Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
de besloten vennootschap HEMA B.V.
[gedaagde]
De (verdere) procedure
Het geschil
.
De feiten
- [gedaagde], geboren [geboortedatum], is op 15 februari 1988 krachtens arbeidsovereenkomst bij Hema in het filiaal Maastricht in dienst getreden en is daar tot 10 februari 2012 werkzaam gebleven, laatstelijk als medewerkster ‘service’ (hetgeen inhoudt dat zij voornamelijk op de afdeling klantenservice werkte, tot welke taak onder meer het verwerken van ‘retouren’ in de kassa behoorde).
- Partijen laten zich in de stukken niet uit over de vraag hoe met de gebeurtenissen van 10 februari 2012 een einde gekomen is aan de arbeidsrelatie en of / hoe vervolgens afgerekend is; in ieder geval blijft onbehandeld dat / hoe [gedaagde] (tevens) opgekomen is tegen een vermoedelijk met directe ingang gedane aanzegging van beëindiging van de arbeidsovereenkomst of een op de genoemde datum getroffen regeling tot beëindiging (vaststellingsovereenkomst) met directe werking.
- Op basis van de gegevens van een intern onderzoek bij Hema hebben landelijk HR-functionaris [naam 1] en bedrijfsrechercheur [naam 2] namens Hema op 10 februari 2012 [gedaagde] in het filiaal Maastricht geconfronteerd met de verdenking van het wegnemen van geld uit de kassa in combinatie met ‘het onrechtmatig aanmaken van retourbonnen’.
- In een in eigen handschrift uitgevoerde, al dan niet door haarzelf geformuleerde verklaring heeft [gedaagde] in de loop van het 2½ uur (met onderbreking van onbekende duur) in beslag genomen hebbende ‘gesprek’ (verhoor), waarin [gedaagde] zich niet door een derde heeft mogen laten bijstaan, op papier gezet:
- “
- [gedaagde] heeft verder het in ieder geval niet door haar opgestelde vier pagina’s tellende verslag van het gesprek / verhoor op iedere pagina van haar handtekening voorzien (net als [naam 1] en [naam 2] dit - als verantwoordelijken voor die tekst - gedaan hebben).
- Het verslag bevat op de vierde pagina iets dat lijkt op een - deels handgeschreven - schuldbekentenis, omdat ‘rapporteur’ [naam 2] en ‘HR adviseur’ [naam 1] de werkneemster [gedaagde] hebben laten opschrijven en/of ondertekenen dat zij zich aan Hema een bedrag van ‘zegge’ € 36 500,00 ‘verschuldigd’ acht (‘terug’ te betalen in maandelijkse termijnen van € 100,00 en/of door inhouding op tegoeden aan loon en/of vakantie).
- Dit bedrag is blijkens verdere toelichting in het verslag voor € 500,00 gebaseerd op ‘kosten voor het inschakelen van een recherchebureau’ en voor het overige (het saldo van € 36 000,00) door extrapolatie verkregen uit de genoteerde veronderstelling dat ‘zeker al zo’n jaar of 3’ door [gedaagde] ‘gemiddeld zo tussen de € 300,= en € 400,= per week tenminste’ weggenomen is.
- Na zich in de dagen na het gesprek / verhoor en de periode van crisisopvang beraden te hebben, heeft [gedaagde] bij nader inzien gemeend afstand te moeten nemen van haar eigen verklaring, de schuldbekentenis en het door haar mede ondertekende verslag.
- Met haar eerste protestbrief van 28 februari 2012 (bij antwoord ingebracht maar verder inhoudelijk niet besproken) keerde [gedaagde] zich niet alleen tegen de afgelegde verklaringen maar ook tegen het verder in deze zaak niet aan de orde gestelde ontslag (in de brief zei [gedaagde] zich verder te laten bijstaan door DAS Rechtsbijstand en mogelijk was dit al bij het opstellen van de brief het geval).
- Na een schriftelijke reactie d.d. 6 maart 2012 van de zijde van Hema (hoofdkantoor Amsterdam) heeft [gedaagde] een beroep gedaan op mr. Nieste, die op 12 april 2012 per brief weliswaar ook verdere loonbetaling met ingang van 10 februari 2012 claimde (waarop in het vervolg niet meer teruggekomen is), maar het accent legde op de ongeldigheid van de ‘schuldbekentenis’, die volgens [gedaagde] zonder ‘verificatoire stukken’ van de zijde van Hema geen stand kon houden.
- Gesteld is al in die brief, zoals ook thans in rechte verdedigd wordt, dat eventueel ‘veroorzaakte schade alsdan correct (dient) te worden onderbouwd en bewezen’ en dat [gedaagde] ‘ten stelligste de juistheid betwist van het bedrag zoals vermeld in de schuldbekentenis d.d. 10 februari jongstleden’.
- Hema heeft daar per brief van 1 mei 2012 afwijzend op gereageerd en kenbaar gemaakt vast te houden aan nakoming van de in de schuldbekentenis vervatte betalingstoezegging van [gedaagde].
- [gedaagde] had echter opdracht gegeven tot het storneren van bedragen die eerder krachtens een incassomachtiging naar de rekening van Hema overgeboekt waren, zodat in mindering op het bedrag van € 36 500,00 slechts gekomen is het loonbedrag van € 1 578,14 dat Hema in het exploot van dagvaarding noemde.