ECLI:NL:RBLIM:2014:1221

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 februari 2014
Publicatiedatum
12 februari 2014
Zaaknummer
2587949 BR VERZ 13-113
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de vereffening van een nalatenschap na beneficiaire aanvaarding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 11 februari 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van de vereffening van een nalatenschap. De verzoekers, drie kinderen van de overleden erflater, hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. De erflater is op 3 december 2011 overleden en heeft zijn kinderen en echtgenote als erfgenamen achtergelaten. De verzoekers hebben een verzoekschrift ingediend, waarin zij aangeven dat de schulden van de nalatenschap de baten overtreffen. Dit verzoek is ingediend op 29 november 2013, en na aanvullende informatie van hun advocaat, mr. B.H.A. Augustin, is de beschikking bepaald.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de nalatenschap enkel een onroerende zaak bevat, die momenteel te koop staat voor € 149.500,00, en dat er een hypotheeklast van € 288.271,41 op rust. De verzoekers hebben aangevoerd dat er geen andere baten zijn in de nalatenschap, waardoor de vereffening niet langer noodzakelijk is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzoek toewijsbaar is, omdat de activa van de nalatenschap niet voldoende zijn om de schulden te dekken, en dat de vereffeningskosten nihil zijn.

De rechtbank heeft besloten de opheffing van de vereffening in te schrijven in het boedelregister en deze beslissing bekend te maken via de website van de rechtspraak. De vereffenaars zijn ontheven van de verplichting tot bekendmaking van de opheffing. De beschikking is gegeven door kantonrechter H.W.M.A. Staal en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
zaaknrs: 2587949 BR VERZ 13-113 en 2511612 BR VERZ 13-120
typ: RW

beschikking van 11 februari 2014

op een verzoek van

[verzoeker],

wonend te [woonplaats],
hierna te noemen: [verzoeker],

[verzoeker],

wonend te [woonplaats],
hierna te noemen: [verzoeker],

[verzoeker],

wonend te [woonplaats],
hierna te noemen: [verzoeker],
hierna gezamenlijk ook te noemen: verzoekers,
gemachtigde: mr. B.H.A. Augustin, advocaat te Maastricht.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 29 november 2013 is een verzoekschrift met bijlagen ter griffie ontvangen.
Bij brief van 2 januari 2014 (met een bijlage) heeft mr. Augustin op verzoek van de griffier nadere informatie verstrekt.
Bij brief van 4 februari 2014 heeft mr. Augustin (na rappel) nadere vragen van de griffier beantwoord.
Vervolgens is beschikking bepaald op heden.

MOTIVERING

Uit het verzoekschrift met bijlagen en de nadien door mr. Augustin verstrekte schriftelijke informatie blijkt het volgende.
Op 3 december 2011 is[Erflater] (hierna: de erflater) overleden te [woonplaats]. Zijn laatste woonplaats was [woonplaats].
Verzoekers zijn de drie (enige) kinderen van de erflater.
Op grond van de wet heeft de erflater zijn drie kinderen en zijn echtgenote [naam] (hierna: [naam]), met wie hij in gemeenschap van goederen gehuwd was, als erfgenamen achtergelaten.
Mr. Augustin heeft bij brief van 2 januari 2014 als (extra) vierde bijlage bij het verzoek
een kopie van een op 7 februari 2013 ter griffie van de Rechtbank Limburg (locatie Maastricht) opgemaakte akte van beneficiaire aanvaarding overgelegd. In die akte staan acht personen, onder wie de verzoekers, vermeld. Bij brief van 4 februari 2014 verklaart mr. Augustin dat hij optreedt voor de in die akte genoemde personen die de nalatenschap beneficiair aanvaard hebben. Omdat behoudens de drie verzoekers, de overige vijf in de akte genoemde personen geen erfgenamen van de erflater zijn en zij derhalve (wat er verder ook zij van het feit dat zij in de akte vermeld worden) de nalatenschap niet beneficiair aanvaard kunnen hebben, moet het er derhalve voor gehouden worden dat mr. Augustin bedoeld heeft te verklaren dat hij ter zake van het aan de orde zijnde verzoek enkel namens de drie verzoekers optreedt. Om die reden zijn alleen deze drie personen in de aanhef van deze beschikking als verzoekers vermeld.
[naam] heeft, zo stellen verzoekers, de nalatenschap zuiver aanvaard. De kantonrechter stelt vast dat naast de verzoekers ook [naam] als vereffenaar in de nalatenschap van de erflater is aan te merken (zie art. 4:195 lid 1 BW).
Verzoekers voeren aan dat tot de nalatenschap de onroerende zaak aan het adres Kerkstraaat 37 te [woonplaats] behoort, welke zaak momenteel te koop staat voor een bedrag van
€ 149.500,00. Voor het overige bevat de nalatenschap geen baten, zo stellen zij.
Op deze onroerende zaak rust volgens de verzoekers een recht van hypotheek wegens een (of meer) verstrekte lening(en), waarvan nog een bedrag van € 288.271,41 afgelost dient te worden.
Het verzoek strekt tot opheffing van de vereffening als bedoeld in art. 4:209 lid 1 BW.
De kantonrechter stelt vast dat verzoekers door de indiening van het onderhavige verzoek voldaan hebben aan het bepaalde in art. 4:199 lid 2 BW.
De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek toewijsbaar is, nu uit de door verzoekers verstrekte gegevens blijkt dat uit de activa van de nalatenschap slechts de preferente crediteur(en) betaald kan (kunnen) worden. Een verdere boedelbeschrijving die kennelijk - waar verzoekers stellen dat de boedel behoudens de onroerende zaak geen baten bevat - slechts betrekking kan hebben op andere schulden dan de hypothecaire lening(en), is voor de beoordeling van dit verzoek niet nodig. Het verzoek leent zich dus voor toewijzing.
De vereffeningskosten zullen vastgesteld worden op nihil.
De griffier zal de opheffing van de vereffening van deze nalatenschap doen inschrijven in het boedelregister. Daarnaast zal de griffier deze beslissing bekendmaken door deze te plaatsen op www.rechtspraak.nl. De vereffenaars zullen om die reden ontheven worden van de wettelijke verplichting tot bekendmaking van de opheffing van de vereffening.

BESLISSING

Verstaat dat verzoekers hebben voldaan aan het bepaalde in art. 4:199 lid 2 BW.
Beveelt de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van [Erflater].
Verleent ontheffing van de verplichting tot bekendmaking van de opheffing der vereffening in de Staatscourant en in een of meer voorgeschreven nieuwsbladen als bedoeld in art. 4: 209 lid 4 juncto art. 4:206 lid 6 BW.
Stelt de vereffeningskosten tot op heden vast op nihil.
Draagt de griffier op:
- deze opheffing in te doen schrijven in het boedelregister;
- deze beslissing te plaatsen op www.rechtspraak.nl.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.