hem heeft plaatsgevonden. Voorts heeft de curator aangevoerd dat het vermoeden bestaat dat [A] de afgelopen twee jaren werkzaamheden voor derden heeft verricht en dat [A] als docent inkomsten genereert. [A] heeft ter zitting d.d. 27 februari 2012 verklaard dat hij - in verband met zwangerschapsverlof van docenten op een middelbare school in [plaatsnaam] - ongeveer zeven uren per week als docent wiskunde werkt en dat hij verder in de afgelopen twee jaren geen werkzaamheden voor derden heeft uitgevoerd. Het is naar het oordeel van de voorzieningenrechter volstrekt onaannemelijk dat de inkomsten van [A] als docent toereikend zijn om de vordering waarvoor de curator beslag heeft gelegd (ten bedrage van
€ 1.000.000,-) te kunnen voldoen. Nu op grond van het vorenstaande niet aannemelijk is geworden dat pressie als gevolg van het beslag enig financieel resultaat voor de beslaglegger oplevert, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de curator door handhaving van het beslag misbruik van bevoegdheid maakt. De rest van de stellingen en weren van partijen maken, ook indien juist, dit niet anders en kunnen daarom onbesproken blijven.
4.11. De voorzieningenrechter zal de vordering van [A] c.s. dan ook toewijzen en de curator aldus veroordelen tot doorhaling van het beslag, op straffe van verbeurte van een dwangsom. De voorzieningenrechter zal de gevorderde veroordeling binnen achtenveertig uren na betekening van dit vonnis in laten gaan en niet binnen achtenveertig uren na de datum van dit vonnis, om te vermijden dat de curator al dwangsommen verbeurt terwijl hij nog niet op de hoogte is gebracht van de inhoud van dit vonnis. De voorzieningenrechter ziet voorts aanleiding om de gevorderde dwangsom te maximeren tot een bedrag van
€ 20.000,-.
4.12. De curator zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [A] c.s. tot op heden vastgesteld op:
- dagvaarding € 97,64
- griffierecht 73,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 986,64
4.13. De door [A] c.s. gevorderde uitvoerbaar verklaring van het vonnis op de minuut zal worden afgewezen, omdat hij hierbij onvoldoende belang heeft, nu direct na de uitspraak van dit vonnis een grosse voor hem beschikbaar is. De gevorderde uitvoerbaar verklaring van het vonnis op alle dagen en uren zal eveneens worden afgewezen, nu de noodzaak hiervan niet is gesteld noch gebleken.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter,
5.1. veroordeelt de curator om binnen achtenveertig uur na de betekening van dit vonnis) het conservatoir beslag dat hij heeft doen leggen op de woning aan de [adres], kadastraal bekend [kadastrale aanduiding], te doen doorhalen,
5.2. bepaalt dat de curator een dwangsom verbeurt van € 1.000,- voor iedere dag dat hij niet aan de onder 5.1. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 20.000,- is bereikt,
5.3. veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van [A] c.s. tot op heden vastgesteld op € 986,64,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.G. Lautenbach en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 2 maart 2012.?