ECLI:NL:RBLIM:2014:6785
Rechtbank Limburg
- Bodemzaak
- A.W.P. Letschert
- Rechtspraak.nl
Toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt voor gezinsleden van EU-burgers en Turkse werknemers
In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg op 29 juli 2014, in de zaak tussen een restaurant als eiseres en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als verweerder, werd de vraag behandeld of een Turkse werknemer, gehuwd met een EU-burger, recht had om in Nederland te werken zonder een tewerkstellingsvergunning. De rechtbank oordeelde dat op basis van artikel 23 van de Verblijfsrichtlijn gezinsleden van EU-burgers in de lidstaat waar de EU-burger woont, mogen werken. De eiseres betoogde dat de Turkse werknemer recht had om in Nederland te werken, verwijzend naar het geschrapte artikel 11 van de Verordening (EEG) 1612/68. De rechtbank verwierp dit argument, stellende dat artikel 23 van de Verblijfsrichtlijn artikel 11 vervangt en dat de rechten van gezinsleden van EU-burgers niet beperkter mogen worden uitgelegd dan voorheen.
Daarnaast werd een beroep gedaan op artikel 13 van Besluit 1/80, dat de toegang tot de werkgelegenheid voor Turkse werknemers en hun gezinsleden moet verbeteren. De rechtbank oordeelde dat deze bepaling niet van toepassing was, omdat de Turkse werknemer legaal verblijf en werkrecht in Duitsland had, maar niet in Nederland. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet kon aantonen dat de Turkse werknemer recht had om in Nederland te werken, en dat het beroep ongegrond was. De rechtbank legde geen proceskostenveroordeling op, en de uitspraak kan binnen zes weken worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.