In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 5 november 2014 uitspraak gedaan in een loonvordering van de eiseres tegen de gedaagde. De eiseres vorderde betaling van achterstallig loon, wettelijke verhoging en vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. G. [naam] van Abvakabo FNV, stelde dat de gedaagde, handelend onder de naam '[naam bedrijf]', haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst niet was nagekomen. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J.L.E. Marchal, voerde aan dat de eiseres haar werk verwaarloosde en dat dit leidde tot omzetderving voor het bedrijf. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet kon aantonen dat de eiseres disfunctioneerde en dat de loonverplichting van de werkgever bleef bestaan, ongeacht de prestaties van de werknemer. De rechter wees de vorderingen van de eiseres grotendeels toe, inclusief de wettelijke verhoging en de vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de data van opeisbaarheid. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 3.745,10 bruto aan loon en wettelijke verhoging, evenals € 499,51 aan buitengerechtelijke kosten, en werd ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar verklaard bij voorraad.