ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ0960

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700819-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met schaar; vrijspraak poging moord; veroordeling tot gevangenisstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 5 februari 2013, stond de verdachte terecht voor de poging tot moord en poging tot doodslag op [naam slachtoffer]. De zaak vond zijn oorsprong op 18 oktober 2012, toen de verdachte, in een woning in Heerlen, een schaar pakte en deze in de hals van het slachtoffer stak. Het slachtoffer raakte ernstig gewond, maar overleefde de aanval. De rechtbank moest vaststellen of er voldoende bewijs was voor de beschuldiging van poging tot moord, waarbij voorbedachten rade vereist is. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachten rade, maar dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot moord, maar schuldig bevonden aan poging tot doodslag. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, rekening houdend met de ernst van het geweldsdelict en de impact op het slachtoffer. De rechtbank benadrukte dat dergelijk geweld niet getolereerd kan worden in de samenleving. De verdachte had geen respect getoond voor de integriteit van het slachtoffer en had geen medewerking verleend aan het proces, wat de rechtbank zwaar aanrekende. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de zaak werd behandeld in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700819-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 februari 2013
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [geboortegegevens verdachte].
Thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. J.J.M. Heuvelmans, advocaat te Simpelveld.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 januari 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: heeft geprobeerd om [naam slachtoffer], al dan niet met voorbedachten rade, te doden, dan wel dat hij heeft geprobeerd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 2: [naam slachtoffer] heeft mishandeld.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Gelet op de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige 1] is verdachte achter [naam slachtoffer] aangelopen naar de keuken. [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte voordat hij naar de keuken liep in de woonkamer een schaar in zijn broekzak stak. Toen hij achter [naam slachtoffer] aan naar de keuken liep, zei hij: “Ik ga haar pakken” of “Ik maak dat wijf kapot”. Deze gang van zaken duidt volgens de officier van justitie op voorbedachten rade. Het verweer van verdachte dat [naam slachtoffer] zichzelf met de schaar in de hals heeft gestoken acht de officier van justitie onaannemelijk. Verdachte heeft immers op weg naar het politiebureau verklaard dat hij [naam slachtoffer] in de nek had gestoken. Gelet op de plaats van de wond, namelijk de hals, is er een aanmerkelijk kans dat, als lukraak gestoken wordt, de dood zal intreden.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd wegens onvoldoende bewijs.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde vrijspraak bepleit en daartoe het volgende aangevoerd.
Er is geen sprake van voorbedachten rade. Al zou verdachte de woorden hebben gezegd, zoals door de getuige [getuige 1] is verklaard, dan hoefde hij niet meer dan twee passen te zetten alvorens hij in de keuken was. Daardoor kan er geen sprake van kalm beraad en rustig overleg, daarvoor was de tijd te kort.
Daarbij komt dat er sprake was van een één-op-één-situatie. Geen van de getuigen heeft daadwerkelijk gezien wat er zich in de keuken afspeelde. Het enige bewijsmiddel is dan ook de aangifte van [naam slachtoffer], die op verschillende punten sterk afwijkt van de getuigenverklaringen. De raadsman wijst erop dat de aanwezigen in de woning die dag forse hoeveelheden alcohol genuttigd hadden, zodat aan het waarheidsgehalte van al die verklaringen getwijfeld kan worden. Uit de medische informatie betreffende [naam slachtoffer] komt naar voren dat zij lijdt aan een alcohol- en cocaïneverslaving. Daarnaast heeft ze last van een borderline stoornis. Het scenario dat [naam slachtoffer] zichzelf heeft gestoken, is hierdoor niet uit te sluiten. Tevens heeft de raadsman zich beroepen op het standpunt dat het steken niet tot de dood van [naam slachtoffer] had kunnen leiden, omdat de halsslagader niet is geraakt.
Ook ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op 18 oktober 2012 krijgen verbalisanten het verzoek zich te begeven naar de [S.straat]te Heerlen. Ter plaatse komt [naam slachtoffer] naar buiten strompelen met een bebloede hals. De verbalisanten zien een kleine bebloede steekwond aan de linkerzijde van haar hals. Zij verklaart meteen dat ze in de nek is gestoken door [naam verdachte]. In de keuken van genoemde woning vinden de verbalisanten een schaar met een wit handvat.
Op 19 oktober 2012 heeft [naam slachtoffer] in het ziekenhuis een verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij in de woning van [naam verdachte] aan de [S.straat]te Heerlen verblijft. Op 18 oktober 2012 was zij samen met [naam verdachte], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5]in de woning. Er werd bier gedronken en geblowd. [naam verdachte] had het idee dat zij met [getuige 2] flirtte. Op een gegeven moment liep zij naar de keuken en liep [naam verdachte] achter haar aan. Hij dreef haar in een hoek en begon te schelden en te slaan. Opeens zag zij dat [naam verdachte] een kleine schaar met witte handvaten in zijn handen had en deze in haar hals stak.
Uit medische informatie komt naar voren dat aangeefster een steekverwonding heeft opgelopen aan de hals, waarbij de arteriële tak is aangedaan. De steekverwonding is ongeveer 2,8 cm diep en heeft 2,5 cm doorsnee. De wond is opengelaten en zal binnen een aantal weken genezen.
Tijdens de overbrenging van verdachte van de [S.straat] te Heerlen naar het districtbureau heeft hij spontaan en ongevraagd verklaard dat hij “haar” twee blauwe ogen heeft geslagen en in de nek heeft gestoken. Tijdens de politieverhoren ontkent verdachte echter het tenlastegelegde feit te hebben gepleegd en beroept hij zich op zijn zwijgerecht.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 18 oktober 2012 in de genoemde woning aanwezig was, samen met [naam verdachte], [naam slachtoffer], [getuige 2] en [getuige 5]. Opeens begon [naam verdachte] te flippen tegen [naam slachtoffer]. Hij bedreigde ook de andere aanwezigen met een schaar, die hij vervolgens in zijn broekzak deed. Toen [naam slachtoffer] op enig moment naar de keuken liep zei [naam verdachte]: “Ik ga haar pakken” of “ik maak dat wijf kapot”. [naam verdachte] liep achter haar aan de keuken in en opeens hoorde de getuige [naam slachtoffer] schreeuwen.
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat [naam slachtoffer] naar de keuken ging en dat [naam verdachte] achter haar aan liep. Ineens hoorde hij [naam slachtoffer] schreeuwen. Toen hij ging kijken zag hij dat zij behoorlijk aan het bloeden was aan haar hals en dat [naam verdachte] met een schaar in zijn rechterhand bij haar in de keuken stond.
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is de vraag of er voldoende bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat verdachte degene is geweest die de schaar in de hals van aangeefster heeft gestoken.
De rechtbank is gelet op de verklaring van aangeefster en de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] van oordeel dat verdachte degene is geweest die aangeefster met de schaar in haar hals heeft gestoken.
Uit deze verklaringen blijkt immers dat verdachte met een schaar in zijn broekzak achter aangeefster aan is gelopen naar de keuken. Aangeefster heeft verklaard dat zij daar door verdachte is gestoken. De beide getuigen hebben haar horen schreeuwen en getuige [getuige 2] heeft gezien dat zij even later een bloedende wond in de hals had. Op dat moment bevond de schaar zich in de handen van verdachte, aldus deze getuige. Dat de aangifte en de getuigenverklaringen niet op alle punten overeenkomen, doet er niet aan af dat de aangifte wel op cruciale punten door deze verklaringen wordt ondersteund.
Zonder nadere verklaring van verdachte – die ontbreekt – gaat de rechtbank voorbij aan de hypothese dat het wellicht het slachtoffer is geweest, dat zichzelf heeft gestoken met de schaar, te meer omdat verdachte direct na zijn aanhouding, tijdens zijn overbrenging naar het politiebureau spontaan heeft verklaard dat hij haar gestoken heeft. Ook dat is in strijd met de hypothese van de verdediging.
De tweede vraag die vervolgens beantwoordt dient te worden is de vraag waarop het opzet van verdachte gericht is geweest. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van verdachte onvoldoende aanknopingspunten bevatten om die vraag te beantwoorden. De vraag naar het eventueel bestaan van bloot opzet kan om die reden niet beantwoord worden.
De rechtbank komt vervolgens toe aan de vraag of er sprake is van voorwaardelijk opzet.
Voor wat betreft het voorwaardelijke opzet stelt de rechtbank voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich door het steken met een schaar in de hals van aangeefster willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij haar hierdoor dodelijk zou verwonden. De rechtbank overweegt daartoe dat zich in de hals zowel vitale bloedvaten (zoals de halsslagader), belangrijke zenuwverbindingen, alsook de luchtpijp bevinden. Indien er lukraak in de halsstreek gestoken wordt, is de kans groot dat bijvoorbeeld de halsslagader geraakt wordt, hetgeen in het onderhavige geval bijna is gebeurd. Het is een feit van algemene bekendheid dat er op zijn minst een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bestaat bij een halsslagaderlijke bloeding.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de gedraging van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op de dood van aangeefster dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte ook bewust de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Ten slotte rest dan nog de vraag of er sprake is van moord of van doodslag.
Voor een bewezenverklaring van moord is nodig dat vast komt te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Met andere woorden, hij moet de gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap hebben kunnen geven. Dit is de zogenaamde “voorbedachten rade”.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van voorbedachten rade te komen. Het enkele feit dat verdachte de schaar, zoals de getuige [getuige 1] heeft verklaard, vlak voor het daadwerkelijke steken in zijn broekzak heeft gestoken, is hiervoor onvoldoende. Ook als deze handeling bezien wordt in combinatie met de door verdachte geuite woorden. Zowel het bij zich steken van de schaar, als de geuite woorden laten zonder meer de mogelijkheid open dat verdachte iets anders van plan was. Zo zou hij bijvoorbeeld hebben kunnen volstaan met dreigen of steken in een arm of bovenbeen, wat allemaal niet een aanmerkelijk risico op de dood met zich meebrengt. Daar komt bij dat een en ander zich in een vrij kort tijdsbestek heeft afgespeeld wat meer past bij een opwelling dan “kalm beraad en rustig overleg”.
De rechtbank zal verdachte gelet hierop dan ook vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
De rechtbank acht gelet op het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op [naam slachtoffer].
Feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een veroordeling voor mishandeling van [naam slachtoffer] te komen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. subsidiair
op 18 oktober 2012, in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [naam slachtoffer] met een schaar in haar nek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
feit 1 subsidiair:
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van een bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zeven jaar, met aftrek van het voorarrest. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde komen, dan acht de officier van justitie een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van voorarrest, een passende straf.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft hij naar voren gebracht dat de strafeis van de officier van justitie veel te hoog is. De raadsman verzoekt bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het strafblad van verdachte, dat slechts enkel oude feiten omvat. Tevens heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het feit dat verdachte geen inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke omstandigheden geen strafverzwarende werking mag hebben.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig geweldsdelict, dat voor het slachtoffer evengoed heel anders had kunnen aflopen. Of verdachte daarvan doordrongen is, blijft voor de rechtbank een vraag. Hij is immers niet ter terechtzitting verschenen om een verklaring voor zijn daad te geven en heeft evenmin medewerking willen verlenen aan het opmaken van een reclasseringsrapport.
Verdachte heeft door zijn handelen geen enkel respect voor de persoonlijke integriteit van het slachtoffer getoond. Dit soort misdrijven roept niet alleen bij het slachtoffer, maar ook in de samenleving gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid op. Het voorgaande rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van een aanzienlijke duur. Met de op te leggen straf wil de rechtbank verdachte duidelijk maken dat zijn gedrag niet getolereerd wordt door de samenleving. Door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is een uitgangspunt vastgesteld voor de bestraffing van doodslag, te weten een gevangenisstraf van zes jaar. Nu het in casu een poging betreft, dient dit uitgangspunt met een derde te worden verminderd tot vier jaar gevangenisstraf.
In het licht van het verweer dat de proceshouding van verdachte niet strafverhogend mag werken overweegt de rechtbank nog het volgende. Het gegeven dat verdachte geen enkel inzicht heeft willen verschaffen in zijn beweegredenen en persoonlijke omstandigheden is voor de rechtbank geen aanleiding de op te leggen straf te verhogen. Zelfs het feit dat verdachte niet ter zitting is verschenen weegt voor de rechtbank niet strafverhogend, nu verdachte niet verplicht is ter zitting te verschijnen. Maar anderzijds maken deze omstandigheden wel dat de rechtbank geen kennis draagt van omstandigheden die aanleiding zouden kunnen geven om ten gunste van verdachte van het uitgangspunt af te wijken.
De rechtbank zal dan ook aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van vier jaar, met aftrek van het voorarrest.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vier jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 februari 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 oktober 2012, in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg voornoemde [naam slachtoffer] met een schaar in haar nek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 18 oktober 2012 , in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [naam slachtoffer] met een schaar in haar nek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 18 oktober 2012, in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [naam slachtoffer] met een schaar in haar nek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 18 oktober 2012, in de gemeente Heerlen opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [naam slachtoffer], meermalen, althans eenmaal heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.