Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[eiser]
de vennootschap onder firma [gedaagde 1] VOF
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
MOTIVERING
het geschil
b.van feiten die zijn komen vast te staan - zullen specifiekere en/of meer in detail tredende stellingen van partijen aan de orde komen en gewogen worden bij de beoordeling onder
c.
- Partijen zijn op 4 juni 2012 en met ingang van die datum een schriftelijk vastgelegde arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden (tot en met 3 december 2012) aangegaan voor de door [eiser] uit te oefenen functie medewerker reiniging voor 36 uur per week bij een bruto uurloon van € 12,40.
- De overeenkomst is na 3 december 2012 tweemaal stilzwijgend / van rechtswege voor dezelfde duur verlengd, laatstelijk tot en met 3 december 2013.
- Van de arbeidsovereenkomst maakt een non-concurrentiebeding deel uit dat gelding behoudt tot twee jaar na het einde van de overeenkomst binnen een straal van 30 kilometer vanuit het kantoor van [gedaagde] in Eygelshoven, aan welk beding [gedaagde] [eiser] ten volle wenst te houden na 15/16 juli 2013, althans na de formele einddatum 3 december 2013 (zo is ter zitting van 6 maart 2014 gebleken).
- De ziekmelding van [eiser] heeft tot geen enkele actie van [gedaagde] in de richting van de Arbo-dienst en/of bedrijfsarts geleid, zodat niet van deskundige medische zijde is vastgesteld of en in welke mate [eiser] op 15 juli 2013 in de loop van de ochtend door ziekte verhinderd was zijn werk op de veegwagen voort te zetten.
- [eiser] heeft niet voldaan aan het verzoek / de opdracht van de kant van [gedaagde] om naar kantoor te komen. Hij heeft via Whatsapp voordat de door hem te 10:22 uur voor uiterlijk 11:00 uur gevraagde vervanging gearriveerd was, aan kantoor ([naam 1]) in een min of meer conflictueus - zij het in normaal te achten taalgebruik gevoerd - gesprek gemeld dat hij wegens hoofdpijn (‘knallende koppijn’) en stress rechtstreeks naar huis ging (11:10 uur). Eerder had hij om 10:58 uur al doorgegeven dat hij de veegwagen ter plekke achter zou laten (‘staat veilig. zelfde plek. als vanmorgen. sleutel ligt in de deur onder de papieren verstopt. dag [naam 1]’), waarop [naam 1] tien minuten later reageerde met de boodschap dat een en ander niet als ziekmelding doch als werkweigering ‘genoteerd’ zou worden (11:08 uur).
- Nadat de communicatie tussen [eiser] en [naam 1] te 11:10 uur geëindigd was met de reactie van [eiser] dat er tijdig om aflossing gevraagd was, dat er nu ‘gaatjes’ gezocht werden voor ontslag en dat hij wegens hoofdpijn en stress niet naar kantoor kwam, heeft [eiser] om 11:34 uur nog vanaf een onbekende locatie (mogelijk vanuit zijn privéauto) de volgende onbeantwoord gebleven boodschap aan het kantoor van [gedaagde] gezonden: (zeg het maar [naam 1]. wil je nog dat ik naar kantoor kom? wil natuurlijk niet weer “werk . weigeren”).
- In een op 16 juli 2013 door [eiser] ontvangen en per aangetekende post m.b.v.o. verzonden brief met dagtekening 15 juli 2013 heeft [gedaagde] aan [eiser] ontslag met onmiddellijke ingang aangezegd met als (dringende) reden: “werkweigering, machine onbeheerd achtergelaten en (naar meerdere waarschuwingen al gehad te hebben) verbale agressieve dreigende communicatie”.
- [gedaagde] erkent dat [eiser] ‘op zich in zijn werkzaamheden een goed werknemer’ is (maar is de opvatting toegedaan dat daartegenover stond dat ‘in zijn gedrag er zeer regelmatig correctie nodig’ was en dat hij ‘een kort lontje’ heeft).
- Enigerlei waarschuwing van de kant van [gedaagde] (als die al gegeven is) aan het adres van [eiser] is niet schriftelijk vastgelegd noch van een sanctie voorzien en is in de procedure ook niet geconcretiseerd naar moment en inhoud.
- Op 16 juli 2013 is [eiser] samen met zijn vriendin naar het bedrijfsterrein van [gedaagde] gekomen om te protesteren tegen het zojuist per brief vernomen ontslag, een protest dat in een brief van 26 juli 2013 geformaliseerd is met een beroep op de vernietigbaarheid van de opzegging en uitgemond is in deze procedure.
vanterugkomt). Van meer gewicht zijn de door [gedaagde] welbewust genomen beslissingen ten aanzien van de overduidelijk door haar werknemer in het Whatsapp-contact met [naam 1] - in het verlengde van zijn verzoek om aflossing - op 15 juli 2013 te 10:58 uur gedane ziekmelding. Het gaat allereerst niet aan dat [gedaagde] als werkgever zich het recht toe-eigent zelf ‘vast te stellen’ dat hier geen sprake was van ‘ziekte’ noch van een ‘ziekmelding’ en dat slechts vanuit een interpretatie van de begeleidende omstandigheden die haar deden twijfelen aan de ernst en urgentie. Haar beslissing echter om in verband daarmee het ook niet opportuun te achten haar arbo-dienst en bedrijfsarts in te schakelen om vast te stellen of de medische klachten van [eiser] (die zich naar zijn zeggen al enige dagen voordeden) op 15 juli 2013 rechtvaardigden het aangevangen werk niet voort te zetten, kan niet zonder gevolgen blijven: [gedaagde] dient nu het risico te dragen van het ontbreken van ieder deskundig oordeel ter zake. Eventueel had [gedaagde] de bedrijfsarts aanvullend kunnen vragen naar een oordeel over de vraag of er enig medisch beletsel voor [eiser] bestond om de omweg naar ‘kantoor’ te maken alvorens hij naar huis vertrok. Toegegeven moet worden dat er met name over die beslissing van [eiser] om niet naar kantoor te komen, gekoppeld aan zijn besluit om de aflossing (buiten de cabine, dus zonder directe last van de hitte die daarbinnen naar zijn zeggen heerste) en de overdracht van de veegwagen aan de aflosser niet af te wachten, twijfel kan bestaan. Toch kan die twijfel in dit geval niet doorslaggevend zijn. Zelfs als daarvoor een valide medisch excuus zou ontbreken, valt eigenmachtig / koppig handelen van [eiser] op die twee punten in het niet bij de opstelling van [gedaagde] tegenover een mogelijk door ziekte in zijn functioneren belemmerde werknemer. Het mag dan zo zijn dat [eiser] zich er in het Whatsapp-contact tegenover [naam 1] enigszins grof over beklaagd had ‘je hond niet’ te zijn, dat rechtvaardigde nog niet dat deze laatste (namens de werkgever) zeer pertinent en zonder iets te (kunnen) weten omtrent het al dan niet serieuze karakter van de klachten van [eiser] in reactie op de ziekmelding liet aantekenen: ‘deze wordt niet genoteerd als ziekmelding maar als werkweigering’. En nog minder dat de bedrijfsleiding/directie van [gedaagde] (in de persoon van de vennoten) deze conclusie zonder enige medische consultatie (en zonder verder wederhoor toe te passen) direct en met ernstige repercussies voor de werknemer overnam en tot ontslag op staande voet overging. [eiser] was zelfs geen herkansing ten aanzien van de melding op kantoor gegund (zijn bericht van 11:34 uur leidde immers niet tot enige reactie van de zijde van [gedaagde]).