Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of ondeugdelijk weersproken, en mede op basis van de inhoud van in dit opzicht onbetwist gelaten stukken (bijlagen) en het verhandelde ter zitting, staat tussen partijen het navolgende vast:
- Chantal is een internationaal opererend transportbedrijf en maakt onderdeel uit van een concern dat geleid wordt vanuit Oostenrijk;
- [naam verzoekende partij], geboren op 14 november 1954, was sinds 15 maart 1999 bestuurder van Chantal en is vervolgens per 1 januari 2001 bij Chantal krachtens arbeidsovereenkomst in dienst getreden voor 20 uur per week in de functie van bedrijfsleider;
- Met ingang van 1 januari 2005 is arbeidsovereenkomst van [naam verzoekende partij] en Chantal vernieuwd, onder handhaving van de arbeidsduur maar met de nieuwe functie van directeur. Aan de directeursfunctie is door Chantal een statutair bestuurderschap gekoppeld dat volgens [naam verzoekende partij] slechts een formele “huls” was (“op papier”);
- [naam verzoekende partij] ontving laatstelijk een loon van € 1.624,00 per maand exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten;
- [naam verzoekende partij] ontvangt al sinds 1995 een WAO-uitkering en is aan te merken als arbeidsgehandicapte met beperkte restcapaciteit;
- op 10 september 2008 heeft Chantal aan [naam verzoekende partij] te kennen gegeven dat zij het voornemen had om [naam verzoekende partij] te ontslaan (als bestuurder en als werknemer);
- op 29 september 2008 heeft [naam verzoekende partij] zich volledig arbeidsongeschikt gemeld bij Chantal;
- in opdracht van Chantal heeft haar Arbo-dienst, ArboNed, [naam verzoekende partij] opgeroepen voor onderzoek bij een bedrijfsarts, welk onderzoek plaatsvond op 31 oktober 2008;
- de bedrijfsarts verklaarde [naam verzoekende partij] arbeidsongeschikt tot 17 november 2008, doch per die datum weer (geprognotiseerd) geschikt;
- [naam verzoekende partij] heeft het werk niet op 17 november 2008 hervat omdat hij van oordeel was dat hij (om psychische redenen) nog niet arbeidsgeschikt was;
- Chantal heeft daarop de loonbetaling per 17 november 2008 stopgezet;
- het UWV heeft bij beschikking van 12 november 2008 aan [naam verzoekende partij] met ingang van 29 september 2008 een Ziektewet-uitkering toegekend;
- op 5 december 2008 heeft een algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) van Chantal plaatsgevonden, tijdens welke vergadering [naam verzoekende partij] met onmiddellijke ingang ontslagen is als bestuurder en de arbeidsovereenkomst als directeur is opgezegd (eveneens met onmiddellijke ingang);
- [naam verzoekende partij] heeft zich in rechte tegen de opzegging van de arbeidsovereenkomst als directeur verzet; bij vonnis van de Rechtbank Maastricht, Sector Civiel, Locatie Maatricht d.d. 2 maart 2011 met registratienummer 136652 HA ZA 09-80 is de opzegging van de arbeidsovereenkomst (na op 18 maart 2009 en op 28 juli 2010 gewezen tussenvonnissen) “nietig” verklaard (het beroep op een of meer vernietigingsgronden gehonoreerd) wegens strijd met het opzegverbod tijdens ziekte ex artikel 7:670 lid 1 BW en het ontbreken van toestemming ex artikel 6 juncto artikel 9 BBA 1945;
- het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 14 februari 2012 met registratienummer HD 200.088.317 - waartegen geen rechtsmiddelen zijn aangewend - opnieuw voor recht verklaard dat de opzegging wegens strijd met het opzegverbod tijdens ziekte “nietig” is, thans uitsluitend wegens strijd met het opzegverbod tijdens ziekte;
- in zijn arrest heeft het Hof overwogen dat van Chantal niet gevergd kan (kon) worden dat zij [naam verzoekende partij] na diens eventuele (gedeeltelijke) arbeidsgeschiktheid tewerk zou stellen;
- Chantal heeft - op enig moment - het loon over de periode van 29 september 2008 tot 29 september 2010 aangevuld en sindsdien is sprake van een zogenoemde slapende arbeidsovereenkomst: er wordt geen arbeid verricht en er wordt geen loon betaald;
- bij beschikking van 15 februari 2012 heeft het UWV WERKbedrijf de door Chantal op 31 maart 2011 verzochte toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen geweigerd, omdat de arbeidsdeskundige in zijn advies van 15 juni 2011 te kennen gegeven had dat [naam verzoekende partij] naar verwachting in staat zou zijn om binnen 26 weken de bedongen arbeid zowel inhoudelijk als qua arbeidsuren te verrichten, welk advies de arbeidsdeskundige tot tweemaal toe (in zijn rapportages van 19 oktober 2011 en van 18 januari 2012) gehandhaafd heeft, steeds nadat door partijen zienswijzen op zijn rapportages waren ingebracht;
- Chantal heeft vanaf datum ziekmelding (29 september 2008) tot op heden niet aan de op haar rustende verplichtingen ingevolge de Wet verbetering poortwachter voldaan (probleemanalyse na zes weken, plan van aanpak, periodieke evaluaties enz.) doch het UWV heeft haar geen zogenoemde loonsanctie opgelegd.
- [naam verzoekende partij] is tot op heden nog steeds volledig arbeidsongeschikt, althans volgens het UWV dat de uitkering WAO/WIA na een korte wachttijd heeft opgetrokken naar het percentage dat overeenstemt met volledige arbeidsongeschiktheid en deze sedertdien slechts aan de index aangepast heeft;
- [naam verzoekende partij] kent zichzelf weliswaar nog (enige) arbeidscapaciteit toe, maar heeft nooit bezwaar of beroep aangetekend tegen de WAO-beslissing van het UWV, noch actie ondernomen tegen het nalaten van een loonsanctie ten opzichte van Chantal.