Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
“Het houden van toezicht op de naleving van de CAO’s en op krachtens de CAO’s geldende arbeidsvoorwaarden, in samenhang met andere wettelijke bepalingen, een en ander in samenwerking met de daarvoor geëigende instanties”.
“Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens de SNCU gedurende ten minste tien werkdagen nalatig blijft de van wege de SNCU verzochte gegevens met betrekking tot de wijze waarop hij de CAO’s naleeft te verstrekken, dan wel onjuiste gegevens verstrekt, is hij verplicht door dat enkele feit aan de SNCU een forfaitaire schadevergoeding te betalen. De SNCU kan besluiten geheel of gedeeltelijk af te zien van het innen van deze schadevergoeding indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens de SNCU gedurende tien werkdagen volhardt bij het niet naleven van de CAO’s op de in de ingebrekestelling vermelde punten, is hij – onverminderd het gestelde onder a. – verplicht aan de SNCU een door het bestuur te bepalen schadevergoeding te betalen. Bij het bepalen van de schadevergoeding wordt in ieder geval rekening gehouden met de aard, de omvang en de duur van de niet-naleving, alsmede met de loonsom van de onderneming van de betrokken werkgever, Daarnaast kan rekening worden gehouden met de mate waarin die werkgever alsnog achterstallige verplichtingen jegens zijn personeel nakomt dan wel zekerheid stelt voor een correcte naleving van de CAO’s. De SNCU kan besluiten geheel of gedeeltelijk af te zien van innen van de schadevergoeding indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
De schadevergoeding dient ter dekking van de kosten die de SNCU maakt en de ter deze zake verkregen middelen worden toegevoegd aan de geldmiddelen van de SNCU tot dekking van de kosten die de SNCU moet maken als gevolg van haar toezichthoudende taak ten aanzien van de wijze waarop de CAO’s worden nageleefd.
De SNCU hoeft niet aan te tonen dat zij de schade in de omvang als door haar gevorderd ook daadwerkelijk heeft geleden”.
salaris (inclusief vakantiegeld en opbouw verlof, artikel 5) van € 300,00 netto per week, betaalbaar uiterlijk binnen een week nadat de werknemer een door opdrachtgever ondertekende, daarvoor bestemde urenverantwoording bij de werkgever heeft bezorgd. Werknemer ontvang iedere maand een loonstrook. Indien werknemer daar recht op heeft ontvangt deze een vergoeding voor reizen en/of verblijf en/of verteer (zie specificatie onkostenvergoedingen).
8% en de verlofopbouw is 10,64% van het brutosalaris, beide zijn in het netto salaris inbegrepen”.
kunnen worden aangepast, deze was ten tijde van de controle niet in ons bezit.
3.Het geschil
4.De beoordeling
“werknemer ontvangt een allin salaris (inclusief vakantiegeld en opbouw verlof (…)”, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat partijen een all-in loon zijn overeengekomen waarin alléén de posten ‘vakantiegeld’ (in termen van de Wml vakantiebijslag) en vakantiedagen inbegrepen zijn. Dat deze posten in het all-in loon verwerkt zijn, wordt bevestigd door artikel 5 van de standaard arbeidsovereenkomst, aangezien ook daar alleen de posten ‘vakantiegeld’ en vakantiedagen afzonderlijk genoemd en gespecificeerd zijn. De overige vier toeslagen, de vergoeding voor feestdagen (1), de vergoeding voor kort verzuim (2), de betaling van vakantiebijslag over vakantie- en feestdagen (3) en de wachtdagencompensatie (4) waar de (ex-)werknemers op grond van de cao eveneens recht op hebben, zijn niet afzonderlijk in artikel 5 vermeld. De loonspecificaties van de (ex-) werknemers maken (althans maakten) er evenmin melding van. Dat in de specificatie van ‘onkostenvergoeding’ vermeld wordt:
“het overeengekomen allin nettosalaris per week is inclusief alle wettelijke en bovenwettelijke toeslagen (…)”, betekent nog niet dat voormelde vier toeslagen daar ook onder vallen. Nu in de arbeidsovereenkomst noch in de loonspecificaties sprake is van een of meer van de gewraakte toeslagen, moet de conclusie luiden dat deze bedongen noch betaald zijn. Providius heeft dit dan ook terecht als uitgangspunt van de berekening genomen. Weliswaar voert [handelsnaam gedaagde] aan dat het bij dit door haar onjuist geachte uitgangspunt geen zin heeft om zelf een tegenberekening van de materiële benadeling te maken, maar dit laat onverlet dat zij geen of onvoldoende argumenten levert om de juistheid van de berekening in het definitieve rapport van Providius noch het daarvoor gehanteerde uitgangspunt in twijfel te trekken. De omstandigheid dat [handelsnaam gedaagde], alhoewel zij daartoe wel in de gelegenheid is gesteld, destijds niet heeft gereageerd op het conceptrapport van Providius, komt voor haar rekening en risico. Bovendien zijn de uitkomsten in het definitieve rapport van Providius bevestigd door het rapport van VRO. Alhoewel [handelsnaam gedaagde] uitvoerig heeft betoogd dat de hercontrole door VRO niet zorgvuldig en in strijd met aan haar gedane toezeggingen zou zijn uitgevoerd, is dat onvoldoende om aan de juistheid van de conclusie van VRO te twijfelen. Haar late kritiek op de berekening van SNCU / Providius in haar antwoord, dupliek en akte van 8 januari 2014 verandert daar op zichzelf niets aan.
“Bestuursbesluit inzake beleidsstuk genomen d.d. 19 juni 2008”(overgelegd als productie 3 bij exploot van dagvaarding) staat, voor zover hier van belang:
in ieder gevalrekening gehouden met de aard, de omvang en de duur van de niet-naleving, alsmede met de loonsom van de onderneming van de betrokken werkgever. Daarnaast
kanrekening worden gehouden met de mate waarin die werkgever alsnog achterstallige verplichtingen jegens zijn personeel nakomt dan wel zekerheid stelt voor een correcte naleving van de cao’s. De hoogte van de forfaitaire schadevergoeding wordt aan de hand van een staffel bepaald. In juni 2006 heeft SNCU haar
“beleid inzake methodiek forfaitaire schadevergoeding SNCU 06-2006”(overgelegd als productie 3 bij exploot van dagvaarding) en voormelde staffel vastgesteld/ vastgelegd. Uit die methodiek blijkt dat rekening gehouden wordt met de omvang van de onderneming (die aan de hand van loonsommen vastgesteld wordt), de duur van de overtreding(en) en de aard van de overtreding(en). Ook volgt daaruit dat de minimale forfaitaire schadevergoeding vastgesteld is op € 5.000,00 en dat het maximum op een bedrag van € 100.000,00 gesteld is.
150.053,00 (controleperiode 5)
13.153,89
- dagvaardingsexploot € 80,48
- griffierecht € 896,00
- salaris gemachtigde €
1.500,00(2,5 punten x € 600,00)