Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Vonnis van de kantonrechter van 23 juli 2014
[eiser]
De procedure
Het geschil
- [eiser] heeft ‘meer dan 20 jaar immer naar tevredenheid’ zijn werkzaamheden bij MBV verricht en heeft ‘desondanks’ geen financiële tegemoetkoming ontvangen voor de ‘schade die hij leidt’ (lijdt) en die [eiser] op enig punt in het exploot ‘zeer ingrijpend alsmede bijna onoverkomelijk’ respectievelijk ‘desastreus’ noemt.
- Als relevante factoren voor het rechtens verschuldigd zijn van een dergelijke ‘tegemoetkoming’ noemt [eiser] in het exploot van 2 januari 2014 (in abstracte bewoordingen en deels in de toekomst gesitueerd ) ‘de’ leeftijd, ‘de’ duur van ‘het’ dienstverband, ‘het’ eenzijdige arbeidsverleden en ‘de’ economische situatie die het hem ‘zeer moeilijk zullen’ maken een nieuwe baan te vinden, zodat hij ‘lange tijd’ aangewezen ‘zal zijn’ op WW-uitkering.
- Ook maakt [eiser] melding van het ontbreken van reële inspanningen van MBV tot herplaatsing in een passende functie, eventueel bij een van de op hetzelfde adres gevestigde ‘andere vennootschappen’ (behoudens een training om zijn kennis up to date te houden), waarbij vrijstelling van werk onder het aanbod om eventueel in die periode van vrijstelling met behoud van loon elders te gaan werken, niet als ‘redelijke inspanning’ van de werkgever aan te merken is.
- ‘De volledige becijfering’ van de schade zegt [eiser] (zonder een exercitie op de site ‘hoelangwerkloos.nl en zonder opgave van te verwachten werkloosheidsduur) te geven in zijn productie 15; daar is de ‘inkomensschade’ tot en met augustus 2015 ‘berekend’ op € 28 569,69 komt de ‘totale pensioenschade’ uit op € 101 400,78 (klaarblijkelijk bruto, maar dit is niet vermeld).
- [eiser] is verder ‘van mening’ dat MBV ‘bewust een valse, doch in ieder geval een voorgewende reden aan het UWV WERKbedrijf heeft overlegd’ ( bedoeld zal zijn overgelegd of beter: ter beoordeling voorgelegd), ‘teneinde hiermee op een goedkope wijze afscheid te kunnen nemen van eiser’.
- Aan het UWV WERKbedrijf is toestemming gevraagd tot opzegging op de grond dat de financiële situatie MBV noodzaakte om ‘werkzaamheden’ zoals deze door [eiser] verricht werden, op projectbasis uit te besteden, maar uit contact met ex-collega’s heeft [eiser] ‘vernomen’ dat er nog met een omgebouwde én een nieuw aangeschafte ‘machine’ gewerkt wordt ‘zoals eiser dat jaren bij gedaagde gedaan heeft’. Van uitbesteding is volgens [eiser] geen sprake en daarom noemt hij de opzeggingsreden ‘vals’ (eigenlijk heeft hij het met zijn aldus weergegeven ‘mening’ over de opzegging in de processtukken over de ‘aanvraag ontslagvergunning’ die ‘onder valse reden’ gedaan zou zijn en over een ‘onder valse redenen verkregen ontslagvergunning’).
.
De feiten
- [eiser], geboren [geboortedatum], is van 21 oktober 1991 tot 1 maart 2013 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst van MBV geweest, waar hij laatstelijk werkzaam was in de functie ‘machineoperator CNC en Computer’ tegen een maandelijks bruto loon van € 2 558,98 exclusief 8% vakantiebijslag.
- Bij aangetekend verzonden brief d.d. 11 september 2012 heeft MBV [eiser] ter bevestiging van een die dag gevoerd gesprek laten weten uit bedrijfseconomische noodzaak te streven naar beëindiging van de overeenkomst, bij voorkeur door het treffen van een regeling (waarvoor een voorstel bijgevoegd was) en anders door opzegging (waartoe de eerste formele stap bij het UWV WERKbedrijf gezet was).
- Aan [eiser] is gevraagd binnen veertien dagen te laten weten naar welke van de twee opties zijn voorkeur uitging.
- Nadat mr. Jacobs (DAS Rechtsbijstand) namens [eiser] aan MBV in reactie op deze aankondiging had laten weten dat een regeling slechts denkbaar was bij minimale beschikbaarstelling van een vergoeding ad € 25 000,00, is door MBV geantwoord dat een dergelijk bedrag ‘niet tot onze draagkracht behoort’ en is de inmiddels in gang gezette procedure bij het UWV op de voet van art. 6 BBA voortgezet en uiteindelijk op 6 november 2012 met een toestemmingsbeslissing afgerond.
- Op 6 november 2012 heeft het UWV WERKbedrijf conform het unanieme advies van de Ontslagadviescommissie aan MBV toestemming tot opzegging verleend in een negen pagina’s omvattende gemotiveerde beschikking.
- De toetsende instantie had met inachtneming van het Ontslagbesluit de door MBV beschikbaar gestelde cijfermatige en bedrijfsmatige gegevens (waaronder stukken van de accountant) voldoende geacht om uit te kunnen gaan van de aannemelijkheid van de ernst van de actuele ‘financiële / bedrijfsmatige situatie’ van de onderneming en van de noodzaak deswege arbeidsplaatsen te doen vervallen om personeelskosten terug te dringen, waarmee de bedrijfseconomische noodzaak van opzegging in voldoende mate was komen vast te staan. Tevens respecteerde UWV WERKbedrijf wegens de aan de ondernemer toekomende beleidsvrijheid de keuze van MBV om daartoe de arbeidsplaats van [eiser] te laten vervallen.
- Omdat de door [eiser] vervulde functie (‘machineoperator CNC en computer’ met enige aanvullende werkzaamheden) binnen de onderneming van MBV uniek en niet (wederzijds) uitwisselbaar geacht kon worden met andere functies (zelfs bij door [eiser] in zijn verweer aan de orde gestelde vennootschappen waarmee MBV enigerlei financiële of bestuurlijke dwarsverbinding onderhield), kwam het afspiegelingsbeginsel niet aan bod (of leidde correcte afspiegeling tot een keuze voor [eiser] als de persoon wiens arbeidsovereenkomst zou moeten eindigen).
- Tevens achtte het UWV WERKbedrijf in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat herplaatsing van [eiser] bij MBV of bij een van de andere genoemde ondernemingen niet mogelijk was en werden alle door de werknemer en zijn gemachtigde aangevoerde contra-argumenten verworpen (of werd - waar het een eventuele vergoedingsplicht betreft - voor het verkrijgen van een oordeel ter zake verwezen naar de mogelijkheid voor [eiser] de civiele rechter te adiëren).
- Bij brief van 15 november 2012 heeft MBV de arbeidsovereenkomst opgezegd ‘per 28 februari 2012’ (later gecorrigeerd in ‘per 28 februari 2013’, waar kennelijk bedoeld was tegen 1 maart 2013, teneinde de overeenkomst te laten eindigen op 28 februari 2013 aan het einde van de reguliere werktijd).
- Via een protestbrief van 26 november 2012 is [eiser] door tussenkomst van DAS Rechtsbijstand gaan opponeren tegen de opzegging waarvan de financiële gevolgen naar zijn opvatting onevenredig groot waren, hetgeen in zijn visie tot een ‘financieel voorstel’ diende te leiden en bij gebreke daarvan diende uit te monden in een procedure ter verkrijging van schadevergoeding.
- Na afwijzing van die niet in een concrete vordering uitgedrukte claim bij brief van MBV d.d. 27 november 2012 heeft [eiser] de draad opgepakt op 1 mei 2013, toen zich (alsof het een nieuwe zaak betrof) namens hem mr. Custers per brief bij MBV meldde met de boodschap dat [eiser] de gedane opzegging wegens haar gevolgen kennelijk onredelijk achtte.
- Op een afwijzende reactie d.d. 15 mei 2013 van de kant van MBV heeft mr. Custers vervolgens op 14 augustus 2013 weer van zich doen horen in een brief waarin met name mededeling gedaan is van de wens tot stuiting van de lopende verjaring van de rechtsvordering met verwijzing naar de artikelen 3:316 en 317 BW.
- Vervolgens is MBV op 2 januari 2014 namens [eiser] gedagvaard.