ECLI:NL:RBLIM:2014:3292

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
8 april 2014
Zaaknummer
2766717 AZ VERZ 14-38
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van Bakkersland Kerkade B.V. met werknemer wegens verval van functie en toepassing van het Sociaal Plan

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure tussen Bakkersland Kerkade B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer was sinds 14 augustus 1971 in dienst bij Bakkersland en vervulde de functie van medewerker Bedrijfsbureau NOK2. Door een reorganisatie, aangeduid als het Fit4Groei programma, heeft Bakkersland besloten om de functie van de werknemer te laten vervallen. De werknemer ontving een beëindigingsvoorstel met een vergoeding van € 120.000,00, maar ging hier niet mee akkoord, wat leidde tot het ontbindingsverzoek van Bakkersland.

De kantonrechter heeft de procedure op 11 maart 2014 behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Bakkersland stelde dat de functie van de werknemer door de reorganisatie was komen te vervallen en dat interne herplaatsing niet mogelijk was. De werknemer voerde aan dat zijn functie nog bestond en dat hij recht had op een hogere vergoeding dan aangeboden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de functie van de werknemer inderdaad was komen te vervallen en dat de reorganisatie zorgvuldig was uitgevoerd. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van schending van opzegverboden en dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst billijk was. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding toegewezen en de werknemer een vergoeding van € 120.000,00 bruto toegekend, plus een vergoeding voor rechtsbijstand van € 750,00. De uitspraak is openbaar gedaan en de proceskosten zijn voor Bakkersland.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht / Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 2766717 AZ VERZ 14-38
Beschikking van 25 maart 2014
op een verzoek van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAKKERSLAND KERKRADE B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudend te Kerkrade,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. A.N. Kampherbeek, advocaat te Rotterdam;
tegen
[verweerder],
wonend te [woonplaats] aan de [adres],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. R.M.W.H. Bedaux, advocaat te Heerlen.
Partijen zullen hierna Bakkersland en [verweerder] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Partijen hebben respectievelijk een verzoekschrift met achttien bijlagen en een verweerschrift met drie bijlagen ingediend.
Op 10 maart 2014 heeft Bakkersland de kantonrechter bij faxbericht nog een aantal (nadere) bijlagen doen toekomen.
1.2.
Het verzoek van Bakkersland is mondeling behandeld ter zitting van de kantonrechter op 11 maart 2014, waar Bakkersland is verschenen bij gemachtigde, vergezeld door [naam 1] (HR-adviseur bij Bakkersland) en [naam 2] (bakkerijmanager bij Bakkersland) en [verweerder] in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn voornoemde gemachtigde.
Partijen hebben de respectieve standpunten nader toegelicht, Bakkersland onder overlegging van een pleitnota.
1.3.
Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden, waarna bepaald is dat uiterlijk 25 maart 2014 uitspraak zou worden gedaan.

2.De feiten

2.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken staat tussen partijen het volgende vast.
2.2.
[verweerder] (geboren op [geboortedatum]) is op 14 augustus 1971 bij (de rechtsvoorgangster van) Bakkersland in dienst getreden, laatstelijk in de functie van medewerker Bedrijfsbureau NOK 2. Het laatstverdiende loon (volgens de loonspecificatie gedateerd 16 januari 2014) bedraagt € 2.148,42 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten. Blijkens het concept vaststellingsovereenkomst d.d. 10 december 2013 (bijlage 5 bij het verzoekschrift) bedraagt het laatstverdiende loon € 3.539,47 bruto per periode exclusief 8% vakantiebijslag.
Op de arbeidsovereenkomst is de cao Bakkersbedrijf van toepassing.
2.3.
Op 5 maart 2013 is er een ‘sociaal plan voor de medewerkers van Bakkersland 2013-2014’ (hierna te noemen: het Sociaal Plan) overeengekomen tussen Bakkersland Groep B.V. en haar groepsvennootschappen, waaronder ook Bakkersland, en de vakorganisaties FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen. Ook de Centrale Ondernemingsraad en de Groepsondernemingsraad hebben met het Sociaal Plan ingestemd door de reorganisatieplannen na kennisname van het Sociaal Plan goed te keuren.
2.3.1.
Het Sociaal Plan is op 1 januari 2013 in werking getreden en zal eindigen op 31 december 2014 (artikel 3 Sociaal Plan). De considerans vermeldt dat door Bakkersland het Fit4Groei programma zal worden ingezet in 2013, dat een proces tot verdere rationalisatie en vergroting van de efficiency van de bedrijfsprocessen inhoudt, ten gevolge waarvan diverse besluiten tot aanpassing van de organisatie zijn te verwachten voor het optimaal en geïntegreerd functioneren van de gehele organisatie. Ook vermeldt de considerans dat te verwachten valt dat ten gevolge van het Fit4Groei programma, dat zich voornamelijk richt op de aan de primaire bedrijfsprocessen dienstbare en ondersteunende afdelingen, en overige door te voeren aanpassingen op diverse plaatsen in de organisatie in de jaren 2013 en 2014 (voornamelijk indirecte) functies zullen wijzigen en arbeidsplaatsen zullen vervallen, hetgeen tot personele verschuivingen en inkrimpingen kan leiden.
2.3.2.
Het Sociaal Plan bepaalt in artikel 22 dat in geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst de beëindigingsvergoeding van een medewerker die op de ontslagdatum geen intern herplaatsingsaanbod heeft ontvangen en met wie de arbeidsovereenkomst niet om een andere reden tussentijds is beëindigd (dus vanwege boventalligheid) berekend wordt met behulp van de formule als bedoeld in Aanbevelingen 3.1 tot en met 3.3 van de Aanbevelingen voor procedures ex art. 7:685 BW (als volgt te berekenen: A x B x C).
2.3.3.
In artikel 22 lid 5 Sociaal Plan is een maximering van de beëindigingsvergoeding opgenomen voor het geval deze rekensom hoger uitkomt dan € 120.000,00.
2.3.4.
Het Sociaal Plan kent een hardheidsclausule (artikel 27 Sociaal Plan). Van het Sociaal Plan kan - uitsluitend in overleg met de vakorganisaties - worden afgeweken wanneer een strikte toepassing van de maatregelen leidt tot een situatie dat de werknemer onevenredig in zijn belangen wordt getroffen.
2.3.5.
Het Sociaal Plan bepaalt in artikel 23 dat aan iedere medewerker met wie de arbeidsovereenkomst eindigt, een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand toegekend wordt van € 750,00 te vermeerderen met btw, mits de medewerker daartoe een declaratie van een door hem ingeschakelde advocaat of adviseur over kan leggen.
2.4.
De werkzaamheden van [verweerder] zijn recentelijk gewijzigd. [verweerder] vervulde voor deze wijziging bij Bakkersland de functie van medewerker bedrijfsbureau NOK2, in de praktijk bestaande uit de volgende taken:
- het opstellen en optimaliseren van ritlijsten voor het externe vervoersbedrijf dat Bakkersland dagelijks inhuurt en het controleren en optimaliseren van de weekfactuur van dat externe vervoersbedrijf;
- het controleren van alle urenregistraties van personeel ten behoeve van de loonverwerking;
- het toezicht op de telefonische verkoop (circa 1 uur per dag);
- de vervanging van de werkzaamheden van vier collega’s bij ziekte of verlof (voornamelijk bij de bakstaatplanning);
- de vervulling van ICT-taken bij lokale problemen.
2.5.
Aan [verweerder] is een boventalligheidsverklaring gedateerd 30 september 2013 uitgereikt.
2.6.
Bakkersland heeft [verweerder] een beëindigingvoorstel gedaan met daarin opgeno-men een vergoeding van € 120.000,00 bruto, uitgaand van een einddatum van 20 april 2014. Bakkersland heeft deze vergoeding gebaseerd op artikel 22 van het Sociaal Plan.
2.7.
Omdat [verweerder] niet heeft ingestemd met het beëindigingsvoorstel, heeft Bakkersland het onderhavige verzoekschrift ingediend.

3.Het geschil

3.1.
Bakkersland verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst tussen Bakkersland en [verweerder] te ontbinden met ingang van 22 april 2014 wegens gewichtige redenen, bestaande in een verandering in de omstandigheden, en daarbij aan [verweerder] een vergoeding toe te kennen van € 120.000,00 bruto ter suppletie van een elders te verdienen lager loon, dan wel uitkering krachtens socialezekerheidsregels, kosten rechtens.
3.2.
Bakkersland heeft - kort gezegd - aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat zij na een doorlopen medezeggenschapstraject terecht heeft kunnen besluiten de functies van medewerker bedrijfsbureau NOK2, waaronder die van [verweerder], te laten vervallen. Interne herplaatsing is niet mogelijk gebleken. Aan [verweerder] komt op basis van artikel 22 lid 5 van het Sociaal Plan een vergoeding toe van (gemaximeerd) € 120.000,00. Deze vergoeding dient volgens Bakkersland als een billijke vergoeding in de zin van art. 7:685 lid 8 BW te worden beschouwd.
3.3.
[verweerder] voert verweer en bepleit primair afwijzing van het verzoek en subsidiair, bij toewijzing, om aan hem een vergoeding toe te kennen van € 221.084,50, alsmede een bijdrage in de advocaatkosten van € 3.500,00 exclusief btw.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, (nader) ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek tot ontbinding geen verband houdt met het bestaan van één van de opzegverboden zoals bedoeld in de artikelen 7:647, 7:648, 7:670 en 7:670a BW of met enig ander bijzonder verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
4.2.
De ontbindingsprocedure op de voet van art. 7:685 BW is een procedure waarin de kantonrechter betrekkelijk snel dient te beoordelen of er gewichtige redenen zijn om de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer op korte termijn te ontbinden. Het is daarbij niet gebruikelijk dat getuigen worden gehoord of dat anderszins nader feitenonderzoek plaatsvindt. De kantonrechter moet het in een zaak als deze doen met hetgeen partijen voorafgaand aan de zitting en tijdens de zitting hebben aangevoerd.
4.3.
Allereerst dient de kantonrechter te beoordelen of de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden moet worden.
4.3.1.
Volgens Bakkersland is de functie van [verweerder] vervallen en is [verweerder] per
30 september 2013 boventallig. Bakkersland heeft in haar verzoekschrift en ter zitting gemotiveerd en met bijlagen onderbouwd gesteld dat de functie, voor wat betreft de werkzaamheden en omvang, door de reorganisatie Fit4Groei is komen te vervallen, doordat sommige taken bovenin de organisatie en andere onderin de organisatie zijn ondergebracht. Zo worden bijvoorbeeld taken neergelegd bij een functiehouder die daar verantwoordelijk voor is, hetgeen betekent dat allerlei controlewerkzaamheden (met name met betrekking tot de urenregistraties) bij de direct leidinggevenden en niet meer bij de administratie komen te liggen. Dat geldt ook voor het doorvoeren van correcties. Daarmee wordt beoogd de organisatie efficiënter in te richten, aldus Bakkersland.
4.3.2.
[verweerder] voert als verweer dat de door hem vervulde taken en “functies” in Kerkrade niet zijn vervallen, althans dat er geen goede gronden zijn voor het verval van zijn functie. Als dat anders zou zijn, zou hij in aanmerking moeten komen voor een andere functie. In strijd met het anciënniteitbeginsel zijn, zonder overleg met [verweerder], die “functies” door jongere medewerkers tegen een lager loon en in een lagere functieschaal ingevuld.
4.3.3.
De kantonrechter oordeelt dat [verweerder] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de functie van medewerker bedrijfsbureau NOK2 binnen Bakkersland nog bestaat.
De door [verweerder] vervulde taken zijn deels - door het overgedragen van enkele taken aan het hoofdkantoor - in Kerkrade komen te vervallen en deels herverdeeld over verschillende medewerkers. Dat is een welbewust en eenzijdig genomen besluit van Bakkersland, dat met de vereiste zorgvuldigheid en met inachtneming van het medezeggenschapstraject tot stand is gekomen. Overleg laat staan overeenstemming met [verweerder] daarover is niet aan de orde. De ontslagselectie heeft op de juiste wijze plaatsgevonden.
4.3.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat het Sociaal Plan van toepassing is. Ingevolge hoofdstuk 4 van het Sociaal Plan wordt de boventallige medewerker ondersteuning geboden door het interne centrale mobiliteitscentrum van Bakkersland en de lokale HR-begeleiding. Bakkersland heeft onweersproken gesteld dat [verweerder] heeft gesproken met de mobiliteitsadviseur van het interne mobiliteitsbureau, mevrouw [naam 3], en dat hij is geattendeerd op de (lagere) functie van medewerker OT, maar dat hij er (uiteindelijk) voor gekozen heeft niet op die functie te solliciteren. Interne herplaatsing is niet mogelijk gebleken. Ook een (niet passende) functie bij Bakkersland in Panningen is door [verweerder] niet geaccepteerd.
Van een schending van het anciënniteitbeginsel of het afspiegelingsbeginsel is geen sprake, nu het er voor gehouden moet worden dat de functie van medewerker bedrijfsbureau NOK2 is komen te vervallen en van een wederzijds uitwisselbare andere functie niet gebleken is.
Het staat Bakkersland als ondernemer vrij haar organisatie in te richten op een wijze die haar goed dunkt. De noodzaak van de reorganisatie is erkend door de ondernemingsraad, nu deze positief heeft geadviseerd over de reorganisatie, en ook door de vakorganisaties, die met Bakkersland een Sociaal Plan aangegaan zijn.
Dat taken zijn herverdeeld over verschillende andere werknemers, betekent niet dat de werkzaamheden die [verweerder] heeft verricht, zonder inhoud of betekenis zijn geweest, maar dat voor een andere positionering van taken gekozen is.
4.4.
Nu aannemelijk is dat de functie van medewerker bedrijfsbureau NOK2 van [verweerder] is komen te vervallen ten gevolge van de reorganisatie onder de naam Fit4Groei bij Bakkersland en (interne) herplaatsing van [verweerder] niet mogelijk is gebleken, is er sprake van veranderingen in de omstandigheden van dien aard, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve behoort te eindigen. Het verzoek tot ontbinding zal dan ook worden toegewezen.
4.5.
Vervolgens dient de kantonrechter te beoordelen of een hogere vergoeding dan de door Bakkersland aangeboden vergoeding ad € 120.000,00 aan [verweerder] moet worden toegekend.
4.5.1.
Uitgangspunt voor de kantonrechter is daarbij dat, ingevolge Aanbeveling 3.7 van de Kring van Kantonrechters, in geval van een ontbinding wegens een reorganisatie van de onderneming een vergoeding wordt toegekend overeenkomstig een ter zake gemaakt Sociaal Plan, mits dat plan schriftelijk overeengekomen is met voldoende representatieve vakorganisaties, tenzij onverkorte toepassing daarvan leidt tot een evident onbillijke uitkomst voor de betrokken werknemer.
4.5.2.
Bakkersland stelt dat [verweerder] op basis van artikel 22 lid 2 Sociaal Plan in aanmerking zou komen voor een vergoeding van € 150.635,00 bruto (48,5 gewogen dienstjaren x een maandinkomen van € 4.141,18 x C=0,75). Conform het bepaalde in lid 5 van dat artikel wordt de voor [verweerder] geldende vergoeding gemaximeerd op
€ 120.000,00.
4.5.3.
Door [verweerder] is gesteld dat de aangeboden vergoeding van € 120.000,00 aanmerkelijk te laag is, nu:
- hij veel verdriet en smart heeft van de situatie;
- het Fit4Groei programma ook uitgangspunten als het anciënniteitsbeginsel en het faciliteren van werk naar werk kent, en bij een beëindiging van de arbeidsovereenkomst een vergoeding conform de kantonrechtersformule aangewezen is (die formule is met het aanbod van € 120.000,00 niet toegepast; toepassing van de gangbare vergoedingsregels zou bij een neutrale ontbinding (C=1) voor [verweerder] neerkomen op € 217.584,50);
- de organisatieplannen ingegeven zijn door het oogmerk de winsten van Bakkersland verder te verhogen, in onderhavige situatie door het toedelen van taken van een oudere werknemer aan een jongere medewerker voor een lagere minder geclassificeerde functie tegen een beduidend lager loon;
- onderdelen van het Sociaal Plan in strijd zijn met de cao Bakkersbedrijf;
- op grond van artikel 27 Sociaal Plan in een situatie waarin een medewerker onevenredig in zijn belangen wordt getroffen, in voor de werknemer positieve zin kan worden afgeweken van het bepaalde in het Sociaal Plan;
- hij een uitstekende staat van dienst heeft en een zeer lang dienstverband;
- er sprake is van een aanmerkelijk pensioenverlies voor de periode vanaf de ontslagdatum tot het moment van bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in maart 2019 (er ontstaat bij [verweerder] een pensioenbreuk die niet kan worden gerepareerd en aanmerkelijke schade met zich brengt; de aanvullende particuliere overlijdens- en pensioenverzekering voor de partner vervalt bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor 65 jaar).
4.5.4.
Over de wederzijds aangevoerde argumenten wordt als volgt geoordeeld.
De hiervoor onder 4.5.3. genoemde argumenten leiden er niet toe dat sprake is van een evident onbillijke situatie die tot afwijking van het Sociaal Plan noopt.
Zo is een ontbindingsvergoeding niet gelijk te stellen met een smartengeldvergoeding en is het geen regel dat smart in een ontbindingszaak afzonderlijk vergoed wordt. [verweerder] voert niet aan dat en waarom de aan een ongewild einde inherente pijn hier door Bakkersland nodeloos opgevoerd of gerekt is, zodat bijstelling van de C-factor gerechtvaardigd zou zijn. Uit het Fit4Groei programma vloeit voort dat het anciënniteitsbeginsel in acht moet worden genomen en dat zo veel mogelijk van werk naar werk moet worden gefaciliteerd. Dat speelt echter in de onderhavige zaak geen rol. Gesteld noch gebleken is dat er reële mogelijkheden voor [verweerder] bestaan om in een andere functie binnen Bakkersland werkzaam te blijven. De door Bakkersland voorgestelde niet passende functies (in Kerkrade en Panningen) zijn door [verweerder] geweigerd. [verweerder] heeft zelf vervolgens ook geen functies aangedragen die hij zou willen vervullen. Gesteld noch gebleken is ook dat hij met Bakkersland in onderhandeling is gegaan over de mogelijkheid de twee door Bakkersland voorgestelde functies te aanvaarden met behoud van loonniveau. Daar biedt het Sociaal Plan wel ruimte voor.
Dat het Sociaal Plan een vergoeding conform de neutrale kantonrechtersformule garandeert, is onjuist. De correctiefactor waarin het Sociaal Plan voorziet, is immers op 0,75 gesteld.
Bakkersland heeft de vrijheid te reorganiseren en dat de resultaten bij Bakkersland nog redelijk waren, betekent niet dat er niet mocht worden gereorganiseerd.
Dat het Sociaal Plan - dat ook een cao is - in strijd zou zijn met de cao, wordt onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd. Met name heeft [verweerder] de volgens hem strijdige onderdelen niet benoemd.
Door [verweerder] is tijdens de onderhandelingen nimmer een beroep gedaan op de hardheids-clausule. Niet valt in te zien waarom een beroep op deze clausule tot een toekenning van een hogere vergoeding zou moeten leiden.
In theorie lijdt [verweerder] door de ontbinding pensioenschade. Dat sprake is van een aanzienlijk pensioenverlies, wordt door [verweerder] niet onderbouwd met een berekening van de pensioenschade. Daarentegen heeft Bakkersland een berekening gemaakt (punten 15 en 16 van de pleitnota) op basis van suppletie van uitkeringen, op grond waarvan gezegd kan worden dat het bedrag van € 120.000,00 voldoende is om [verweerder] tot zijn pensioen en zelfs enige tijd daarna zijn huidige inkomen te laten behouden.
Bakkersland heeft, gelet op de lange duur van het dienstverband, de inzet van [verweerder] en sociale overwegingen, de tweede maximering - dit is de maximering tot het bedrag van de inkomstenderving tot AOW-gerechtigde leeftijd (zoals opgenomen in artikel 22 lid 5 Sociaal Plan) - niet toegepast op de beëindigingsvergoeding en [verweerder] een vergoeding van € 120.000,00 aangeboden. Door Bakkersland is onbetwist gesteld dat tot de AOW-gerechtigde leeftijd sprake is van een inkomstenderving van in totaal maximaal € 56.698,95. Dit bedrag ligt substantieel lager dan de aangeboden vergoeding.
Dat Bakkersland niet handelt naar hetgeen een goed werkgever in de gegeven omstandig-heden betaamt, is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dan ook niet aannemelijk geworden. Van evidente onbillijkheid die tot afwijking van de in het Sociaal Plan vervatte begrenzing van de vergoeding noopt, is dan ook niet gebleken.
4.6.
De kantonrechter is voornemens de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juni 2014 uit te spreken en daarbij ten laste van Bakkersland aan [verweerder] een vergoeding toe te kennen van € 120.000,00 bruto. Daarnaast kent het Sociaal Plan de werknemer met wie de arbeidsovereenkomst eindigt, een vergoeding van de kosten rechtsbijstand toe van € 750,00 plus btw onder de verplichting een advocatendeclaratie over te leggen. Dat bedrag komt [verweerder] dus bovenop de gemaximeerde vergoeding toe. Weliswaar heeft Bakkersland ontbinding verzocht tegen 22 april 2014 en heeft zij gesteld dat met betrekking tot de op dit punt in het Sociaal Plan opgenomen regeling gelijkheid wordt nagestreefd, maar de kantonrechter is niet in die zin gebonden aan het Sociaal Plan. Bakkersland wordt in verband met het voorgaande in de gelegenheid gesteld om tot uiterlijk 7 april 2014 17.00 uur haar verzoek in te trekken door middel van schriftelijke mededeling hiervan aan de griffier.
4.7.
De kantonrechter acht - ook in het geval van intrekking van het verzoek -, gelet op het bepaalde in artikel 23 Sociaal Plan (zie hiervoor onder 2.3.5.), termen aanwezig om Bakkersland te veroordelen tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [verweerder] begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

Voor het geval Bakkersland haar verzoek niet uiterlijk op 7 april 2014 om 17.00 uur heeft ingetrokken:

5.1.
De arbeidsovereenkomst tussen Bakkersland en [verweerder] wordt met ingang van
1 juni 2014 ontbonden.
5.2.
Aan [verweerder] wordt ten laste van Bakkersland een vergoeding van
€ 120.000,00 bruto toegekend, te vermeerderen met een bedrag van € 750,00 plus btw op declaratiebasis.
5.3.
Voor zover nodig wordt Bakkersland tot betaling van dit bedrag aan [verweerder] veroordeeld.
5.4.
Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
5.5.
Bakkersland wordt verwezen in de proceskosten, die aan de zijde van [verweerder] bepaald worden op een bedrag van € 600,00 aan salaris gemachtigde.
Voor het geval Bakkersland haar verzoek uiterlijk op 7 april 2014 om 17.00 uur heeft ingetrokken:
5.6.
Bakkersland wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten ten bedrage van
€ 600,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: SRS