In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 14 mei 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Direct Pay Services B.V. en een gedaagde partij. Direct Pay, als rechtsopvolgster van T-Mobile Netherlands B.V., had de gedaagde bij dagvaarding van 28 januari 2014 in rechte betrokken met een vordering tot betaling van € 141,41, vermeerderd met rente en proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de presentatie van de vordering via een nietszeggend exploot van dagvaarding onvoldoende was om de vordering te onderbouwen. De gedaagde had gemotiveerd verweer gevoerd en stelde dat de vordering niet op de juiste wijze was onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen of onvoldoende grondslag was voor toewijzing van de vordering, en honoreerde het principieel verweer van de gedaagde. De rechtbank wees erop dat Direct Pay elementaire regels van behoorlijke procesvoering had geschonden en verwees haar in de proceskosten. De vordering werd afgewezen, en Direct Pay werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de gedaagde, vastgesteld op € 5,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.