In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 11 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de heffingsambtenaar van stadsregio Parkstad Limburg. Eiser had een legesaanslag van € 5,10 ontvangen voor het verstrekken van kopieën in het kader van een Wob-verzoek. Eiser betwistte de legesaanslag en stelde dat verweerder ten onrechte geen voorafgaande kostenopgave had gedaan. Eiser voerde aan dat volgens jurisprudentie in het kader van de Wob geen leges in rekening mogen worden gebracht.
De rechtbank overwoog dat uit het Wob-verzoek van eiser niet kon worden opgemaakt dat hij het verstrekken van informatie afhankelijk had willen stellen van een voorafgaande kostenopgave. De rechtbank oordeelde dat eiser volgens de Verordening op de heffing en invordering van leges 2013 leges verschuldigd was voor het verstrekken van de gevraagde informatie. De rechtbank concludeerde dat de leges terecht waren opgelegd en dat de kosten voor het verstrekken van kopieën in overeenstemming waren met de geldende tarieven.
De rechtbank verwierp ook de stelling van eiser dat sprake was van dubbele kosten, omdat de kopieën waarop een id-bewijs van de BOA zichtbaar was, niet als dubbele kosten konden worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 juni 2014.