In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 12 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een oproepmedewerker, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met de werkgever, [naam stichting], en was ziek geworden op 25 juni 2012. De rechtbank moest beoordelen of eiseres recht had op een Ziektewet (ZW)-uitkering vanaf die datum. De werkgever had de aanvraag voor de ZW-uitkering afgewezen, omdat er volgens hen een loondoorbetalingsverplichting bestond tot het einde van de arbeidsovereenkomst op 23 oktober 2012.
De rechtbank oordeelde dat eiseres niet vrij stond om een oproep van de werkgever te negeren, wat impliceert dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De rechtbank concludeerde dat de werkgever verplicht was om het loon door te betalen tijdens de ziekte van eiseres, omdat zij op de datum van ziekmelding nog in dienst was. De rechtbank verwierp de stelling van eiseres dat zij recht had op een ZW-uitkering vanaf 25 juni 2012, omdat de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever tot 23 oktober 2012 gold.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde dat de ingangsdatum van de ZW-uitkering correct was vastgesteld op 23 oktober 2012, met een dagloon van € 57,96. De uitspraak benadrukt de juridische implicaties van oproepovereenkomsten en de verantwoordelijkheden van werkgevers bij ziekte van werknemers.