Ten aanzien van de door schildersbedrijf Storms B.V uitgevoerde werkzaamheden is de kantonrechter van oordeel dat uit de overgelegde foto’s - en bij gebreke van een specifieke betwisting van de zijde van gedaagden - de noodzaak van een aantal van de genoemde werkzaamheden valt af te leiden (het schoonmaken van de radiatoren, het verwijderen van folie op de ruiten, het schoonmaken en gronden van de trappen en plinten, het schilderen van de binnendeuren en stalen kozijnen, het schilderen van het voordeurkozijn en het schilderen van de wanden van de bergkast op de begane grond), doch niet van de overige werkzaamheden. Nu de Woningstichting niet voorrekent welk deel van de door het schildersbedrijf in rekening gebrachte kosten betrekking heeft op welke werkzaamheden, en dit evenmin ondubbelzinnig uit de stukken op te maken valt, zal het toe te wijzen deel van deze post naar billijkheid geschat worden, en wel op
€ 3.000,00.
Ten aanzien van de door de loodgieter in rekening gebrachte kosten merkt de kantonrechter op dat op de ingebrachte foto’s slechts één toiletpot te zien is, terwijl er blijkens de factuur (“bijlage III” bij repliek) twee toiletpotten zijn vervangen. Wel blijkt uit de foto genoegzaam dat die toiletpot dermate vervuild was, dat de stelling van de Woningstichting dat het goedkoper was om hem te vervangen dan te reinigen, door de kantonrechter gevolgd wordt (die stelling was ook niet betwist door gedaagden). Ook voor deze post geldt dat niet op te maken valt welk deel betrekking heeft op de toe te wijzen vervanging van één toiletpot, zodat de redelijk te achten vergoeding voor vervanging op
€ 500,00geschat wordt.
Met betrekking tot de door Flamm Renovatie & Milieutechniek B.V. uitgevoerde sloopwerkzaamheden heeft de Woningstichting (zo begrijpt de kantonrechter de laatste twee alinea’s van de derde pagina van de repliek althans) gesteld dat de keukenkastjes en het aanrecht met onderkasten vernield en niet meer te repareren of schoon te maken waren en dat de vloertegels door gedaagden bij aanvang van de huurovereenkomst overgenomen zijn van de vorige huurder. Uit de foto’s is echter slechts op te maken dat de lade van één keukenkastje niet meer aanwezig is, terwijl de stelling aangaande de overname van de vloertegels op zichzelf niets zegt over de noodzaak om ze weg te halen: sterker nog, het is juist een indicatie dat die tegels bij aanvang ook in de woning aanwezig waren (conform de “inventarisatielijst”). Dit onderdeel van de vordering is door de Woningstichting dan ook onvoldoende toegelicht en komt niet voor toewijzing in aanmerking.
De groen/sloopwerkzaamheden die de Woningstichting zelf uitgevoerd heeft, hadden volgens haar betrekking op het opschonen en snoeien van struiken en bomen en waren nodig omdat gedaagden gedurende jaren niets aan onderhoud van de tuin en voortuin hadden gedaan. Uit de overgelegde foto’s blijkt op zichzelf wel dat sprake was van een verwilderde tuin, hetgeen door gedaagden eerst bij dupliek - en derhalve te laat - betwist is. Gelet op het gemotiveerde verweer dat gedaagden ten aanzien van productie 7 wel reeds bij antwoord naar voren gebracht hadden, had het op de weg van de Woningstichting gelegen om die productie specifieker toe te lichten dan zij bij repliek gedaan heeft. Die productie bevat immers slechts een aantal in rekening gebrachte uren met steeds de nietszeggende omschrijving “terreinen”. Nu desondanks onvoldoende - althans te laat - weersproken is dat gedaagden de tuin hebben laten verwilderen en dat de Woningstichting daardoor genoodzaakt was die op te laten knappen, zal naar schatting en in redelijkheid een bedrag van
€ 400,00op dit onderdeel toegewezen kunnen worden.
Het met de factuur van Enexis gemoeide bedrag is toewijsbaar voor het deel dat ziet op de heraansluiting van de elektriciteit, derhalve
€ 46,02, nu de Woningstichting onweersproken gesteld heeft dat Enexis gedaagden van de elektriciteitsvoorziening afgesloten heeft vanwege de aangetroffen hennepplantage (en dit derhalve een omstandigheid is die voor rekening van gedaagden dient te blijven). Het verweer van gedaagden onder punt 24 bij dupliek, inhoudend dat de heraansluiting “hetzelfde bedrag is ongeacht de oorzaak van de afsluiting”, raakt kant noch wal: zonder de afsluiting zou een heraansluiting niet nodig geweest zijn. Ten aanzien van de heraansluiting van het gas heeft de Woningstichting echter verzuimd om te stellen dat ook die afsluiting haar oorzaak vond in handelen of nalaten van gedaagden, zodat dit deel van de vordering zonder nadere toelichting - die de Woningstichting niet geeft - niet toewijsbaar is.
Uit de in het geding gebrachte foto’s valt niet op te maken dat het nodig was om de wanden van de vertrekken op de begane grond van nieuw stucwerk te voorzien. Gelet op de gemotiveerde betwisting van gedaagden bij antwoord had het op de weg van de Woningstichting gelegen om haar stellingen dienaangaande bij repliek nader te onderbouwen, doch zij heeft dit nagelaten. Dit onderdeel van de vordering zal derhalve afgewezen worden.
Volgens de Woningstichting is de factuur van Smeets Vastgoedservice B.V. onder meer opgebouwd uit arbeidsuren/loon voor het vervangen van het aanrecht, het vervangen van sloten en het vervangen van de betimmering van veluxramen, waarbij zij verwijst naar de overgelegde foto’s. Uit de in het geding gebrachte foto’s valt echter niet op te maken dat genoemde items aan vervanging toe waren: de foto van de aanrecht en de foto’s van de ramen zijn veel te onduidelijk om die conclusie te kunnen trekken, terwijl geen enkele foto van de sloten in het geding gebracht is en ook anderszins niet onderbouwd is waarom die items aan vervanging toe waren. Ook deze post komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking.