Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
3.Het geschil
4.De beoordeling
exactewijze waarop [verweerder] zich op 11 februari 2014 heeft geuit (LOM stelt dat [verweerder] geschreeuwd heeft en in felle bewoordingen zijn vertrouwen in zijn leidinggevenden heeft opgezegd in een vergadering waarvan de sfeer door LOM wordt omschreven als "hard", "vol in de adrenaline", "bang", "geschrokken" en "verslagen"; [verweerder] erkent dat de vergadering "een zekere emotionele lading" had en dat er "met stemverheffing" werd gesproken, maar stelt dat hij zich ‘slechts’ hardop de vraag heeft gesteld ‘of hij nog wel voldoende vertrouwen kon hebben in directeur [naam 2]’), is de onontkoombare conclusie dat zich ter gelegenheid van de betreffende redactievergadering (in elk geval) een ernstig incident heeft voorgedaan waarin [verweerder] een hoofdrol vervulde en dat de gemoederen danig verstoord heeft.
zijngedragingen in de vergadering van 11 februari 2014), het functioneren van directeur [naam 2] aan de orde is blijven stellen en aan is blijven dringen op mediation ‘in het belang van TV Maastricht (LOM, ktr.)’ naast de door hem gewenste aanstelling van een externe coach die ‘ons gaat helpen de huidige cultuur om te buigen naar een plezierige en veilige productieve werkomgeving’. De deelcitaten zijn ontleend aan de ‘zienswijze’ zoals [verweerder] die op 20 februari 2014 op papier gezet heeft en die onderwerp was van het gesprek dat hij met de commissie van twee bestuursleden op die dag in het kader van hun onderzoek had. In dat gesprek, maar ook al eerder (zie de brief die mr. Frijns namens hem aan het bestuur stuurde op 11 maart 2014), heeft [verweerder] de kritiek op hoofdredacteur [naam 2] verbreed naar het bestuur en zelfs het bestuur van de Stichting in de door hem bepleite mediation willen betrekken. Hoe [verweerder] zichzelf in dit verband zag en ziet, kan afgeleid worden uit het meermaals in de stukken van zichzelf geschetste beeld: ‘het gezicht (boegbeeld) van TV Maastricht’, al met al niet vrij van enige pretentie. Zijn voorstel aan het bestuur richtte zich uitdrukkelijk niet slechts op mediation in de persoonlijke controverse tussen hem en hoofdredacteur [naam 2] (en eventueel de informele leidinggevende [naam 6] die het laatste jaar als extern mediadeskundige de redactie begeleidde), maar op de voltallige organisatie, al het personeel en - als gezegd - met inbegrip van het bestuur. Daarmee de indruk wekkend dat alleen [verweerder] als redder van de omroep scherp zag waar en hoe ingegrepen diende te worden. Juister en passender ware geweest als [verweerder] vanuit een houding van bescheidenheid zijn spijt zou hebben betuigd over het gebeurde van 11 februari 2014, althans zijn rol daarin, en zich voorlopig beperkt had tot een vredesoproep jegens zijn hoofdredacteur. In plaats daarvan bleef hij deze ook na 11 februari 2014 de oorlog verklaren, terwijl hij kon zien dat [naam 2] vooralsnog de steun van het bestuur had en hield.
.De kantonrechter is dan ook voornemens de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juni 2014 te ontbinden. De beperkte uitloop wordt [verweerder] gegund om zich nog enigszins op de gewijzigde situatie in te stellen.