ECLI:NL:RBLIM:2014:4490

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 mei 2014
Publicatiedatum
15 mei 2014
Zaaknummer
2858145 CV EXPL 14-2861
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering Direct Pay Services B.V. tegen gedaagde wegens onvoldragen presentatie van de vordering

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht, op 14 mei 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Direct Pay Services B.V. en een gedaagde partij. Direct Pay, als rechtsopvolgster van T-Mobile Netherlands B.V., vorderde betaling van een bedrag van € 237,85, vermeerderd met rente en proceskosten, op basis van een niet nader toegelichte overeenkomst. De gedaagde heeft verweer gevoerd, waarbij zij stelde dat de vordering niet deugde en dat er geen duidelijke onderbouwing was voor de gevorderde bedragen. De rechtbank oordeelde dat de presentatie van de vordering door Direct Pay onvoldragen was. De rechtbank merkte op dat de vordering niet voldoende was onderbouwd en dat er geen concrete feiten waren gepresenteerd die de vordering konden staven. De rechtbank wees erop dat de facturen en de oorspronkelijke overeenkomst niet waren overgelegd, waardoor het voor de gedaagde onmogelijk was om zich adequaat te verweren. De rechtbank concludeerde dat er geen of onvoldoende grondslag was voor toewijzing van de vordering en wees deze af. Tevens werd Direct Pay veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op € 5,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en duidelijke procesvoering, vooral door professionele partijen zoals Direct Pay.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Locatie Maastricht
Burgerlijk recht / Kantonrechter
Zaaknummer 2858145 CV EXPL 14-2861
Vonnis van 14 mei 2014
in de zaak

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

DIRECT PAY SERVICES B.V., als rechtsopvolgster onder bijzondere titel van
T-MOBILE NETHERLANDS B.V. (te Den Haag)
gevestigd en kantoorhoudend te Barendrecht
verder ook te noemen: “Direct Pay” (respectievelijk “T-Mobile”)
eisende partij
gemachtigde: mr. R.A. Plug, werkzaam bij Webcasso B.V. te Barendrecht
tegen

(‘Mevrouw’) [gedaagde]

wonend te [woonplaats] aan de [adres]
verder ook te noemen: “[gedaagde]”
gedaagde partij
in persoon procederend

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Direct Pay heeft [gedaagde] bij dagvaarding van 28 januari 2014 in rechte betrokken ter zake van een vordering als omschreven in het exploot van dagvaarding, waaraan enige ongenummerde en in het inleidende processtuk onbesproken gelaten producties gehecht waren. [gedaagde], althans [huisgenoot gedaagde] heeft ter eerst dienende datum (rolzitting van 7 maart 2014) schriftelijk geantwoord en gemotiveerd verweer gevoerd (ter rolzitting van 9 april 2014 bevestigd door een alsnog van handtekening voorzien exemplaar van dit verweer).
In verband met aard en inhoud van eis en verweer en om redenen van proceseconomische aard is aanstonds vonnis bepaald, waarvan de uitspraak op vandaag gesteld is.

MOTIVERING

a.
de vordering van Direct Pay jegens [gedaagde] en de wijze waarop deze van feitelijke onderbouwing voorzien is
Direct Pay vordert in een exploot van vijf pagina’s de veroordeling van [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling van € 237,85, te vermeerderen met de ‘contractuele’ althans de wettelijke rente over het volledige bedrag vanaf 28 januari 2014 (de datum van dagvaarding) tot de voldoening, en tot verwijzing van [gedaagde] in de proceskosten ‘met de BTW’ (eventueel verschuldigde btw).
Direct Pay baseert haar vordering(en) op een of meer door cessie verkregen recht(en) op naam uit een oorspronkelijke rechtsverhouding (althans ‘een’ naar datum, omstandigheden, plaats en inhoud volledig onbesproken gelaten ‘overeenkomst’) tussen de onderneming van haar ‘rechtsvoorloper’ (kennelijk de in de aanhef van het exploot genoemde besloten vennootschap “T-Mobile”, handelend onder de naam “Simpel”) en [gedaagde]. De bewuste oorspronkelijke overeenkomst was volgens Direct Pay gericht op ‘de verkoop en levering van goederen en/of diensten, meer in het bijzonder wegens de in opdracht en voor rekening van gedaagde geleverde goederen en/of diensten, meer in het bijzonder op het gebied van telecom en aanverwante goederen en/of diensten, zoals nader omschreven op de door de rechtsvoorloper van eiseres aan gedaagde gezonden en door gedaagde behouden factu(u)r(en)’. De bewuste facturen zijn echter niet overgelegd en bij exploot slechts in drie kolommen, die zes data, zes nummers, vijf verschuldigde bedragen en één gecrediteerde administratieve kostenpost bevatten, samenvattend opgesomd. Als gezegd, ontbreekt een noodzakelijk te achten toelichting. Volgens het exploot zou een en ander opgeteld voor [gedaagde] tot een verschuldigd bedrag van € 172,97 leiden. Of in de aldus samengevatte facturen of nota’s slechts periodiek in rekening gebrachte gebruikskosten voor telecomdiensten voorkomen, dan wel (tevens) kosten van abonnement of misschien zelfs kosten van tussentijdse beëindiging van ‘een’ overeenkomst, onthult het exploot niet. Of [gedaagde] ter zake van de gestelde overeenkomst in voorgaande jaren iets betaald heeft, vermeldt het exploot evenmin. Wel wordt melding gemaakt van ‘wanbetaling’ van deze kennelijk uit de tweede helft van 2012 en de eerste maand van 2013 daterende vijf posten, als gevolg waarvan Direct Pay (of T-Mobile?) ‘zich genoodzaakt gezien’ heeft ‘haar vordering uit handen te geven aan haar gemachtigde’. Dit mondt erin uit dat ‘eiseres nakoming vordert van de betalingsverplichting van gedaagde ten bedrage van in totaal € 172,97 vermeerderd met primair contractuele rente en subsidiair de wettelijke rente, alsmede de over de hoofdsom en rente verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten’. Waarom dat zo is, lijkt de gemachtigde in een volgende passage van de exploottekst uit te gaan leggen door onder de kopjes ‘rente’ en ‘buitengerechtelijke incassokosten’ te refereren aan ‘een termijn voor voldoening’ die door de ’rechtsvoorloper’ zou zijn ‘bepaald’, aan een evenmin geconcretiseerde ‘schriftelijke aanmaning’ met een ‘termijn van veertien dagen’ en aan de ‘noodzaak van incasso’ als gevolg van het ‘toerekenbaar tekortschieten van gedaagde’. Zonder enige berekening toe te voegen of uitleg te geven, bepaalt Direct Pay echter vervolgens de bedragen aan vervallen geachte rente (vanaf een ongenoemd moment tot de datum van dagvaarding) en aan te vergoeden incassokosten op bedragen van € 24,88 respectievelijk € 40,00. Ten aanzien van de bewering dat rente bedongen is, voegt Direct Pay toe dat een ‘contractuele rente van 12%’ zou gelden. De in kopie aan het exploot gehechte - al dan niet door [gedaagde] ontvangen - brieven zijn alle gericht aan ‘[huisgenoot gedaagde]’ op het adres [adres] waar [gedaagde] (niet in persoon) gedagvaard is.
Voor het overige bevat het inleidende processtuk geen (niet meer dan de genoemde) concrete(re) feiten en volstaat Direct Pay met abstracte uiteenzettingen van beperkt belang en van een voor de gedaagde consument waarschijnlijk deels onbegrijpelijke strekking.
het daartegen ingebrachte verweer van [gedaagde] / [huisgenoot gedaagde]
[gedaagde], althans [huisgenoot gedaagde] namens haar, gaat in haar/zijn verweer in op een zaak die zij/hij aanziet voor een tegen haar/hem gerichte vordering van “Simpel” (het merk of product waaronder T-Mobile kennelijk handelt of handelde en dat blijkens de uiteenzetting bij antwoord nog niet zo simpel was als de naam suggereert). De kennelijke opsteller van het tot verweer geschreven stuk, [huisgenoot gedaagde] (vermoedelijk de mannelijke partner althans huisgenoot van [gedaagde]), wijst op gelijksoortige zaken die lopen of liepen tegen [naam 1] (die hij zijn dochter noemt) en tegen [naam 2], ‘mijn moeder’. Met [naam 2] stelt hij zich namens zichzelf en ‘[gedaagde]’ op het standpunt dat de kantonrechter de zaak dient ‘te seponeren’ omdat ‘hier niks van klopt’. Gezamenlijk zeggen zij én [naam 1] (die het verweer net zo min als gedaagde [gedaagde] zelf ondertekende) een abonnement op de telecomdienst “Simpel” (van T-Mobile) genomen te hebben dat voor ieder van de drie behelsde dat voor een maandelijks kostenbedrag van € 2,50 per persoon honderd belminuten via simkaart ingekocht werden. Hoewel ook [naam 1] voor zo’n abonnement op 28 januari 2014 tot betaling gedagvaard is, blijkt Direct Pay de zaak tegen haar ingetrokken, althans niet aangebracht te hebben. Overgelegd is in verband daarmee een kopie van een aan [naam 1] op weer een ander adres in Hoensbroek gerichte brief van 5 maart 2014, waarin die mededeling staat. [gedaagde] (althans [huisgenoot gedaagde]) en [naam 2] vragen zich af waarom de zaak tegen hen dan wel doorgezet is, hoewel zij in dezelfde positie verkeren. Tegen de afspraak in zijn er door T-Mobile bedragen van hun rekening afgeboekt die varieerden van tien tot honderd euro en op verzoeken tot specificatie van die bedragen is nooit ingegaan. Bovendien gingen deze drie klanten van “Simpel” ervan uit dat overschrijding van het belplafond technisch niet mogelijk was. In verband met deze tekortkoming van T-Mobile / “Simpel” hebben zij gedrieën het contract (dat volgens hen ook niet voor bepaalde duur aangegaan was) opgezegd (zowel telefonisch als per e-mail en per aangetekende brief), niet meer gebeld en de simkaart vernietigd. Desondanks gingen de afschrijvingen door, opnieuw zonder enige specificatie. Verdere betaling heeft [gedaagde] / [huisgenoot gedaagde] geweigerd en zij / hij voelt zich gesterkt door de ervaring van anderen met de diensten van “Simpel”, waarvan het tv-programma RADAR naar haar / zijn overtuiging getuigt.
de beoordeling
Mede gelet op het feit dat bij Direct Pay directe kennis aanwezig geacht mag worden van de intrekking van de vordering of het niet-aanbrengen van de zaak tegen [naam 1] te Hoensbroek, die naar het feitensubstraat en de herkomst sterke parallellen met deze zaak (én die van [naam 2]) vertoont, had van haar ter eerst dienende datum op zijn minst bij akte een uitvoerig exposé verlangd mogen worden ter aanvulling van het uiterst gebrekkige exploot van dagvaarding. Daar bestond in deze zaak temeer aanleiding toe omdat de vordering tegen de vrouw des huizes ingesteld is, terwijl de overgelegde brieven aan de man [huisgenoot gedaagde] gericht waren en deze zichzelf kennelijk ook ziet als een van de drie belcontractanten met wie T-Mobile nog iets af te rekenen meent te hebben. Omdat het hier kennelijk ook nog eens gaat om drie contracten die op gelijksoortige wijze aangegaan zijn, mogelijk zelfs op dezelfde dag en langs dezelfde weg (kennis daarvan moet Direct Pay via T-Mobile verkregen hebben), was er alle reden om aan [gedaagde] en [huisgenoot gedaagde] (en diens moeder [naam 2]) uit te leggen waarom de zaak tegen juist [gedaagde] en [naam 2] doorgezet werd. Het feit dat dit niet nodig geoordeeld werd, tekent de slordige en onzorgvuldige wijze waarop Direct Pay in dezen opereert. Ondanks de lengte van het dagvaardingsexploot is de informatieve waarde daarvan beperkt tot nihil. Een behoorlijk onderbouwde vordering valt er niet in aan te treffen en dit bevestigt de ervaring die [gedaagde] / [huisgenoot gedaagde] zegt te hebben met “Simpel” (T-Mobile). De telefoonprovider bij wie zij / hij meende een goedkoop (en simpel) abonnement aangegaan te zijn voor een gelimiteerd kostenbedrag per maand, wenste niet uit te leggen hoe de desondanks hoge periodieke rekeningen in elkaar staken en uiteindelijk besloot zij / hij daarom op te zeggen. Direct Pay neemt in deze procedure niet eens de moeite ook maar de geringste nadere invulling te geven aan haar stelling dat hier sprake was van ‘een overeenkomst inzake de verkoop en levering van goederen en/of diensten, meer in het bijzonder wegens de in opdracht en voor rekening van gedaagde geleverde goederen en/of diensten, meer in het bijzonder op het gebied van telecom en aanverwante goederen en/of diensten, zoals nader omschreven op de door de rechtsvoorloper van eiseres aan gedaagde gezonden en door gedaagde behouden factu(u)r(en)’. Die overeenkomst is immers niet (in kopie) ingebracht en zelfs niet op hoofdpunten samengevat. Zeer wel denkbaar is dat Direct Pay niet eens kan aantonen dat de contractuele relatie door T-Mobile aangegaan is met de in casu gedaagde persoon, wier naam slechts in de introducerende passage van het exploot voorkomt en die zich in rechte laat vertegenwoordigen door huisgenoot [huisgenoot gedaagde]. Eventueel op de contractuele relatie van toepassing verklaarde algemene voorwaarden zijn ongenoemd gebleven, laat staan in kopie overgelegd of op essentiële onderdelen beschreven. Facturen zijn vooralsnog buiten het processuele debat gelaten en voor zover zij naar bedragen en data gespecificeerd zijn, bieden zij geen inzicht in de relatie met het belgedrag van de consument ([huisgenoot gedaagde]?) en de daarover bij aanvang van het abonnement (met hem?) gemaakte afspraken.
Wegens de volstrekt onvoldragen presentatie van een beweerdelijk door T-Mobile gecedeerde vordering van onbekende datum en vage inhoud kan de juistheid van de door Direct Pay voor haar vordering tegen [gedaagde] gekozen feitelijke grondslag niet vastgesteld worden. Niet van belang ontbloot is in dit verband dat Direct Pay als frequent procederende en professioneel te achten partij de processuele regels op haar duimpje behoort te kennen én toe te passen. De wijze waarop zij - niet alleen in deze zaak - de hand licht met voorwaarden die de artikelen 21, 85, en 111 Rv stellen aan de wijze waarop in het inleidende processtuk - volledig en naar waarheid - gerichte informatie verstrekt behoort te worden aan rechter en wederpartij omtrent inhoud, samenstelling en onderbouwing van eis en verweer, wekt het vermoeden dat zij zich nauwelijks in het specifieke dossier-[gedaagde]/[huisgenoot gedaagde] verdiept heeft.
Nagenoeg iedere bewering in het gewraakte exploot is zo globaal en nietszeggend dat zij op willekeurig welke zaak zou kunnen slaan. Concreet zijn alleen het bedrag van € 172,97 aan beweerdelijk openstaande hoofdsom en het gestelde feit dat dit bedrag zou bestaan uit vijf volstrekt niet toegelichte maar uitsluitend naar bedrag ‘opgehelderde’ posten. Het feit dat aan de naar herkomst en omvang vergaand onduidelijke hoofdvordering vervolgens twee nevenvorderingen verbonden worden waarvoor ook slechts bedragen zonder onderbouwing en becijfering genoemd worden, draagt evenmin bij aan opheldering van klemmende vragen. Dat er bijvoorbeeld contractueel een rentepercentage van twaalf bedongen zou zijn, blijkt nergens uit. De oorspronkelijke overeenkomst waaruit de ‘rechtsvoorloper’ van Direct Pay mogelijk rechten tegen [gedaagde] (of [huisgenoot gedaagde]) geput heeft die zich voor overdracht door cessie leenden, is naar inhoud en ontstaanswijze / ontstaansmoment onbeschreven gelaten. Hetzelfde geldt voor de gestelde overeenkomst van cessie en de eventuele mededeling daarvan aan de debiteur. Omtrent het bedongen zijn van algemene voorwaarden is niets gesteld, laat staan dat de inhoud daarvan in beeld gebracht is. Zonder toelichting gebleven brieven die eventueel ‘verstuurd’ zijn, kunnen daarmee nog niet als ‘ontvangen’ beschouwd worden, laat staan door [gedaagde] (wegens de andersluidende tenaamstelling). Direct Pay miskent, waar zij gehouden is ook dit gemotiveerd te stellen, dat de ontvangst van een verklaring door degene die de zender hoopt te bereiken, bepalend is voor het daarmee beoogde effect (art. 3:37 lid 3 BW). De opbouw van haar hoofdvordering, althans waar het de herkomst van de samenstellende bestanddelen en de eventueel in mindering voldane bedragen betreft, is niet te doorgronden en kan ook niet afgezet worden tegen enig stuk dat de overeenkomst, de facturering en/of de rekening-courant / klantenkaart (bijvoorbeeld in de vorm van een betalingsoverzicht) raakt. Als er al een eindnota was, wordt niet gezegd welk van de bedragen daarop ziet, noch wordt verklaard waarom, hoe en wanneer de beweerde contractuele relatie ten einde gekomen is. Waar [gedaagde] / [huisgenoot gedaagde] stelt zelf opgezegd te hebben en de reden daarvan benoemt, laat Direct Pay het kennelijk al vrij snel na aanvang van het belabonnement door de klant noodzakelijk geachte einde volledig in het midden. Dat, wanneer, in welke vorm en van welke inhoud berichten over de beweerde vordering uitgegaan zijn, is slechts zeer globaal gememoreerd en dan ook nog - blijkens de bijlagen bij het exploot - vermoedelijk steeds naar een andere persoon dan [gedaagde]. In ieder geval is aan de hand van geen enkel concreet feit vast te stellen of die berichten (ook buiten rechte) door [gedaagde] ontvangen zijn. Direct Pay beroept zich zelfs niet eens op de ontvangst van facturen en/of brieven en rept slechts van ‘verzenden’ of ‘zenden’.
Daarbij komt dat, als al ergens in het exploot sprake is van verondersteld debiteurenverzuim, dit niet gekoppeld is aan een datum en een specifieke feitelijke grond. Omtrent een in dit verband als ‘termijn voor voldoening’ aangeduide tijdbepaling, die op onopgehelderde wijze door ‘de rechtsvoorloper’ zou zijn ‘bepaald’, ontbreekt iedere concretisering, zodat daaraan geen aanwijzing ontleend kan worden voor het bestaan van een fatale termijn als bedoeld in art. 6:83 aanhef en sub a. BW. Een referentie aan algemene voorwaarden (althans specifieke onderdelen daarvan) of aan de wijze van facturering als aanwijzing voor een termijn die verzuim van rechtswege had kunnen bewerkstelligen, ontbreekt. Dat betalingsverzuim van [gedaagde] als verondersteld debiteur van T-Mobile op andere wijze - van rechtswege of door ingebrekestelling - ingetreden is, is evenmin gesteld of gebleken.
Dit alles tezamen kan niet anders dan tot de conclusie leiden dat een aldus aan de rechter voorgelegde - principiële tegenspraak ontmoetende - vordering terstond afgewezen dient te worden ter besparing van verdere kosten. Hoofdvordering noch nevenvordering is naar behoren van een feitelijke (op zichzelf voldoende dragende) grondslag voorzien. Direct Pay heeft een dergelijke afwijzing van haar vordering geheel aan zichzelf te wijten. Zij heeft zich klaarblijkelijk weinig aangetrokken van gelijksoortige beslissingen in eerdere zaken waarin zij zich te weinig gelegen liet liggen aan de regels van behoorlijk procederen.
Als geheel in het ongelijk te stellen partij dient Direct Pay voor de proceskosten op te komen. Die worden aan de zijde van [gedaagde] op een bedrag van € 5,00 aan kosten van correspondentie bepaald. Omdat bij antwoord zijdens [gedaagde] niet gevraagd is om uitvoerbaarverklaring van een kostenoordeel bij voorraad, zal deze achterwege blijven.

BESLISSING

De vordering van Direct Pay wordt afgewezen.
Direct Pay wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot de datum van dit vonnis begroot op € 5,00 en door Direct Pay aan haar te voldoen uiterlijk veertien dagen nadat de gewenste wijze van betaling aan Direct Pay doorgegeven is.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter te Maastricht,
en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.