ECLI:NL:RBLIM:2014:7101

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 augustus 2014
Publicatiedatum
7 augustus 2014
Zaaknummer
2854825 CV EXPL 14-2804
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van onverwijlde opzegging van arbeidsovereenkomst wegens onvoldoende bewijs van dringende reden

In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 6 augustus 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en SUPER GAME B.V. De zaak betreft de onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] door haar werkgever, SUPER GAME, op 10 mei 2013. De werkgever stelde dat de opzegging was gebaseerd op dringende redenen, waaronder vermoedens van fraude en diefstal door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie]. De kantonrechter oordeelde dat SUPER GAME niet voldoende bewijs had geleverd voor de dringende reden en dat de opzegging niet onverwijld was gedaan. De rechter concludeerde dat de opzegging op grond van artikel 9 van de BBA vernietigd moest worden. Hierdoor werd [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in het gelijk gesteld en werd SUPER GAME veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en wettelijke verhogingen. De kantonrechter wees ook de vordering in reconventie van SUPER GAME af, omdat deze niet ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij ontslag op staande voet en de noodzaak van een tijdige mededeling van de ontslagreden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 2854825 CV EXPL 14-2804

Vonnis van de kantonrechter van 6 augustus 2014

in de zaak

[eiseres in conventie, verweerster in reconventie]

wonend te [woonplaats] aan de [adres]
verder ook te noemen: “[eiseres in conventie, verweerster in reconventie]”
eisende partij in conventie / verwerende partij in reconventie
gemachtigde: mr. M.J.J. Pieters, advocaat te Heerlen (toev. 1GL2519)
tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SUPER GAME B.V.

statutair gevestigd en kantoorhoudend te (6411 GV) Heerlen aan de Akerstraat 19
verder ook te noemen: “SUPER GAME”
gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie
gemachtigde mr. J.J.H.S. Thomassen, advocaat te Maastricht

De procedure

[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft SUPER GAME bij exploot van dagvaarding d.d. 21 februari 2014 in rechte betrokken voor een vordering als uiteengezet in her exploot van dagvaarding, tegelijk waarmee aan SUPER GAME vijftien, deels meervoudige producties (met een nummering van 1 tot en met 13) betekend zijn.
SUPER GAME heeft - na gevraagd en verkregen eenmalig uitstel - op 9 april 2014 van antwoord gediend onder verwijzing naar zes bijgevoegde (deels meervoudige) producties.
Tegelijk met het in dit antwoord vervatte verweer (en onder verwijzing naar het daarbij gestelde) heeft SUPER GAME een eis in reconventie ingesteld.
In tweede ronde in conventie hebben partijen achtereenvolgens voor repliek respectievelijk dupliek geconcludeerd, terwijl die beide conclusies vergezeld gingen van een antwoord respectievelijk een repliek in reconventie (steeds zonder nadere producties).
Tot slot heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ter rolzitting van 9 juli 2014 nog een conclusie van dupliek in reconventie genomen, waarna vonnis bepaald is, zodat heden uitspraak gedaan wordt.

Het geschil in conventie en in reconventie

[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert, naast een verklaring van recht die gelezen moet worden als een vordering tot vernietiging van de onverwijlde opzegging, de veroordeling van SUPER GAME - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot loonbetaling ten bedrage van € 6 082,78 bruto (plus wettelijke verhoging naar het maximum) en wettelijke rente over de loonsom, tot afgifte van deugdelijke loonspecificaties op straffe van verbeurte van een dwangsom, tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten naar de primair bepaalde omvang van € 820,86 en tot betaling van de te liquideren proceskosten en nakosten.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie], geboren op [geboortedatum] en krachtens arbeidsovereenkomst bij SUPER GAME (althans een rechtsvoorgangster) in dienst sedert 1 maart 1992, heeft op 10 mei 2013 van haar werkgeefster te horen gekregen dat haar arbeidsovereenkomst met directe ingang (onverwijld) opgezegd werd om een bij die gelegenheid medegedeelde dringende reden.
In een diezelfde dag ter bevestiging aan haar gezonden (en door haar ontvangen) brief is die reden uitvoerig beschreven aan de hand van een incident met een boze klant dat zich op 28 maart 2013 omstreeks 16:30 uur in het ‘center Beek’ voorgedaan had en een tweede incident van 1 mei 2013 met een eveneens boze klant. De twee voorvallen, waarvan videobeelden respectievelijk een rapportage van de ‘centercoördinator’ beschikbaar zijn, hebben ‘in combinatie met nog andere (schriftelijke klachten) van weer andere klanten’ SUPER GAME doen concluderen dat het vertrouwen van haar in [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ‘zeer ernstig beschadigd’ was, maar ook dat het vertrouwen van klanten in SUPER GAME als bedrijf ‘volledig weg’ was (“Dagelijks zijn er nu wel incidenten met klanten die bij voorbaat al concluderen / uitspreken dat het wisselgeld dat men krijgt toch wel niet zal kloppen”). SUPER GAME heeft zich niet laten overtuigen door het verweer dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op 10 mei 2013 naar aanleiding van gepleegd wederhoor leverde en houdt volgens de brief vast aan de ‘indruk, dat sprake is van frauduleus handelen, meermalen gepleegd’. Aangekondigd is een ‘voorwaardelijk ontbindingsverzoek bij de kantonrechter’ (bedoeld zal zijn: een onvoorwaardelijk verzoek tot voorwaardelijke ontbinding). De manager [naam PZ manager] besloot de brief van 10 mei 2013 met twee zinnen waarvan de eerste luidde: “Ik heb u vandaag het ontslag op staande voet aangezegd wegens diefstal/verduistering van gelden tijdens uw dienst bij Super Game in Beek”.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is het met het ontslag en de daaraan ten grondslag gelegde reden oneens. Zij heeft na een beroep op de vernietigbaarheid van de opzegging ex art. 9 BBA tevergeefs in kort geding getracht een onmiddellijke voorziening te verkrijgen. Wel is het ontbindingsverzoek van SUPER GAME gehonoreerd en is de arbeidsovereenkomst, indien en voor zover deze toen nog bestond, bij beschikking d.d. 17 juli 2013 (voorwaardelijk) ontbonden met ingang van 15 augustus 2013. Omdat ontbonden is wegens verandering(en) in de omstandigheden is - evenzeer voorwaardelijk - een vergoeding aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] toegekend. De kantonrechter onthield zich van een oordeel omtrent de primair aangevoerde dringende ontbindingsreden.
Volgens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] kan uit de eerst in een late fase (ter gelegenheid van het kort geding in Heerlen ter zitting van 3 juli 2013) getoonde videobeelden niet afgeleid worden dat zij gelden verduisterd heeft. Sterker nog: zij concludeert dat hieruit ‘volgt dat zij géén gelden heeft verduisterd’. Ook langs andere weg toont SUPER GAME dit volgens haar niet aan, terwijl het leveren van bewijs van fraude, inclusief opzet bij het handelen en inclusief oogmerk van behalen van economisch voordeel, aan de werkgeefster is. Daarbij komt in de ogen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dat eventueel alsnog aangetoonde fraude van deze aard en omvang niet gekwalificeerd kan worden als een zowel objectief als subjectief voldoende dringende reden. Een eventueel verlies aan vertrouwen van klanten valt niet aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] toe te rekenen, hoogstens aan de collega die om frauderedenen ontslagen is. Volgens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is bovendien geen sprake van een onverwijld gedane aanzegging en had SUPER GAME voortvarender te werk kunnen en moeten gaan. Tot slot zijn de belangen en persoonlijke omstandigheden van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] naar haar inzicht niet of onvoldoende in de afweging betrokken.
Tegenover de vordering in reconventie beroept [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zich primair op verjaring (de vordering is volgens haar ‘verjaart’), terwijl zij zich subsidiair op het in conventie betrokken standpunt stelt dat de beëindiging waarvoor SUPER GAME koos, niet ‘rechtsgeldig’ is. Op verrekening kan werkgeefster zich (in conventie) hoe dan ook niet beroepen in het geval werkneemster in dat deel van de procedure het gelijk aan haar zijde krijgt. Ten aanzien van eventueel verschuldigde wettelijke rente over een gefixeerde schadevergoeding kan de datum 10 mei 2013 niet bepalend zijn omdat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] toen in ieder geval (nog) niet in verzuim was. Zij verzet zich tot slot tegen de verschuldigdheid van een vergoeding van buiten rechte gemaakte kosten voor acties die slechts dienden tot voorbereiding van gedingstukken en instructie van de zaak. Bij dupliek in reconventie heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zich voorts teweergesteld tegen de subsidiaire grondslagwijziging van de kant van SUPER GAME die zij tardief acht en bovendien niet in overeenstemming met de eisen van art. 6:74 / art. 6:89 BW en met die van art. 7:661 BW. Van verzuim respectievelijk opzet of bewuste roekeloosheid bij [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is immers volgens haar geen sprake.
SUPER GAME houdt hiertegenover vast aan haar standpunt dat zij [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op 10 mei 2013 op goede gronden en voldoende onverwijld ontslag aanzegde omdat er sprake was van een of meer solide dringende reden(en), terwijl bovendien in voldoende mate met de belangen en persoonlijke omstandigheden van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] rekening gehouden is. SUPER GAME verwijst in haar conclusie van antwoord allereerst naar (de in fotokopie overgelegde) ‘2 schriftelijke klachten van 2 bezoekers’ waaruit ‘evident’ zou blijken dat deze klanten ‘zich bedrogen voelden’ wegens het ontvangen van ‘te weinig wisselgeld’. De klachtformulieren afkomstig van ‘[naam 1]’ en ‘[naam 2]’ dragen respectievelijk als datum 14 maart 2013 en 5 mei 2013, dagen waarop [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] werkzaam was. Ook heeft zich op 28 maart 2013 in de namiddag, toen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] alleen in het filiaal werkzaam was, een incident voorgedaan met een zich benadeeld voelende klant die met een asbak gegooid heeft en die daarmee een deel van de kassaruit beschadigde en tevens de bak met muntjes ‘over de toonbank’ gooide.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft dit incident, in strijd met de geldende instructie (het ‘protocol’ of het ‘kwaliteitshandboek’), niet gemeld aan haar leidinggevende en heeft aan een collega zelfs een ‘apert’ onjuist signalement verstrekt. SUPER GAME vermoedt hier opzet achter en acht thans het aldus frustreren van de mogelijkheid de klant op een ‘zwarte lijst’ te zetten, op zichzelf al een voldoende rechtvaardiging voor ontslag op staande voet. ‘De klachten’ hebben SUPER GAME aanleiding gegeven de videobeelden (‘filmopnames’) van de ‘bewuste dagen’ te bekijken en te analyseren. Als resultaat van die ‘beeldanalyse’ legt zij in rechte slechts zeven vage gefotokopieerde zwart-witprints op klein formaat van camera 1 over, die alle zien op de datum 28 maart 2013 met tijdstippen 16:32 tot en met 16:34 uur. Volgens SUPER GAME lag de aanleiding van het gooien met de asbak in de verontwaardiging van de klant over het ontvangen van ‘4 euro te weinig aan wisselgeld’. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is door haar leidinggevende [naam PZ manager] op 10 mei 2013 tevens geconfronteerd met het geval van een boze klant die zich bij coördinator [naam centercoördinator] gemeld had omdat hij ‘op 31 april 2013’ (sic!) in de avonduren ‘bestolen’ was door ‘personeel’ dat hem te weinig wisselgeld teruggegeven had.
De verweren van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] waren en zijn in de ogen van SUPER GAME ondeugdelijk (onbedoelde fouten, drukte, onbekendheid met regels voor een lastige klant), al is het maar omdat zij minimaal vijfmaal bij externe audits betrokken geweest is. Aan de verwijten aan het adres van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft SUPER GAME in rechte nog toegevoegd dat zij ‘vrijwel steeds’ de wisselautomaat (als alternatief voor wisselen aan de kassa) tijdens haar dienst uitschakelde, dat zij tegenover diverse klachten van klanten over te weinig wisselgeld, gek genoeg nooit geld overhield in haar kassa (noch een kastekort meldde) en dat zij in de loop der jaren viermaal officieel gewaarschuwd is wegens ‘ontoelaatbaar gedrag’.
Een andere werkneemster op dezelfde locatie is ‘vanwege soortgelijke feiten’ op staande voet ontslagen, doch die heeft ‘eieren voor haar geld gekozen’ en heeft genoegen genomen met een pro forma ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Volgens SUPER GAME is sinds de beide ontslagen geen klacht van deze aard meer ontvangen.
In de loop van het antwoord varieert (naar omvang en formulering) het volgens SUPER GAME aan het ontslag van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ten grondslag liggende samenstel van redenen, dat op zijn beurt ook niet volledig correspondeert met hetgeen in de brief van 10 mei 2013 verwoord is. In aanvulling of variërend op het voorgaande komen nog aan bod:
  • Het niet-melden van de op 28 maart 2013 door de agressieve klant aangerichte schade alsmede van de aanleiding daartoe leidde tot het onnodig in gevaar brengen van de veiligheid van het personeel (mede door een onjuist signalement door te geven).
  • Het buiten werking stellen van de geldwisselautomaten door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tijdens (al) haar diensten stond tegenover het feit dat normaliter voor ongeveer 25% van de wisseltransacties de automaat gebruikt wordt.
  • Het ‘aantoonbaar’ te weinig wisselgeld teruggeven aan een klant ‘op 1 mei 2013’.
  • Het niet juist registreren van ontvangen gelden.
Bovendien heeft SUPER GAME onder randnummer 50 van haar antwoord verwezen naar kopieën van in juli 2013 ten overstaan van notaris Pas te Beek afgelegde verklaringen van twee personen wier naam vervangen is door initialen, over ‘[voornaam eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [voornaam collega]’ dan wel uitsluitend over ‘[voornaam collega]’, alsmede kopieën van verklaringen daterend van juni 2013 van een werkneemster en een werknemer van SUPER GAME over ‘[voornaam eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [voornaam collega]’.
In conventie (hoewel geplaatst onder ‘reconventie’) beroept SUPER GAME zich tot slot op ‘verrekening’ met de hierna te behandelen claim in reconventie.
Voor de vordering in reconventie, een gefixeerde schadevergoeding ad € 8 475,08 plus wettelijke rente vanaf 10 mei 2013 plus vergoeding van buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 726,00 en van proceskosten, beroept SUPER GAME zich erop dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] haar een dringende opzeggingsreden verschaft heeft en dus jegens haar schadeplichtig is.
In voortgezet debat is een alternatieve grond aangevoerd voor de reconventionele vordering, naast het argument dat de verjaring bij intercollegiale brief van 26 augustus 2013 (niet overgelegd doch volgens SUPER GAME door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in strijd met art. 21 Rv niet in het dagvaardingsexploot vermeld) gestuit zou zijn en dat vervolgens binnen zes maanden (door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie]) tot dagvaarding overgegaan is. Subsidiair beroept SUPER GAME zich voor haar tegenvordering op toerekenbaar tekortkomen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in haar verplichtingen als werkneemster dat haar tot vergoeding van schade verplicht. SUPER GAME stelt die schade gelijk aan het bedrag dat zij primair vorderde en memoreert dat voor een vordering uit wanprestatie een verjaringstermijn van vijf jaar geldt. In de dupliek in reconventie is tot slot opgemerkt dat het (op de conventie betrekking hebbende!) beroep op verrekening zou zien op de (verplichting tot betaling van een) ontbindingsvergoeding ad € 15 000,00 bruto.
Waar nuttig en nodig - en voor zover al niet tot uitdrukking komend in de opsomming van de feiten die zijn komen vast te staan - zullen specifiekere en/of meer in detail tredende stellingen van partijen aan de orde komen en gewogen worden bij de beoordeling
.

De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of ondeugdelijk weersproken, en mede op basis van de inhoud van in dit opzicht onbetwist gebleven producties staat tussen partijen het navolgende vast.
  • [eiseres in conventie, verweerster in reconventie], geboren [geboortedatum] is krachtens arbeidsovereenkomst van 1 maart 1992 tot of tot en met 10 mei 2013 bij (een of meer rechtsvoorgangsters van) SUPER GAME in dienst geweest, laatstelijk als ‘medewerker amusement’ in het ‘center Beek’ tegen een maandloon van € 1 609,20 bruto c.a.
  • Op 10 mei 2013 zijn [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en haar vrouwelijke collega [naam collega] op staande voet door ‘PZ manager’ [naam PZ manager] ontslagen (beter: is hun arbeidsovereenkomst onverwijld opgezegd) wegens een (samengestelde) dringende reden, hetgeen diezelfde dag per brief aan beide werkneemsters bevestigd is.
  • In de brief aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft SUPER GAME, na vermelding van een intern onderzoek naar aanleiding van een melding van twee bezoekers ‘
  • SUPER GAME heeft in dezelfde brief als onderliggende redenering melding maakt van een reeks vaststellingen en/of vermoedens:
  • A. De reden van het asbakgooien zou geweest zijn dat de klant ‘voor de zoveelste keer belazerd was door de medewerkster die op dat moment werkte’ ([eiseres in conventie, verweerster in reconventie]).
  • B. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] had van het incident en de beschadiging geen melding gemaakt (met het oog op ‘bijvoorbeeld’ plaatsing van de betrokken persoon op een zwarte lijst) en had een collega die ernaar vroeg, ‘een totaal verkeerd signalement’ verschaft (“Mogelijk wilde u niet hebben dat zij actie zou ondernemen”).
  • C. Uit de nadien bekeken videobeelden van de klant, die eerst een bakje met muntjes ‘over’ de kassa van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gooide en nadien de asbak tegen de ruit wierp (naast het ‘gooien’ van ‘de door u teruggegeven briefje van 100 euro over de balie’), en uit verklaringen van ‘de 2 andere klanten die getuige waren van het voorval’, had SUPER GAME de conclusie getrokken dat de klant, die ‘4 euro te weinig ontvangen zou hebben’ en die ‘daarna niet meer door collega’s gezien’ is, ‘zich belazerd / benadeelt’ (sic!) voelde en dat deze daarom (‘begrijpelijk’) niet meer terugkwam en aldus ‘direct inkomstenderving’ voor het center opleverde.
  • D. Op woensdag 1 mei 2013 had coördinator [naam centercoördinator] van een ‘zeer boze klant’ te horen gekregen ‘dat hij bestolen werd in het center Beek’, aanvoerend dat hij de vorige avond tijdens kassadienst van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ‘muntjes miste’, doch bij melding daarvan door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ‘afgewimpeld’ was (hij zou naar mededeling aan [naam centercoördinator] een volgende keer dat zoiets gebeurde, ‘de boel kort en klein slaan’).
  • E. De aldus verwoorde ‘2 voorvallen’, maar dan wel ‘in combinatie met nog andere (schriftelijke) klachten van weer andere klanten’ gaven SUPER GAME aanleiding “om te concluderen dat niet alleen het vertrouwen van SUPER GAME in u als medewerkster zeer ernstig beschadigd is maar ook het vertrouwen van klanten jegens Super Game als bedrijf volledig weg is”, om daaraan nog toe te voegen: “Dagelijks zijn er nu wel incidenten met klanten die bij voorbaat al concluderen / uitspreken dat het wisselgeld dat men krijgt toch wel niet zal kloppen”.
  • Bij brief van haar gemachtigde d.d. 21 mei 2013 heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een gemotiveerd beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de opzegging (art. 9 BBA).
  • [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft tevergeefs getracht in kort geding bij wijze van onmiddellijke voorziening hernieuwde tewerkstelling en loonbetaling af te dwingen.
  • Bij beschikking d.d. 17 juli 2013 heeft de kantonrechter te Heerlen op verzoek van SUPER GAME de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden met ingang van 15 augustus 2013 onder toekenning van een vergoeding van € 15 000,00 bruto aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] (van uitbetaling van dat bedrag is het vooralsnog niet gekomen in verband met gelegd en - ondanks verzet - gehandhaafd derdenbeslag).

De beoordeling

in reconventie
In verband met de betrekkelijke eenvoud van het oordeel in reconventie zal omtrent de tegenvordering van SUPER GAME het eerst beslist worden, terwijl tegelijkertijd vooruitgelopen wordt op de kwestie van verrekening die SUPER GAME in het kader van de reconventie bespreekt, hoewel deze uitdrukkelijk behoort tot het debat in conventie.
Anders dan SUPER GAME suggereert, kan bij gebrek aan concrete aanwijzingen in die richting niet uitgegaan worden van tijdige en correcte stuiting van de verjaring van haar eventueel bestaande rechtsvordering ter zake van schadeplichtigheid van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op de voet van art. 7:677 lid 3 BW. Als het al zo is dat de onverwijlde opzegging in conventie standhoudt en als de daaraan ten grondslag gelegde dringende reden al feitelijk correct en voldoende geacht kan worden en bovendien tot opzet of schuld van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te herleiden valt, moet geconstateerd worden dat op het moment dat SUPER GAME haar tegenvordering in rechte aan de orde stelde (bij conclusie van 9 april 2014), ruimschoots meer dan een halfjaar na 10 mei 2013 verstreken was. Uiteraard is in dit verband volstrekt irrelevant, hoewel SUPER GAME anders lijkt te suggereren, op welk moment [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] haar vordering in conventie instelde. Het ware derhalve, nu [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zich primair op de verjaring (kennelijk die als bedoeld in art. 7:683 lid 1 BW) beroept en tevens een aan 9 april 2014 voorafgaande stuitingshandeling betwist, aan SUPER GAME geweest om een concrete daad van stuiting aan te tonen. Zij houdt weliswaar tegenover de pertinente betwisting van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vol dat zij bij confraternele brief van haar advocaat op 26 augustus 2013 tot stuiting overging, maar mede omdat dat stuk niet ingebracht en zelfs niet geciteerd is, heeft al niet kunnen blijken dat daarin een concrete daad van stuiting als bedoeld in art. 3:317 lid 1 BW voorkomt (ingevuld op de wijze zoals in vaste jurisprudentie geconcretiseerd is). Laat staan dat vervolgens nogmaals binnen een halfjaar een tweede stuitingshandeling in de richting van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verricht is, nu tussen eind augustus 2013 en 9 april 2014 veel meer dan een halfjaar ligt. Het beroep van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op verjaring slaagt en SUPER GAME is deswege niet-ontvankelijk in haar vordering jegens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding.
Uiteraard baat het SUPER GAME niet om bij repliek in reconventie alsnog (subsidiair) haar toevlucht te nemen tot een wat onduidelijke vordering voor eenzelfde bedrag (berekend op de wijze waarop zij ook haar in boek 7 titel 10 BW geregelde gefixeerde schadevergoeding bepaalde). Daarbij laat zij de ‘wanprestatie’ van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bepalend zijn voor het vorderen van een kennelijk op het algemene vermogensrecht (boek 6 BW) gebaseerde ‘gewone’ schadevergoeding. Als SUPER GAME die subsidiaire grondslag al niet te laat te hulp riep, heeft in ieder geval te gelden dat zij geen concrete schade noemt - laat staan aantoont - die zich voor vergoeding zou lenen, gesteld al dat zij voldoende aangevoerd heeft om van schadeplichtigheid en aansprakelijkheid van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de zin van boek 6 BW uit te mogen gaan. Dat bij gebreke van aanwijsbare schade ook een oorzakelijk verband met de tekortkoming en/of het verzuim van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ontbreekt, spreekt vanzelf. In het midden wordt dan nog gelaten dat SUPER GAME in het geheel onbesproken laat of een dergelijke subsidiaire grondslag voor haar tegenvordering zich wel verdraagt met het in beginsel gesloten / exclusieve systeem van (sancties in) het ontslagrecht en in de regeling van de aansprakelijkheid van werknemers voor schadetoebrenging: in boek 7 BW (in het bijzonder te vinden in afdeling 9 respectievelijk afdeling 7 van de tiende titel). Dit betekent dat bij gebreke van een toereikende feitelijke grondslag die de subsidiaire tegenvordering kan dragen, het bij repliek in reconventie alsnog subsidiair gevorderde afgewezen moet worden.
Dit impliceert tevens dat van enigerlei verrekening met het in conventie door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gevorderde (laat staan met het hier niet aan de orde zijnde bedrag van € 15 000,00 bruto aan ontbindingsvergoeding) geen sprake kan zijn, nog daargelaten de eventuele toeppassing van art. 6:136 BW op het in conventie spelende debat en nog daargelaten verder dat het ondenkbaar is dat tegelijkertijd vorderingen als waarvan hier sprake is, over en weer toewijsbaar geacht zouden kunnen worden (het een sluit immers het ander uit).
in conventie
Hoe dan ook kan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet met vrucht volhouden dat te dezen buiten rechte gemaakte invorderingskosten voor vergoeding in aanmerking komen, nu deze geheel en al beschouwd moeten worden als gemaakt ter instructie van de zaak in rechte en ter voorbereiding van gedingstukken. Van stonde af aan was immers duidelijk dat SUPER GAME zich op het in de ontslagbrief van 10 mei 2013 verwoorde onwrikbare standpunt stelde dat niet te praten viel over herroeping of wijziging van de ontslagbeslissing. Ten overvloede zij erop gewezen dat beide in juli 2013 door partijen bij de kantonrechter te Heerlen gevoerde gedingen (ter zake van een loonvordering in kort geding respectievelijk verzoek tot voorwaardelijke ontbinding) geen andere conclusie toelaten dan dat de noodzaak of opportuniteit van correspondentie ontbrak, zodat eventueel daaraan bestede kosten zonder redelijk doel gemaakt zijn.
Wel toewijsbaar is het loon van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] over het tijdvak 10 mei 2013 tot 15 augustus 2013 met (maximale) wettelijke verhoging en met de wettelijke rente (uitsluitend) over de loonsom, te voorzien van deugdelijke specificatie(s), omdat de kantonrechter tot de conclusie komt dat de onverwijlde opzegging d.d. 10 mei 2013 vernietigd moet worden.
SUPER GAME heeft niet of onvoldoende aangetoond dat de feiten zoals zij deze boven water denkt te hebben gekregen in de loop van haar ‘onderzoek’ naar het incident van 28 maart 2013 dat zij als aangrijpingspunt koos, zowel haar bij de opzegging geschetste beeld van de werkneemster [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bevestigen als een dringende reden van voldoende kaliber opleveren voor onverwijlde opzegging. Bovendien is op zijn minst grote twijfel gewettigd ten aanzien van de vraag of een opzegging d.d. 10 mei 2013 die gebaseerd is op feiten die zich laatstelijk op 1 mei 2013 voorgedaan hebben (de in de opzeggingsreden opgenomen klacht van een ‘zeer boze klant’ over een incident van 31 april 2013 (?) waarover [naam centercoördinator] rapporteerde), nog wel onverwijld is. Sterker nog: het antwoord op die vraag moet ontkennend luiden omdat niet met zoveel worden gesteld, laat staan geadstrueerd, is dat de ‘analyse’ van het videomateriaal waarvan SUPER GAME in haar verklaring van eventuele vertraging van de besluitvorming rept, pas na 1 mei 2013 op gang gekomen is. Bovendien is nergens uitgelegd dat zo’n analyse tien dagen zou moeten vergen, zelfs als daar overleg intern en met de advocaat op zou moeten volgen. SUPER GAME heeft kortom veel te lang gewacht met het nemen van een besluit dat voortkwam uit haar visie op een reeks gebeurtenissen en uit percepties van gedrag van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie], om het in dat besluit verwoorde ontslag ‘op staande voet’ nog onverwijld te laten zijn. Een sterk argument voor deze redenering is de wijze waarop in het antwoord d.d. 9 april 2014 de dragende argumenten voor de opzegging chronologisch opgesomd zijn. Daarin is de gebeurtenis van 1 mei 2013 onder randnummer 21 genoemd, terwijl de videoanalyse al bij randnummer 19 besproken is naar aanleiding van het incident van 28 maart 2013. Heel opvallend is ook dat SUPER GAME ten aanzien van haar interne onderzoek een concrete datum, plaats, tijdstip en andere bijzonderheden achterwege laat, terwijl zij wel onder randnummer 51 van haar antwoord vermeldt dat zij sinds ‘3 of 4 weken’ na 28 maart 2013 op de hoogte was van het bewuste incident van die dag, dat zij daarna (terstond, naar mag worden aangenomen) is gaan ‘onderzoeken’ en videobeelden is gaan ‘uitlezen’ en dat dat laatste ‘dagen geduurd heeft’. Ook zegt zij daar dat ‘het voorval op 1 mei 2013 de bevestiging van het vermoeden van fraude’ opleverde en wel als ‘de bekende druppel die de emmer deed overlopen’. Dan nog negen dagen wachten met het horen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en een daaropvolgende mededeling van de reeds eerder getrokken conclusie betekent een onaanvaardbaar talmen en ontneemt het onverwijlde karakter aan de aanzegging van die dag, 10 mei 2013. Reeds daarom kan de opzegging geen stand houden en wordt het standpunt van de werkneemster gehonoreerd.
Daarbij komt dat de redengeving ook inhoudelijk en qua bewijsbaarheid rammelt, naar believen in formulering en omvang mettertijd aangepast is en meer steunt op opinies dan op feitelijke waarnemingen of vaststellingen. Bepalend kan uiteraard alleen zijn wat SUPER GAME in haar brief van 10 mei 2013 aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan reden(en) opgegeven heeft, tenzij [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] had moeten begrijpen dat / wat daar eventueel aan extra’s bij inbegrepen geacht moest worden. Van zulke extra’s is echter niet gebleken. Verder moet uit de formulering van de ontslagbrief begrepen worden dat het de ‘combinatie’ van twee ‘voorvallen’ en enige ongenoemd gebleven ‘(schriftelijke) klachten’ geweest is die het verwijt aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tot een dringende reden maakt. Het eventueel wegvallen van één van de elementen ontneemt derhalve het subjectief en objectief dringende karakter aan de opzeggingsreden(en). SUPER GAME formuleerde de brief immers niet zo dat iedere reden of ieder element daarvan afzonderlijk de onverwijlde opzegging in haar optiek reeds rechtvaardigde. Onder de noemer ‘frauduleus handelen, meermalen gepleegd’ of die van ‘diefstal/verduistering’ waarmee SUPER GAME de ontslagreden samenvat, valt een groot deel van de aan het adres van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gerichte verwijten in de processtukken hoe dan ook niet te brengen. Verwijten die dan ook nog eens voor een deel niet in de opzeggingsbrief voorkomen en daar met enige goede wil ook niet in te lezen vallen, zoals: het (systematisch) buiten werking stellen van de geldwisselautomaat; het permanent ontbreken van kasoverschotten; de vier eerdere ‘waarschuwingen’ voor ‘ontoelaatbaar gedrag’; het ‘niet juist registeren van ontvangen gelden’; het ‘onnodig in gevaar brengen van de veiligheid van personeel’.
Gesteld noch gebleken is verder dat SUPER GAME het in het kader van het ‘onderzoek’ naar verklaringen van anonymi die zich erover zouden hebben beklaagd van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] (‘[voornaam eiseres in conventie, verweerster in reconventie]’ of [voornaam eiseres in conventie, verweerster in reconventie]’) te weinig wisselgeld te hebben ontvangen, tot een confrontatie met [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft laten komen. Toch is voor geen van deze beweringen van onbekende derden onomstotelijk bewijs via videobeeld beschikbaar. Dat twee verklaringen ten overstaan van de notaris zijn afgelegd, doet hier weinig aan af. De ene verklaring ziet alleen op ‘[voornaam collega]’, waarmee gedoeld wordt op [eiseres in conventie, verweerster in reconventie]’ ontslagen collega [naam collega]. In de andere beklaagt een ‘mevrouw [naam 3]’ zich over ‘[voornaam collega] en [voornaam eiseres in conventie, verweerster in reconventie]’, met welke laatste [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bedoeld zal zijn, maar daarin wordt de beschuldigende vinger juist niet naar ‘[voornaam eiseres in conventie, verweerster in reconventie]’ doch naar [voornaam collega] uitgestoken (zij het dat de klant haar verbazing uitspreekt over het ook door ‘[voornaam eiseres in conventie, verweerster in reconventie]’ buiten gebruik stellen van de wisselgeldautomaat). De verklaringen van twee werknemers over ‘[voornaam eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [voornaam collega]’ bevatten - voor wat betreft de beschuldiging dat zij klanten te weinig wisselgeld gaven - geen enkele directe waarneming. De betrokkenen refereren aan uitlatingen van ongenoemde derden, terwijl de weergave van hun visie op gedrag van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onderlinge verschillen vertoont en deels ook afwijkt van de weergave van de verklaring van ‘[naam 3]’ in het notariële verslag. Geen van deze verklaringen is bovendien met beeldmateriaal of anderszins bevestigd. Hetzelfde geldt voor de (nagenoeg) anonieme klachtformulieren van 14 maart 2013 en 5 mei 2013, die ook verder niet uitgelegd zijn.
Het gefilmde beeld dat SUPER GAME daarentegen wel van het incident van 28 maart 2013 beschikbaar heeft en waar zij een groot deel van haar redengeving op stoelt, bewijst slechts dat er een agressieve boze klant geweest is die zich (naar aan te nemen valt in financieel opzicht) misdeeld voelde, maar toont niet aan dat die klant daarin het gelijk aan zijn zijde had. Hoogstens is vreemd en ook wel laakbaar dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dit (en de vernieling van de kassaruit) niet gemeld heeft en zelfs de klant tegenover een collega onjuist beschreef. Maar een dringende opzeggingsreden als onderdeel van de zeer ernstig te nemen beschuldiging van ‘frauduleus handelen’, laat staan ‘diefstal / verduistering’, levert dit hoe dan ook niet op.
Eenzelfde gebrek aan concreetheid als waarvan bij andere geschetste incidenten sprake is, doet zich voor ten aanzien van de melding van 1 mei 2013 bij ‘centercoördinator’ [naam centercoördinator] van iets dat zich op 30 april 2013 (’31 april 2013’) zou hebben voorgedaan. Dat daaraan rechtstreeks aanwijzingen van ‘diefstal of verduistering’ van gemiste ‘muntjes’ en dan ook nog eens op het conto van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te ontlenen zijn, valt in redelijkheid niet vol te houden. SUPER GAME had de aan die klacht van een ‘zeer boze klant’ op zijn hoogst te ontlenen verdenking aan het adres van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] nader moeten (laten) uitzoeken, eventueel zelfs met inschakeling van politie. Over het antwoord op de vraag of de verdenking dan wel uitgemond zou zijn in concreet bewijs, kan slechts gegist worden, maar feit is dat zulk bewijs thans ontbreekt. Door de keuze om de ontslagreden te formuleren zoals zij gedaan heeft en daarin een belangrijke plaats te geven aan de begrippen fraude, diefstal en verduistering, heeft SUPER GAME zich een zware bewijslast op de hals gehaald, mede omdat zulke begrippen nu eenmaal een strafrechtelijke connotatie hebben. Omdat zij nalaat haar stellingname én haar (in beide harerzijds geproduceerde processtukken uiterst globale) bewijsaanbod te concretiseren ten aanzien van de wijze waarop en de middelen waarmee [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] fraude en/of diefstal en/of verduistering gepleegd heeft ten koste van klanten van de vestiging in Beek en ten detrimente van de normale bedrijfsvoering aldaar, faalt het beroep op de aanwezigheid van een voldoende dringende ontslagreden.
Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter onder vernietiging van de opzegging d.d. 10 mei 2013 het volledige gevorderde loonbedrag van € 6 082,78 bruto (dat door SUPER GAME als zodanig niet bestreden is) zal toewijzen en dat ook de wettelijke verhoging bij gebrek aan tegenargumentatie naar het maximum van € 3 041,39 voor toewijzing vatbaar is. Uiteraard is de voor die betaling door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verlangde termijn van 48 uur na vonnisdatum veel te krap bemeten, zodat SUPER GAME de tijd krijgt tot het einde van augustus 2014. De wettelijke rente is alleen over het eerste bedrag gevorderd en dus toewijsbaar en wel vanaf de respectieve vervaldata van de loontermijnen. Omdat SUPER GAME heeft toegezegd eventuele nabetalingen van specificaties te voorzien, zal zij zonder dat daaraan een dwangsom verbonden wordt, slechts veroordeeld worden tot afgifte van op de betaling betrekking hebbende specificaties (zij het ook hier niet binnen de gevraagde - veel te korte - termijn van vijf dagen na het vonnis). Als gezegd kunnen de opgevoerde buitengerechtelijke kosten hier niet voor vergoeding in aanmerking komen, zodat SUPER GAME slechts veroordeeld wordt tot betaling van de aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te liquideren proceskosten:
  • € 104,80 kosten exploot van dagvaarding
  • € 77,00 betaald gedeelte griffierecht
  • € 500,00 plus € 500,00 aan salaris gemachtigde voor de conventie respectievelijk de reconventie (elk twee salarispunten).
Ter zake van de vergoeding van eventuele nakosten kan de vordering slechts in gewijzigde vorm toegewezen worden.

De beslissing

De kantonrechter komt aldus tot het navolgende oordeel:
in conventie
De opzegging d.d. 10 mei 2013 van de arbeidsovereenkomst van SUPER GAME en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wordt op de voet van art. 9 BBA vernietigd.
SUPER GAME wordt deswege veroordeeld om [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan loon plus wettelijke verhoging over het tijdvak 10 mei 2013 tot 15 augustus 2013 alsnog uiterlijk 31 augustus 2014 tegen behoorlijk bewijs van kwijting € 9 124,17 bruto te betalen alsmede de wettelijke rente over het loonbedrag van in totaal € 6 082,78 bruto vanaf de respectieve data van opeisbaarheid van de samenstellende loontermijnen (-maanden) tot het tijdstip van voldoening.
SUPER GAME wordt tevens veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tot de vonnisdatum bepaald op een bedrag van € 681,80, alsmede van de eventuele nakosten van € 125,00 (½ salarispunt), eventueel te vermeerderen met de kosten van noodzakelijke betekening, indien hieraan niet binnen veertien dagen voldaan wordt.
in reconventie
SUPER GAME wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar primaire tegenvordering, terwijl de tegenvordering in haar subsidiaire gedaante afgewezen wordt.
SUPER GAME wordt deswege veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bepaald op een salarisbedrag van € 500,00, alsmede van de eventuele nakosten van € 125,00, al dan niet te vermeerderen met de kosten van betekening en verder op dezelfde condities als onder conventie bepaald.
in conventie en in reconventie
Het vonnis wordt voor wat de opgelegde betalingen betreft, uitvoerbaar verklaard bij voorraad, terwijl het meer of anders gevorderde afgewezen wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
Type: h.s.