ECLI:NL:RBLIM:2014:1221
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opheffing van de vereffening van een nalatenschap na beneficiaire aanvaarding
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 11 februari 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van de vereffening van een nalatenschap. De verzoekers, drie kinderen van de overleden erflater, hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. De erflater is op 3 december 2011 overleden en heeft zijn kinderen en echtgenote als erfgenamen achtergelaten. De verzoekers hebben een verzoekschrift ingediend, waarin zij aangeven dat de schulden van de nalatenschap de baten overtreffen. Dit verzoek is ingediend op 29 november 2013, en na aanvullende informatie van hun advocaat, mr. B.H.A. Augustin, is de beschikking bepaald.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de nalatenschap enkel een onroerende zaak bevat, die momenteel te koop staat voor € 149.500,00, en dat er een hypotheeklast van € 288.271,41 op rust. De verzoekers hebben aangevoerd dat er geen andere baten zijn in de nalatenschap, waardoor de vereffening niet langer noodzakelijk is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzoek toewijsbaar is, omdat de activa van de nalatenschap niet voldoende zijn om de schulden te dekken, en dat de vereffeningskosten nihil zijn.
De rechtbank heeft besloten de opheffing van de vereffening in te schrijven in het boedelregister en deze beslissing bekend te maken via de website van de rechtspraak. De vereffenaars zijn ontheven van de verplichting tot bekendmaking van de opheffing. De beschikking is gegeven door kantonrechter H.W.M.A. Staal en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.