ECLI:NL:RBLIM:2014:7792
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van ziektekostenverzekeraar in premievordering na getroffen betalingsregeling
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 10 september 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars Groep, Zorgverzekeraar U.A. (hierna: CZ) en een gedaagde partij. CZ had de gedaagde, die in persoon procedeerde met bijstand van haar vader, gedagvaard voor een vordering tot betaling van een bedrag van € 372,81, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering was gebaseerd op een zorgverzekeringsovereenkomst, waarbij CZ stelde dat de gedaagde in betalingsverzuim verkeerde. Echter, vier dagen voor de dagvaarding was er een betalingsregeling getroffen tussen CZ en de gedaagde, waardoor de kantonrechter oordeelde dat CZ niet-ontvankelijk was in haar vordering. De kantonrechter merkte op dat de regeling niet alleen betrekking had op deze zaak, maar ook op andere vorderingen, en dat CZ de getroffen regeling niet had vermeld in haar exploot van dagvaarding. Dit leidde tot de conclusie dat de vordering van CZ niet opeisbaar was op het moment van dagvaarding. De kantonrechter wees CZ erop dat zij haar vordering niet voldoende had onderbouwd en dat de nevenvorderingen niet voor toewijzing in aanmerking kwamen. Uiteindelijk werd CZ niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en werd zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op een symbolisch bedrag van € 1,00 werden vastgesteld.