Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Vonnis van de kantonrechter van 12 november 2014
[eiser]
de vennootschap onder firma TWEEWIELERSPECIALIST [naam] V.O.F.
De procedure
Het geschil
nietmet algemeen aanvaarde normen van goed werkgeverschap. Waar [eiser] stelt geen ander werk te kunnen vinden, zijn de beide vennoten (‘slechts enkele jaren jonger dan eiser’) daar wel in geslaagd. Zij geven als hun opvatting dat ‘vakmanschap nog gewaardeerd wordt’, zodat dit ook [eiser] zou moeten lukken. In de eigen onderneming had [gedaagde] voor [eiser] geen (vervangend) werk meer voorhanden. Wel is (zonder resultaat) ‘bij concullega’s navraag gedaan’ met het oog op een arbeidsplaats voor [eiser]. [eiser] wees het aanbod om (tijdelijk) als zzp’er de (‘weinige’) resterende reparaties te verrichten, af . Bijscholing is ‘nooit aan de orde geweest’ en [eiser] vroeg daar ook niet om, terwijl [gedaagde] zijn eenzijdige werkervaring ‘inherent aan zijn opleidingsniveau en de aard van de door hem verrichte werkzaamheden’ acht. Zij legt een en ander geheel in de risicosfeer van [eiser]. De financiële gevolgen van de opzegging voor [eiser] vallen niet te ontkennen, maar blijven beperkt in vergelijking met personen zonder sociaal vangnet. Als [gedaagde] tot betaling van enig schadevergoeding veroordeeld zou worden, zou dit leiden tot het persoonlijke faillissement van de vennoten.
De beoordeling
opgave vaneen valse of voorgewende reden hoe dan ook geen sprake was, omdat het voornemen tot sluiting slechts deel uitmaakte van het complex aan bedrijfseconomische argumenten (dalende omzet; gebrek aan werk voor de - enige - monteur om een 36-urige werkweek te ‘vullen’; ondervonden sterke concurrentie; economische crisis; veranderende markt; gebrek aan perspectief voor de eigen onderneming; dreigend faillissement). Bovendien is van stonde af aan gemeld (en heeft ook UWV WERKbedrijf onderkend) dat definitieve staking van de bedrijfsvoering afhankelijk was van de verkoop / verhuur van het bedrijfspand (en verkoop van de bedrijfsvoorraad) en dat dit (nog enige) tijd kon vergen. In de loop van 2014 is de bedrijfsvoering dan ook (praktisch) beëindigd, althans is een fase bereikt waarin in ieder geval zonder het (kennelijk enige) personeelslid de sluiting onomkeerbaar is. Per datum antwoord (14 mei 2014) waren de echtelieden [vennoot 1] en [vennoot 2] formeel nog vennoot, doch beiden al wel in loondienst elders werkzaam tegen een beperkt loon.
iedereschadevergoeding een faillissement van de vennoten zou bewerkstelligen, te weinig overtuigend. Het is dus niet aanvaardbaar om in het gegeven geval [eiser] zelfs deze gematigde schadevergoeding te onthouden.
- Exploot van dagvaarding € 93,80
- Griffierecht € 462,00
- Salaris gemachtigde € 500,00 (2 x € 250,00).