ECLI:NL:RBLIM:2015:1844

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 maart 2015
Publicatiedatum
5 maart 2015
Zaaknummer
03/700336-13, 03/659192-14 (gevoegd), 0/3866469-14 (gevoegd), 03/830161-13 (gevoegd), 03/700112-12 (vtvv)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor meerdere gewelddadige misdrijven, waaronder straatroof, bedreiging en mishandeling, met toepassing van jeugdstrafrecht

Op 4 maart 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige verdachte, die werd beschuldigd van verschillende gewelddadige misdrijven, waaronder een gewelddadige straatroof, bedreiging, mishandeling, heling van bromfietsen en woninginbraak. De verdachte had een strafblad en was eerder in aanraking gekomen met politie en justitie. Vanwege een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens werd het jeugdstrafrecht op hem toegepast. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, op 15 mei 2013 een bankpas en OV-chipkaart had gestolen van een slachtoffer, waarbij geweld werd gebruikt. Daarnaast bedreigde hij op 16 april 2013 meerdere personen met een schroevendraaier en mishandelde hij op 7 mei 2013 een andere persoon. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en legde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling om recidive te voorkomen. De verdachte werd veroordeeld tot een PIJ-maatregel, waarbij de officier van justitie werd opgedragen zorg te dragen voor een snelle plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/700336-13, 03/659192-14 (gevoegd), 0/3866469-14 (gevoegd), 03/830161-13 (gevoegd), 03/700112-12 (vtvv)
Datum uitspraak: 4 maart 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegevens],
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats: [adres 1].
Raadsvrouw is mr. E.P. Vroegh, advocaat te Haarlem.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 18 februari 2015.
De rechtbank heeft op 18 februari 2015 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
Ten aanzien van parketnummer 03/700336-13:
1.
hij, verdachte, op of omstreeks 15 mei 2013 in de gemeente Maastricht, op de openbare weg de Bloemenweg, in elk geval op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas en/of een OV-kaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
voornoemde [betrokkene 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) voornoemde [betrokkene 1] met een life-hammer, in elk geval met een hard voorwerp en/of met zijn/hun hand(en)/vuist(en) tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam heeft/hebben geslagen;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 15 mei 2013 in de gemeente Maastricht, op de openbare weg, de Bloemenweg, in elk geval op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas en/of een OV-kaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of aan hem, verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [betrokkene 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat voornoemde [medeverdachte 1] voornoemde [betrokkene 1] met een life-hammer, in elk geval met een hard voorwerp en/of met haar hand(en)/vuist(en) tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam heeft geslagen,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 15 mei 2013 in de gemeente Maastricht en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door toen aldaar voornoemde [medeverdachte 1] met een scooter, in elk geval met een vervoermiddel naar de
plaats van het misdrijf te vervoeren en/of door toen aldaar in de nabijheid van de plaats van het misdrijf op de uitkijk te verblijven en/of op voornoemde [medeverdachte 1] te wachten en/of door toen aldaar voornoemde [medeverdachte 1] te zeggen/adviseren dat zij, [medeverdachte 1] de zakken van de kleding, in elk geval de kleding van voornoemde [betrokkene 1] moest doorzoeken;
2.
hij, verdachte, op of omstreeks 16 april 2013 in de gemeente Maastricht [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, terwijl hij een schroevendraaier, in elk geval een puntig voorwerp, (op) voornoemde [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] gericht hield, althans vasthield, opzettelijk dreigend tegen voornoemde [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] heeft gezegd/geroepen/geschreeuwd: "Ik steek jullie kapot" en/of "ook jou steek ik kapot"en/of "ik pak de jongens allemaal";
3.
hij, verdachte, op of omstreeks 7 mei 2013, in elk geval in het jaar 2013 in de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [betrokkene 5]) meermalen, althans eenmaal, (telkens) met zijn hand(en)/vuist(en) tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [betrokkene 5] letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van parketnummer 03/659191-14:
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2014 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] heeft gedwongen tot de afgifte van onder meer een horloge, jassen en (een) telefoon(s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld heeft bestaan uit het met (een) moersleutel(s),in elk geval met (een) hard(e) voorwerp(en) slaan van genoemde [betrokkene 6] en/of [betrokkene 8] en/of het met gebalde vuist slaan van genoemde [betrokkene 6] en/of [betrokkene 8]
en/of
welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het richten van een mes op genoemde [betrokkene 7] en/of het met een moersleutel, in elk geval met een hard voorwerp, maken van zwaaiende bewegingen in de richting van genoemde [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of het op dreigende toon tegen genoemde [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] roepen: "telefoon hier" en/of "telefoon inleveren, jas inleveren" en/of "spullen inleveren" en/of "geef alles maar", in elk geval woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 11 mei 2014 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen onder meer een TV en een tablet, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 8] en/of [getuige 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of genoemde [betrokkene 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld heeft bestaan uit het met (een) moersleutel(s), in elk geval met (een) hard(e) voorwerp(en) slaan van genoemde [betrokkene 6] en/of [betrokkene 8] en/of het met gebalde vuist slaan van genoemde [betrokkene 6] en/of [betrokkene 8]
en/of
welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het richten van een mes op genoemde [betrokkene 7] en/of het met een moersleutel, in elk geval met een hard voorwerp maken van zwaaiende bewegingen in de richting van genoemde [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of het op dreigende toon tegen genoemde [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] roepen: "telefoon hier" en/of "telefoon inleveren, jas inleveren" en/of "spullen inleveren" en/of "geef alles maar", in elk geval woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 03/866469-14:
hij op of omstreeks 5 april 2014 in de gemeente Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk/type Citroen Picasso), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Ten aanzien van parketnummer 03/830161-13:
1.
hij op of omstreeks 02 maart 2013, in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland,
een snorfiets, merk Yamaha heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die snorfiets wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 02 maart 2013, in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland,
een snorfiets, merk Yamaha heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die snorfiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 06 mei 2012, in de gemeente Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, kamer 1A, gelegen aan de [adres 2] weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning, kamer 1A, te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen
door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een ruit van een houten raam van die woning heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 25 maart 2013 tot en met 27 maart 2013, in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland,een bromfiets, merk Piaggio (kenteken [nummer]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bromfiets wist dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 25 maart 2013 tot en met 27 maart 2013, in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, een bromfiets, merk Piaggio (kenteken [nummer]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bromfiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

3.De voorvragen

3
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaken.
3.1
Beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging voor feit 2 op de dagvaarding met parketnummer 03/830161-13, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn waarbinnen een strafzaak moet zijn afgerond is, zonder goede reden, in ernstig mate overschreden. Niet kan worden volstaan met de gebruikelijke strafvermindering. Het gaat hier immers om een feit van bijna drie jaar geleden, waarin de DNA-match met verdachte bovendien al in oktober 2012 bekend was.
3.1.2
Het oordeel van de rechtbank
De Hoge Raad heeft in zijn richtinggevende arrest van 17 juni 2008 [1] geoordeeld dat een overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, ook niet in uitzonderlijke gevallen. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat rechters afwijken van deze jurisprudentie en toch overgaan het niet-ontvankelijk verklaren van de officier van justitie in uitzonderlijke gevallen. De rechtbank ziet in onderhavige zaak echter geen reden om af te wijken van de lijn van de Hoge Raad. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
De rechtbank heeft ten slotte vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 03/700336-13
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de strafbare feiten die hem in de dagvaarding onder dit parketnummer worden verweten, heeft begaan.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie acht de bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte bewezen, gelet op de aangifte, de getuigenverklaring, de verklaring van de medeverdachte en de verklaring van verdachte zelf.
Ten aanzien van feit 2 komt de officier van justitie, gelet op de aangiftes en de deels bekennende verklaring van verdachte, eveneens tot een bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 3 verwijst de officier van justitie naar de aangifte van 7 mei 2013 (die in combinatie met de aangifte van 11 mei 2013 dient te worden gelezen) en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting. Op grond daarvan acht hij de feiten wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 03/659191-14
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de strafbare feiten die hem in de dagvaarding onder dit parketnummer worden verweten, heeft begaan. De officier van justitie heeft hiertoe verwezen naar de aangiftes, de getuigenverklaringen en de deels bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van parketnummer 03/866469-14
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het strafbare feit dat hem in de dagvaarding onder dit parketnummer 14 wordt verweten, heeft begaan. De officier van justitie heeft hiertoe verwezen naar de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van parketnummer 03/830161-13
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de strafbare feiten die hem in de dagvaarding onder dit parketnummer worden verweten, heeft begaan. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de feiten 1 en 3 op het standpunt gesteld dat het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 2 komt de officier van justitie tot een bewezenverklaring, gelet op de aangifte, het aantreffen van een bloedspoor van verdachte op een lamel die zich ter hoogte van de raamkruk aan de binnenzijde van de woning van de aangeefster bevond en het uitblijven van een aannemelijke verklaring van verdachte hieromtrent.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 03/700336-13
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde feit dient, volgens de verdediging, vrijspraak te volgen. De verdediging is van mening dat geen sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. Verdachte heeft zijn medeverdachte enkel naar de plaats delict gebracht. Ten aanzien van de onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.De verdediging heeft ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde feit vrijspraak bepleit. De verdediging is van mening dat de aangifte niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel. De aangifte van 7 mei 2013 ziet bovendien niet op verdachte, maar op anderen.
Ten aanzien van parketnummer 03/659191-14
De raadsvrouw heeft ten aanzien van beide tenlastegelegde feiten vrijspraak bepleit. Verdachte wordt verweten dat hij een mes op aangever [betrokkene 7] zou hebben gericht. [betrokkene 7] heeft dit, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris, stellig ontkend. Gelet op deze stellige ontkenning (en het ontbreken van een motief voor [betrokkene 7] om verdachte in bescherming te nemen) is de verdediging van mening dat de feitelijke grondslag voor een veroordeling ontbreekt. Het wegnemen van de in de tenlastelegging genoemde goederen kan volgens de verdediging wel bewezen worden, met uitzondering van de jassen.
Ten aanzien van parketnummer 03/866469-14
Ten aanzien van het feit met parketnummer 03/866469-14 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van parketnummer 03/830161-13
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit vrijspraak bepleit. Verdachte heeft immers bij de politie een verklaring afgelegd hoe zijn bloedspoor bij de woning van aangeefster terecht is gekomen.
Ten aanzien van de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 03/700336-13: [2]
Feit 1
[betrokkene 1] heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld, gepleegd op 15 mei 2013 tussen 00:01 uur en 00:07 uur, te Maastricht. Aangeefster zag op de kruising van de Duitsepoort met de Spinxlunet een groepje personen staan, waaronder een jongen en een meisje die naast een scooter stonden. Toen aangeefster langs het groepje wilde fietsen, trapte het meisje tegen haar fiets. Aangeefster is hierop doorgefietst. Aangeefster hoorde vervolgens achter zich een scooter starten. Toen aangeefster bij de achterzijde van haar (studenten)woning was aangekomen, zag zij dat de jongen en het meisje op de scooter achter haar aan waren gereden. De jongen was de bestuurder van de scooter. Het meisje stapte van de scooter af en kwam al schreeuwend op aangeefster afgelopen. De jongen bleef naast de scooter staan. Het meisje sloeg aangeefster vervolgens meermalen met een voorwerp met kracht tegen haar hoofd (boven haar linker slaap). Aangeefster voelde dat dit pijn deed. Het meisje riep dat ze geld wilde hebben. Toen aangeefster zei dat ze geen geld bij zich had, heeft het meisje aangeefster nogmaals geslagen. Aangeefster is daarop op de grond gaan liggen. Het meisje heeft de kleding van aangeefster afgetast en de zakken van aangeefster geopend. Aangeefster hoorde het meisje tegen de jongen zeggen dat aangeefster echt niets bij zich had. De jongen zei hierop dat het meisje ook de binnenzak van aangeefster moest controleren. Toen het meisje de jas van aangeefster wilde openen, hoorde aangeefster een harde knal. Aangeefster zag een zwart voorwerp naast zich liggen. Aangeefster zag dat de jongen en het meisje hiervan schrokken en weggingen. Later bleek dat haar huisgenoot [getuige] dat zwarte voorwerp naar beneden had gegooid. De pinpas en de OV-chipkaart van aangeefster zijn door de jongen en het meisje meegenomen. Naast de fiets van aangeefster zag aangeefster een oranje life-hammer liggen. [3]
[getuige] heeft verklaard dat hij op 15 mei 2013 aan de achterzijde van zijn studentenwoning geschreeuw hoorde. Toen hij uit het raam keek zag hij dat aangeefster [betrokkene 1] op de grond naast haar fiets lag. [getuige] zag dat een jongen en een meisje over aangeefster heen gebogen stonden. In reactie heeft [getuige] een kookplaat naar de twee belagers gegooid. [getuige] zag dat de twee personen hiervan schrokken en weggingen. [4]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat zij betrokken was bij voornoemde diefstal met geweld. Samen met [verdachte] (verdachte) is zij op de scooter achter aangeefster aangegaan. Verdachte bestuurde de scooter en medeverdachte [medeverdachte 1] zat achterop. [medeverdachte 1] heeft met een voorwerp (de rechtbank begrijpt: een life-hammer) op het hoofd van aangeefster geslagen. Aangeefster is op de grond gevallen of op de grond gaan liggen. [medeverdachte 1] heeft vervolgens in de zakken van aangeefster gevoeld. Op dat moment kregen [medeverdachte 1] en verdachte iets op hun hoofd. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte wel bij of naast aangeefster moet hebben gestaan, daar ook verdachte het voorwerp op zijn hoofd heeft gekregen. Verdachte had door deze klap een open wond op zijn hoofd. Na deze klap zijn medeverdachte en verdachte weggerend. [medeverdachte 1] heeft twee pasjes van aangeefster meegenomen, te weten: een OV-chipkaart en (mogelijk) een pinpas. [5]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij betrokken was bij de diefstal met geweld op 15 mei 2013 te Maastricht. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij ten tijde van het delict iets op zijn hoofd heeft gekregen. [6]
Medeplegen?
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte heeft bestaan. De rol van verdachte heeft volgens de verdediging enkel bestaan uit het rijden van zijn medeverdachte naar de plaats delict. De rechtbank merkt hierover het volgende op.
De rechtbank acht de tenlastegelegde diefstal met geweld in vereniging op 15 mei 2013 te Maastricht wettig en overtuigend bewezen. De omstandigheden dat verdachte samen met zijn medeverdachte achter aangeefster is aangereden, dat aangeefster verdachte heeft horen zeggen dat zijn medeverdachte de zakken van aangeefster moest controleren, dat de (onafhankelijke) getuige [getuige] heeft verklaard dat zowel verdachte als zijn medeverdachte over aangeefster heen stonden gebukt, dat verdachte heeft verklaard dat hij iets op zijn hoofd heeft gekregen, waaruit de rechtbank tevens afleidt dat hij dichtbij aangeefster moet hebben gestaan, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat verdachte als medepleger van dit strafbare feit moet worden aangemerkt. Deze combinatie van omstandigheden maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de rol van verdachte niet enkel faciliterend was, maar dat verdachte actief heeft deelgenomen aan de diefstal met geweld. Verdachte zijn medeverdachte immers aanwijzingen gegeven en bovendien heeft hij (anders dan verdachte heeft beweerd) dicht bij aangeefster gestaan.
Feit 2
Op 16 april 2013 om 22.30 uur doet [betrokkene 2] aangifte van bedreiging. Die dag omstreeks 21.15 uur zat aangever met een paar mensen in zijn achtertuin. De achtertuin van aangever grenst aan de Marjoleinstraat te Maastricht. Aangever zag verdachte over de Marjoleinstraat rijden op zijn scooter. Verdachte zette zijn scooter weg en liep naar de poort van de achtertuin van aangever. Verdachte begon te schreeuwen en maakte de poort open. Hierop is aangever, samen met M. [betrokkene 3], naar buiten gelopen. Aangever zag dat verdachte een schroevendraaier en een flesje bier in zijn handen had. Verdachte hield de schroevendraaier voor zich en wees met de punt van de schroevendraaier in de richting van [betrokkene 3] en aangever. Hierbij uitte verdachte de woorden: “Ik steek jullie kapot”. Aangever voelde zich hierdoor bedreigd. Toen de moeder van aangever erbij kwam staan, hield verdachte de schroevendraaier in haar richting. Daarbij zei verdachte: “Ook jou steek ik kapot”. [7]
Op 16 april 2013 doet [betrokkene 3] eveneens aangifte van bedreiging. Die dag zat hij met een aantal vrienden in de tuin van [betrokkene 2]. Op een gegeven moment zag aangever verdachte voor de poort van de tuin staan. Verdachte maakte de poort van de tuin open. Aangever is vervolgens met [betrokkene 2] de tuin uitgelopen. Aangever zag dat verdachte een fles bier in zijn linkerhand en een schroevendraaier in zijn rechterhand vasthield. Verdachte hield deze schroevendraaier in de richting van aangever en [betrokkene 2]. Verdachte zei daarbij herhaaldelijk: “Ik steek jullie kapot. Ik steek jullie allebei kapot”. Aangever voelde zich hierdoor bedreigd. Toen de moeder van [betrokkene 2], A. [betrokkene 4], naar hen toeliep, hield verdachte de schroevendraaier in de richting van [betrokkene 4]. Aangever hoorde dat verdachte tegen [betrokkene 4] zei: “Ook jou steek ik kapot”. [8]
Aangeefster [betrokkene 4] heeft bij de politie verklaard dat zij op 16 april 2013 verdachte bij de poort van haar tuin zag staan. Toen aangeefster de tuin inliep hoorde zij dat verdachte zei: “Ik pak de jongens allemaal”. Vervolgens hoorde ze verdachte zeggen: “Ook jou steek ik”. Aangeefster zag dat verdachte in zijn rechterhand een schroevendraaier vasthield. [9]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 16 april 2013 onder invloed was alcohol. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat het goed mogelijk zou zijn dat hij de bedreigende woorden heeft geuit. [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting betwist dat hij met een schroevendraaier zou hebben gedreigd. De rechtbank acht echter, gelet op de aangiftes (die er alle melding van maken dat verdachte een schroevendraaier in zijn hand had) en de deels bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, de tenlastegelegde bedreigingen op 16 april 2013 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Op 7 mei 2013 doet [betrokkene 5] aangifte, dat hij eerder die dag mishandeld is. Die dag stond hij op het Kardinaal van Rossemplein te Maastricht. Aangever zag dat er drie scooters aan kwamen rijden. Op deze scooters zaten in totaal negen jongens. Een aantal van deze jongens herkende aangever. Aangever voelde ineens een klap tegen zijn hoofd. Door deze klap is aangever van zijn brommer gevallen. Aangever voelde pijn op de plek waar hij tegen zijn hoofd was geraakt. Terwijl aangever op de grond lag, zag hij dat de jongens op hem af kwamen gelopen. Aangever werd hierop geslagen. In het ziekenhuis is vastgesteld dat aangever een gekneusde rib en een gebroken pink heeft opgelopen. [11] Op 11 mei 2013 doet [betrokkene 5] aangifte ter zake van een ander feit. In deze aangifte geeft aangever aan dat [verdachte] (verdachte) deel uitmaakte van voornoemde groep van negen jongens die hij op 7 mei 2013 heeft gezien. [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 7 mei 2013 deel uitmaakte van de groep van negen jongens. Verdachte heeft verklaard dat hij [betrokkene 5] eenmaal met zijn hand (hard) heeft geslagen. [13]
Gelet op de aangifte van 7 mei 2013, in samenhang gelezen met de aangifte van 11 mei 2013, en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank tenlastegelegde mishandeling van [betrokkene 5] op 7 mei 2013 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 03/659191-14: [14]
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde dient te worden beschouwd als één doorlopende gebeurtenis. Om die reden zal zij beide feiten gelijktijdig bespreken.
Aangever [betrokkene 8] verklaart dat hij op 11 mei 2014 omstreeks 18:15 uur samen met
B. [betrokkene 7] en K. [betrokkene 6] bij zijn woning aan de [adres 3] te Geleen aankwam. Aan de overkant van de woning stond [betrokkene 11] op hen te wachten. Tevens stonden [medeverdachte 2] en twee andere jongens (die aangever niet kende) aan de overkant van de woning. [medeverdachte 2] gaf aan dat hij met aangever wilde spreken. Aangever is vervolgens met voornoemde personen zijn woning binnengegaan. De twee onbekende jongens maakten hierop de voordeur dicht. Aangever zag dat [medeverdachte 2] een moersleutel uit zijn zak haalde. De andere twee jongens haalden ook iets hun zak. [medeverdachte 2] begon te schreeuwen dat hij wilde weten wie er in zijn woning had ingebroken. Aangever zag dat de twee onbekende jongens ook dreigende bewegingen in de richting van [betrokkene 7] en [betrokkene 6] maakten. [medeverdachte 2] bleef met de moersleutel in de richting van aangever dreigen. Aangever heeft [medeverdachte 2] hierop weggeduwd, zodat hij bij de balkondeur kon komen. [medeverdachte 2] heeft vervolgens aangever een paar keer met kracht op zijn knie en scheenbeen geslagen. Aangever voelde hierdoor pijn. Aangever is hierna naar buiten gerend en heeft de politie gebeld. Toen de politie bij de woning was gearriveerd, zag aangever dat het in zijn woning een totale ravage was. De tafel was omver gegooid en de TV was meegenomen. [15] Door de huisarts worden, op 15 mei 2014, bij aangever twee wondjes op het rechter onderbeen waargenomen. Ter plaatse van deze wondjes zit een kleine blauwe plek. [16]
Aangever [betrokkene 6] verklaart dat hij op 11 mei 2014 met [betrokkene 8] en [betrokkene 7] naar de [adres 3] is gegaan. [betrokkene 11] zou aldaar op hen staan te wachten. Toen aangever bij de [adres 3] aankwam, zag hij [medeverdachte 2] met twee andere mannen voor de deur staan. Aangever kende de andere mannen niet. Aangever hoorde [medeverdachte 2] aan [betrokkene 8] vragen of hij even met hem kon praten. Aangever, [betrokkene 8], [betrokkene 7] en [betrokkene 11] zijn vervolgens met [medeverdachte 2] en de twee mannen naar binnen gelopen. Toen de groep binnen was, werd de deur gesloten. Aangever zag dat [medeverdachte 2] een moersleutel trok en daarmee begon te zwaaien. Aangever zag dat [betrokkene 8], via het balkon, probeerde te ontsnappen. Tijdens zijn vlucht sloeg [medeverdachte 2] twee keer met de moersleutel tegen het been van [betrokkene 8]. Hierna zei [medeverdachte 2] dat ze hun telefoons moesten inleveren. Aangever heeft hierop zijn telefoon op de tafel gelegd. Aangever zag dat [medeverdachte 2] de telefoon in zijn zak stopte. Aangever voelde dat hij een klap kreeg van [medeverdachte 2] met de moersleutel tegen zijn scheenbeen. Aangever voelde dat dit pijn deed. Daarnaast kreeg aangever van de (onbekende) blonde jongen een klap tegen zijn hoofd met diens vuist. Een van de onbekende jongens trok een mes en hield deze tegen de keel van [betrokkene 7]. De jongen met het mes zei: “Telefoon inleveren, jas inleveren”. Aangever zag dat [betrokkene 7] zijn jas en zijn horloge aan deze jongen afgaf. De andere jongen, die een tatoeage in de vorm van een karper op zijn hand had, blokkeerde de uitgang van de woning. Aangever zag dat de mannen, naast de jassen, de telefoon van aangever en het horloge van [betrokkene 7], ook een TV meenamen. Verbalisant [verbalisant 1]constateert op 11 mei 2014 dat aangever een wond van ongeveer 5 centimeter en een bult op zijn been heeft. [17]
Een paar dagen later verklaart aangever [betrokkene 6] dat hij een van de drie daders als [verdachte] (verdachte) heeft herkend op Facebook. De jongen, die een tatoeage heeft in de vorm van een karper, is volgens aangever [medeverdachte 3]. [18] Bij de rechter-commissaris heeft aangever verklaard dat verdachte degene was die het mes tegen de keel van [betrokkene 7] heeft gezet. Verdachte heeft tevens de TV en de jassen mee naar buiten genomen. [19]
[getuige 2] verklaart dat zij op 11 mei 2014 rond 18:00 uur samen met [getuige 3] aankwam bij haar woning, gelegen aan de [adres 3] te Geleen. [getuige 2] woont op dit adres samen met [betrokkene 8]. Toen zij bij de woning aankwam, hoorde zij binnen geschreeuw. Op het moment dat zij de deur opendeed, zag zij een aantal personen in haar woning staan. Ze zag dat [medeverdachte 2] een moersleutel in zijn hand had. Een haar onbekende persoon hield een mes vlak voor [betrokkene 7]. Deze jongen zei tegen [betrokkene 7] dat hij zijn jas moest uitdoen en zijn horloge moest afgeven. [getuige 2] is toen met [getuige 3] en haar hond uit de woning vertrokken. Toen ze even later de [adres 3] weer inliep, kwam ze in de hal van de [adres 3] de jongen met het mes tegen. [getuige 2] zag dat deze jongen haar TV onder zijn arm droeg en naar buiten liep. Nadat iedereen was vertrokken, heeft [getuige 2] geconstateerd dat ook haar tablet was weggenomen. [getuige 2] heeft op Facebook gezien dat de jongen met het mes [verdachte] (verdachte) heet. [getuige 2] herkende de jongen van zijn profielfoto. [20]
Op 14 mei 2014 bekijkt verbalisant [verbalisant 2] de camerabeelden van de beveiligingscamera’s van de [adres 3] te Geleen. Verbalisant ziet dat een persoon (hierna: dader 1) om 18:14:33 uur met een van de aangevers binnenkomt in de centrale hal van de [adres 3]. Om 18:15:51 uur komen de overige aangevers, [betrokkene 11] en twee personen (hierna: dader 2 en dader 3) ook de centrale hal ingelopen. Om 18:16:05 uur loopt de groep verder de flat in en verdwijnt de groep uit het camerabeeld. Om 18:16:47 uur komen twee vrouwen de centrale hal binnenlopen. Om 18:17:58 uur komt een van de twee vrouwen terug met een hond in haar armen. Twee vrouwen komen haar achternagelopen. Om 18:20:42 uur komt dader 3 de hal ingelopen en loopt richting de uitgang. Onder zijn linkerarm draagt hij kledingstukken en onder zijn rechterarm een zwart scherm. Om 18:20:46 uur komt dader 3 in de hal de vrouwen tegen. Om 18:20:47 uur komt dader 2 ook de hal ingelopen en loopt richting de uitgang. Om 18:19:08 uur lopen de vrouwen de flat in en passeren daarbij dader 1. Om 18:21:03 uur lopen de daders samen naar buiten. [21] Verbalisant [verbalisant 2] herkende verdachte als dader 3.(p. 98)
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij betrokken was bij voornoemde feiten. Er was een woninginbraak gepleegd bij medeverdachte [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] had aan verdachte en aan [medeverdachte 3] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3]) gevraagd om mee te helpen om de spullen, die bij deze diefstal waren meegenomen, terug te halen. [medeverdachte 2] had gezegd dat er meestal zes man aanwezig waren in de woning en dat hij het daarom niet alleen afkon. Ze zijn naar de woning van [betrokkene 8] (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 8]) gegaan. [medeverdachte 2] had een moersleutel bij zich. [medeverdachte 2] heeft in de woning tegen iemand gezegd dat hij zijn telefoon moet inleveren. Verdachte heeft deze telefoon aangenomen. Tevens heeft verdachte een TV uit de woning meegenomen. [22]
Gelet op de aangiftes en de camerabeelden, in combinatie met de herkenning van verdachte acht de rechtbank de tenlastegelegde afpersing en diefstal met geweld in vereniging op 11 mei 2014 te Geleen wettig en overtuigend bewezen. Het feit dat verdachte op de hoogte was van het plan om spullen uit de woning van [betrokkene 8] weg te nemen, het feit dat twee aangevers (afzonderlijk van elkaar) verdachte aanwijzen als de jongen die [betrokkene 7] heeft bedreigd met een mes, het feit dat aangever [getuige 2] bovendien aangeeft dat diezelfde jongen de TV uit de woning heeft weggenomen en het feit dat op de camerabeelden is te zien dat verdachte deze TV (en jassen) onder zijn arm draagt, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat verdachte deze strafbare feiten heeft (mede)gepleegd.
Ten aanzien van parketnummer 03/866469-14: [23]
De rechtbank acht de beschadiging van een personenauto door verdachte wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 februari 2015;
  • het proces-verbaal aangifte d.d. 6 april 2014, als weergegeven op de pagina’s 10 tot en met 12 van de doornummering.
Ten aanzien van parketnummer 03/830161-13: [24]
Feit 1
Op 2 maart 2013 te Maastricht zien verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] twee jongens naast een zwarte scooter (de rechtbank begrijpt: een snorfiets) staan. De verbalisanten constateren dat de snorfiets niet was voorzien van een kentekenplaat. De verbalisanten zien dat de jongen met de blauwe jas de snorfiets probeert te starten. Als de verbalisanten hun voertuig naast de snorfiets stilzetten, zien zij dat deze jongen met hoge snelheid van hen wegrijdt. Na een achtervolging zien de verbalisanten de bestuurder van de snorfiets ten val komen. De jongen rent daarop, met de snorfiets in de hand, weg. Na ongeveer 100 meter lukt het de verbalisanten om de jongen tot stoppen te dwingen. De verbalisanten zien dat de snorfiets niet is voorzien van een contactslot. De jongen verklaart te zijn genaamd: [verdachte] (verdachte). Na zijn aanhouding verklaart verdachte spontaan dat hij de zwarte snorfiets, net voordat de verbalisanten achter hem aanreden, had gekocht voor een bedrag van € 150,- van [betrokkene 12]. [25] Blijkens de aangifte van [betrokkene 13] is tussen 16 februari 2013 te 21:00 uur en 17 februari 2013 te 01:30 uur de snorfiets van [betrokkene 14], van het merk Yahama, kleur zwart, weggenomen. [26]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 2 maart 2013 de bromfiets (de rechtbank begrijpt: snorfiets) had gekocht voor een bedrag van € 150,-. Verdachte vond dit een goede prijs voor de snorfiets, daar deze beschadigd was. Verdachte heeft over het framenummer gewreven en voelde dat deze niet was weggevijld. Verdachte heeft de papieren van de snorfiets tijdens de koop gekregen van de verkoper. Toen verdachte de snorfiets kocht, zat er een kentekenplaat op. Verdachte heeft deze kentekenplaat echter verloren in de stad. Verdachte heeft wel gezien dat het contactslot niet origineel was en dat deze met iedere willekeurige sleutel was te starten. Verdachte heeft hierop aan de verkoper gevraagd of de snorfiets van diefstal afkomstig was. De verkoper heeft tegen verdachte gezegd dat deze snorfiets zijn eigendom was. De snorfiets was, volgens de verkoper, een keer eerder opengebroken en weggenomen. Dit had de verkoper zelf hersteld. [27]
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de opzetheling van de snorfiets, nu het dossier onvoldoende bewijs bevat om te kunnen vaststellen dat verdachte wist dat de snorfiets van diefstal afkomstig was. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de snorfiets van misdrijf afkomstig was. Verdachte wist dat de snorfiets een vernield contactslot had. Bovendien heeft de verkoper aan verdachte verklaard dat de snorfiets eerder een keer opengebroken en weggenomen is geweest. Verdachte had zich derhalve beter moeten vergewissen van de status van de snorfiets.
Feit 2
Aangeefster [betrokkene 10] verklaart dat zij op 4 mei 2012 omstreeks 12:00 uur haar woning aan de [adres 4], kamer 1A, te Maastricht verliet. Op zondag 6 mei, omstreeks 9:30 uur werd aangeefster door een huisgenoot gebeld dat er was ingebroken in haar kamer. Er was niets uit de kamer weggenomen. [28] Naar aanleiding van de poging inbraak in de woning van aangeefster heeft de politie een sporenonderzoek verricht aan deze woning. Hierbij is geconstateerd dat het linker raam vernield was. Het betreft een houten raam, voorzien van een kiepstand. Op het middenkozijn werd aan de buitenzijde een bloedspoor aangetroffen. Daarnaast werd een bloedspoor op een lamel van de luxaflex, welke voor het voornoemde raam hing (ter hoogte van de raamkruk), aangetroffen. Dit spoor is veiliggesteld onder SIN-nummer [nummer 2]. [29] Op 2 oktober 2012 is er een referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte] (verdachte) opgenomen in de Nederlandse DNA-databank en dit wordt sindsdien vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking zijn tot nu toe meerdere matches gevonden. Onder andere het DNA in het sporenmateriaal met SIN-nummer [nummer 2] kan afkomstig zijn van verdachte. De kans dat het DNA van een willekeurig gekozen persoon matcht met het aangetroffen DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [30]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in de nacht van 6 december 2012 bij de woning aan de Baterijstraat is geweest. [31]
De rechtbank acht de tenlastegelegde poging tot diefstal op 6 mei 2012 in de woning aan de [adres 4], kamer 1A, te Maastricht, gelet op het voornoemde, wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor de match tussen zijn DNA en het aangetroffen bloedspoor op de lamellen. Dit geldt te meer, nu het bloedspoor is aan de binnenzijde van de woning is aangetroffen. Het aantreffen van dit bloedspoor schreeuwt als het ware om een aannemelijke uitleg ter zake van de verdachte. Nu deze uitleg achterwege is gebleven, rechtvaardigt dit, naar het oordeel van de rechtbank, de conclusie dat verdachte bij dit strafbaar feit betrokken was.
Feit 3 [32]
Op 27 maart 2013 te Maastricht zien verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] een snorfiets (de rechtbank begrijpt: bromfiets) rijden. Op deze bromfiets zitten twee personen. Verbalisanten zien dat de bromfiets voorzien is van het kenteken [nummer]. Bij bevraging van dit kenteken constateren verbalisanten dat dit voertuig als gestolen gesignaleerd staat. De verbalisanten houden hierop het voertuig staande. Bij de staandehouding blijkt de bijrijder te zijn genaamd: [verdachte] (verdachte). De verbalisanten constateren dat het contactslot van de bromfiets verbroken is. Tevens constateren verbalisanten dat er geen sleutel aanwezig is, terwijl de bromfiets wel gewoon rijdt. In de buddyseat van de bromfiets treffen de verbalisanten een platbekschroevendraaier aan. [33] De bromfiets, merk Piaggio, voorzien van het chassisnummer [nummer 3], wordt in beslag genomen. [34] Blijkens de aangifte van [betrokkene 15] is tussen 22 december 2012 te 9:00 uur en 23 december 2012 te 01:00 uur zijn bromfiets, van het merk Piaggio, voorzien van het chassisnummer [nummer 3] en kenteken [nummer], weggenomen. [35]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de snorfiets (de rechtbank begrijpt: bromfiets) op 25 maart 2012 op straat van iemand had gekocht voor een bedrag van € 100,-. Verdachte wil niet verklaren wie de persoon is van wie hij de bromfiets heeft gekocht. Toen verdachte de bromfiets kocht, heeft hij geen kentekenbewijs gekregen van de verkoper. [36]
De rechtbank acht bewezen dat verdachte wist dat de bromfiets van diefstal afkomstig was.
Verdachte wist dat het kentekenbewijs van de bromfiets ontbrak en dat het contactslot van de bromfiets was verbroken. Bovendien heeft verdachte de bromfiets op straat van iemand heeft gekocht (en wil hij niet prijsgeven wie deze persoon is) en ook nog eens voor een zeer laag bedrag. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het voor de hand liggen dat verdachte wist dat de bromfiets van misdrijf afkomstig was.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van parketnummer 03/700336-13:
Ten aanzien van feit 1:
op 15 mei 2013 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas en een OV-kaart, toebehorende aan [betrokkene 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen voornoemde [betrokkene 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat zijn mededader voornoemde [betrokkene 1] met een life-hammer tegen het hoofd heeft geslagen;
Ten aanzien van feit 2:
op 16 april 2013 in de gemeente Maastricht [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte, terwijl hij een schroevendraaier op voornoemde [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] gericht hield, opzettelijk dreigend tegen voornoemde [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] heeft gezegd: "Ik steek jullie kapot" en "ook jou steek ik kapot" en "ik pak de jongens allemaal";
Ten aanzien van feit 3:
op 7 mei 2013 in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend [betrokkene 5] eenmaal met zijn hand tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor voornoemde [betrokkene 5] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van parketnummer 03/659191-14:
Ten aanzien van feit 1:
op 11 mei 2014 te Geleen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [betrokkene 6] en [betrokkene 7] en [betrokkene 8] heeft gedwongen tot de afgifte van onder meer een horloge, jassen en telefoons, toebehorende aan [betrokkene 6] en [betrokkene 7], welk geweld heeft bestaan uit het met een moersleutel slaan van [betrokkene 6] en [betrokkene 8] en het met gebalde vuist slaan van [betrokkene 6] en welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het richten van een mes op [betrokkene 7] en het met een moersleutel maken van zwaaiende bewegingen in de richting van [betrokkene 6] en [betrokkene 7] en [betrokkene 8];
Ten aanzien van feit 2:
op 11 mei 2014 te Geleen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen onder meer een TV en een tablet, toebehorende aan [betrokkene 8] en [getuige 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [betrokkene 6] en [betrokkene 7] en [betrokkene 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld heeft bestaan uit het met een moersleutel slaan van [betrokkene 6] en [betrokkene 8] en het met gebalde vuist slaan van [betrokkene 6] en welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het richten van een mes op [betrokkene 7] en het met een moersleutel maken van zwaaiende bewegingen in de richting van [betrokkene 6] en [betrokkene 7] en [betrokkene 8];
Ten aanzien van parketnummer 03/866469-14:
op 5 april 2014 in de gemeente Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (type Citroen Picasso), toebehorende aan [betrokkene 9], heeft beschadigd;
Ten aanzien van parketnummer 03/830161-13:
Ten aanzien van feit 1, subsidiair:
op 2 maart 2013, in de gemeente Maastricht, een snorfiets, merk Yamaha heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die snorfiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Ten aanzien van feit 2:
op 6 mei 2012, in de gemeente Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, kamer 1A, gelegen aan de [adres 2] weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 10], en zich daarbij de toegang tot die woning, kamer 1A, te verschaffen door middel van braak en inklimming, een ruit van een houten raam van die woning heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 3, primair:
in de periode van 25 maart 2013 tot en met 27 maart 2013, in de gemeente Maastricht, een bromfiets, merk Piaggio (kenteken [nummer]), heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die bromfiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Ten aanzien van parketnummer 03/700336-13
Ten aanzien van feit 1 primair:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
mishandeling;
Ten aanzien van parketnummer 03/659192-14:
Ten aanzien van feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van parketnummer 03/866469-14:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
Ten aanzien van parketnummer 03/830161-13:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
schuldheling;
Ten aanzien van feit 2:
poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Ten aanzien van feit 3 primair:
opzetheling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Drs. [B.T.], GZ-psycholoog, heeft een psychologisch onderzoek ingesteld omtrent de persoon van verdachte. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt, gedateerd 20 april 2014. Dit rapport vermeldt –zakelijk weergegeven– het volgende:
1. betrokkene heeft zich, strikt genomen, als weigerende onderzochte opgesteld. In detentie heeft betrokkene zich coöperatief en welwillend getoond, maar eenmaal buiten was hij niet meer te traceren. Rapporteur gaat er vanuit dat dit gedeeltelijk gedicteerd wordt door zijn procespositie, maar ook door de moeite die betrokkene heeft om zijn eigen problematiek in te zien;
2. er is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een aandachtstekortstoornis en misbruik van cannabis/alcohol. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestaat uit een zwakbegaafd niveau van intellectueel functioneren (hoofddiagnose) en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met voornamelijk antisociale kenmerken;
3. dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde;
4. de ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens hebben de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed;
5. in de aanloop tot het tenlastegelegde (de rechtbank begrijpt: de diefstal met geweld van 15 mei 2013) hebben verschillende factoren uit de problematiek van betrokkene een rol gespeeld en hebben deze elkaar wederzijds beïnvloed en versterkt. Door het gebrek aan innerlijke structuur, het onvermogen om gehelen te overzien en de impulsiviteit, in combinatie met de beïnvloedbaarheid, had betrokkene weinig weerstand toen zijn medeverdachte suggereerde om achter aangeefster aan te gaan. Door het gebruik van grote hoeveelheden alcohol had betrokkene nog minder grip op zijn handelen en was hij daardoor nog impulsiever en meer beïnvloedbaar.
Indien het tenlastegelegde bewezen geacht wordt, hebben gebrek aan empathie, de lacunaire gewetensfuncties en de criminogene attitude hierbij een rol gespeeld. Het is zeer aannemelijk dat door de cognitieve beperking en het fors verminderd sociale begrip, betrokkene de consequenties van zijn handelen in verminderde mate heeft kunnen overzien.
Op basis van de ernst van de problematiek is het advies om betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank begrijpt, gelet op de daarvoor in het rapport gegeven gronden, het advies van de deskundige dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en zij zal dit advies volgen. De rechtbank beschouwt verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is strafbaar.

7.De oplegging van maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op het advies van drs. [B.T.], verzocht om toepassing van het jeugdstrafrecht (ex artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht). De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft tevens verzocht om toepassing van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw acht het plaatsen van verdachte in een inrichting voor jeugdigen een brug te ver. De verdediging verzoekt primair om in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel de voortzetting van de huidige begeleiding als bijzondere voorwaarde aan verdachte op te leggen. Subsidiair verzoekt de verdediging om aan verdachte op te leggen een gedrag beïnvloedende maatregel.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningoverval met geweld, het medeplegen van diefstal met geweld, het bedreigen van drie personen, een mishandeling, het beschadigen van een auto en het helen van een brom- en een snorfiets.
De rechtbank merkt op dat deze (veelal) heftige en gewelddadige feiten op zichzelf tot langdurige gevangenisstraffen zouden kunnen leiden. Volgens de oriëntatiepunten van het LOVS kan bij een enkele woningoverval worden uitgegaan van een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
Bij het bepalen van de na te noemen maatregel heeft de rechtbank acht geslagen op het reeds genoemde rapport van drs. [B.T.]. Dit rapport bevat de volgende passage –zakelijk weergegeven:
6. de problematiek van betrokkene is levenslang aanwezig en heeft zich moeilijk beïnvloedbaar getoond. Op dit moment is er geen toezicht, geen controle, terwijl betrokkene zich waarschijnlijk begeeft in een crimineel milieu en verblijft hij bij mensen die hem makkelijk aan kunnen zetten tot wederrechtelijk handelen. Betrokkene is niet zelfredzaam en is niet in staat om zijn leven op gepaste wijze zelfstandig vorm te geven. Hij onttrekt zich echter aan controle en sturing en laat zich op dit moment niet begrenzen. Zonder behandeling zullen de beïnvloedbaarheid, de impulsiviteit, het gebrek aan zicht op risicovolle situaties, de gestagneerde persoonlijkheidsontwikkeling en de prikkelzucht blijven bestaan en kunnen al snel weer leiden tot wederrechtelijk handelen;
7. om de kans op recidive te dempen is behandeling noodzakelijk. Indien behandeling niet gerealiseerd wordt zal het grensoverschrijdende gedrag op de lange termijn slechts steeds verder toenemen en zal de problematiek zich steeds verder verdiepen. Om dit te voorkomen behoeft betrokkene een orthopedagogische omgeving, waarbinnen veiligheid, zorg, duidelijkheid, overzicht en structuur geboden wordt. Alleen in zo een omgeving worden de omstandigheden geboden waarbinnen betrokkene zich verder zal kunnen ontwikkelen, de persoonlijkheid verder kan ‘rijpen’ en de gedragsproblemen worden teruggedrongen. Een dergelijke behandeling dient klinisch te starten zodat de noodzakelijke begrenzing geboden wordt waarbinnen betrokkene zich verder zal kunnen ontwikkelen. Vanuit deze begrensde situatie kan betrokkene begeleid worden naar, bijvoorbeeld, een beschermde woonvorm. Daarbij dient er niet alleen aandacht te komen voor wonen, maar ook voor het opstarten van pro-sociale activiteiten, zoals werk.
Gezien het niveau van cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling (circa 12 jaar, mogelijk jonger) is het advies van betrokkene te beslechten conform het jeugdstrafrecht (toepassing van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht) en hem een behandeling op te leggen binnen het juridische kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Rapporteur schat in dat een klinische plaatsing binnen het juridisch kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, op basis van de veelkundige recidive en de vele onttrekkingen aan toezicht, niet haalbaar is. Om de kans op de recidive te dempen en verder afglijden te voorkomen dient behandeling gewaarborgd te zijn. Dit kan alleen maar in het kader van de PIJ-maatregel, al dan niet voorwaardelijk. Hoewel betrokkene de neiging heeft om weg te lopen en zich niet aan de afspraken te houden, gaat de rapporteur er vooralsnog vanuit dat van dit voorwaardelijk kader voldoende dreiging uit zal gaan om therapietrouw af te dwingen. Indien betrokkene zich niet aan de voorwaarden zou houden, kan de maatregel immers omgezet worden naar een onvoorwaardelijk kader. Mocht ter terechtzitting blijken dat betrokkene niet bereid zou zijn om zich aan de voorwaarden te houden, is het advies om hem een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
De rechtbank zal, gelet op alle omstandigheden, verdachte volgens het strafrecht voor jeugdigen berechten. Op grond van de inhoud van vorenbedoelde rapport en het beeld dat de rechtbank naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de verdachte heeft gekregen is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en (bovenal) het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eist.
De rechtbank heeft gezien dat verdachte in de laatste maanden zijn best doet om zijn leven om te gooien en ze begrijpt dat verdachte van ver moet komen. De rechtbank heeft echter tevens geconstateerd dat verdachte (wederom) wordt verdacht van een nieuw strafbaar feit en dat de kans op delictherhaling dus kennelijk onverminderd hoog is. Hoezeer de rechtbank verdachte ook zou gunnen dat hij zijn voornemen om zijn leven om te gooien zou kunnen uitvoeren, ze is van oordeel dat de noodzakelijke behandeling niet langer moet worden uitgesteld. Deze behandeling is immers nodig om de kans op recidive duurzaam te verminderen en verdachte op die manier meer kans te geven in zijn voornemen te slagen. Bij voorzetting van de huidige begeleiding bestaan er onvoldoende mogelijkheden om de noodzakelijke behandeling, in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, uit te kunnen voeren.
De rechtbank zal daarom de PIJ-maatregel opleggen aan verdachte. De rechtbank geeft hierbij aan de officier van justitie de opdracht om zorg te dragen voor een snelle plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, zoals het Keerpunt te Cadier en Keer.

8.Het beslag

De rechtbank zal de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven, life-hammer verbeurd verklaren, nu het onder 1 tenlastegelegde feit (met parketnummer 03/700336-13) met behulp daarvan is begaan en er bovendien niet kan worden vastgesteld aan wie de
life-hammer toebehoort. De rechtbank gelast de teruggave van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven pet aan de verdachte.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de aan verdachte bij onherroepelijk vonnis van deze rechtbank d.d. |
7 februari 2012, gewezen onder parketnummer 03/700012-12, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Gelet op de verdachte op te leggen maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat thans niet tot tenuitvoerlegging van voormelde straffen moet worden overgegaan. De vordering zal worden afgewezen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47, 77s, 77gg, 285, 300, 310, 312, 317,
350, 416, 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1, primair tenlastegelegde feit (met parketnummer 03/830161-13);
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- beveelt de
plaatsingvan verdachte
in een inrichting voor jeugdigen;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis (inzake parketnummer
03/659191-14) met ingang van heden.
Vordering tenuitvoerlegging 03/700112-12
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven
voorwerp:
2 1.00 STK Gereedschap Kl:oranje
lifehammer
2205328;
- gelast de teruggave van het volgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
1.00 STK Pet Kl:zwart
NIKE cap
2205327
aan [verdachte], voornoemd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter en tevens plaatsvervangend kinderrechter, mr. A.M. Schutte en mr. E.W.A. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.F. Driessen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 maart 2015, zijnde mr. A.M. Schutte en mr. F.F. Driessen niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummers: 03/700336-13, 03/659192-14 (gevoegd), 0/3866469-14 (gevoegd), 03/830161-13 (gevoegd), 03/700112-12 (vtvv)
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 4 maart 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegevens],
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats: [adres 1].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsvrouw mr. E.P. Vroegh, advocaat te Haarlem.

Voetnoten

1.Arrest van 17 juni 2008, gepubliceerd onder ECLI-nummer: ECLI:NL:HR:2008:BD2578.
2.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2013043806 d.d. 15 juni 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
3.Proces-verbaal aangifte met bijlage, d.d. 15 mei 2013, als weergegeven op pagina’s 397 tot en met 400 van de doornummering.
4.Proces-verbaal verhoor getuige, d.d. 15 mei 2013, als weergegeven op pagina’s 408 en 409 van de doornummering.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 17 mei 2013, als weergeven op pagina’s 174 tot en met 181 van de doornummering en proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 19 mei 2013, als weergegeven op pagina’s 184 tot en met 193 van de doornummering.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 23 mei 2013, als weergegeven op pagina’s 236 tot en met 241 van de doornummering.
7.Proces-verbaal van aangifte, d.d. 17 april 2013, als weergegeven op pagina’s 443 en 444 van de doornummering.
8.Proces-verbaal van aangifte, d.d. 17 april 2013, als weergegeven op pagina’s 445 en 446 van de doornummering.
9.Proces-verbaal van aangifte, d.d. 17 april 2013, als weergegeven op pagina’s 447 en 448 van de doornummering.
10.De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 februari 2015.
11.Proces-verbaal van aangifte, d.d. 7 mei 2013, met proces-verbaalnummer PL2411 2013047583-1 (geen onderdeel uitmakende van de doornummering).
12.Proces-verbaal van aangifte, d.d. 11 mei 2013, als weergegeven op pagina’s 450 en 451 van de doornummering.
13.De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 februari 2015.
14.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Eenheid Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2014052181 d.d. 1 juli 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
15.Proces-verbaal aangifte, d.d. 1 mei 2014, als weergegeven op pagina’s 20 tot en met 22 van de doornummering.
16.Geneeskundige verklaring, d.d. 27 mei 2014, als weergegeven op pagina 23 van de doornummering.
17.Proces-verbaal aangifte, d.d. 11 mei 2014, als weergegeven op pagina’s 24 tot en met 29 van de doornummering.
18.Proces-verbaal van verhoor aangever, d.d. 17 mei 2014, als weergegeven op pagina’s 30 tot en met 33 van de doornummering.
19.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris, d.d. 23 oktober 2014, als weergegeven op blad 6 tot en met 8 (geen onderdeel van de doornummering).
20.Proces-verbaal van verhoor aangeven, d.d. 18 mei 2014, als weergegeven op pagina’s 53 tot en met 56 van de doornummering.
21.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 mei 2014, als weergegeven op pagina’s 80 tot en met 93 van de doornummering.
22.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte, d.d. 21 mei 2014, als weergegeven op pagina’s 171 tot en met 178.
23.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Eenheid Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2014038522 d.d. 30 juli 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
24.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2012050810 d.d. 18 juni 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
25.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 maart, als weergegeven op pagina’s 108 en 109 van de doornummering.
26.Proces-verbaal aangifte met bijlage, d.d. 17 februari 2013, als weergegeven op pagina’s 110 tot en met 113 van de doornummering.
27.Proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 3 maart 2013, als weergegeven op pagina’s 28 tot en met 31 van de doornummering.
28.Proces-verbaal aangifte, d.d. 7 mei 2012, als weergegeven op pagina’s 64 en 65 van de doornummering.
29.Proces-verbaal sporenonderzoek, d.d. 7 mei 2012, als weergegeven op pagina’s 51 tot en met 53 van de doornummering.
30.Rapport DNA-onderzoek aan een referentiemonster van een veroordeelde met bijlagen, d.d. 9 oktober 2012, als weergegeven op pagina’s 57 tot en met 63 van de doornummering.
31.De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 februari 2015.
32.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2013031713 d.d.29 maart 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
33.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, d.d. 27 maart 2013, als weergegeven op pagina’s 14 tot en met 17 van de doornummering.
34.Kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94 Sv), d.d. 27 maart 2013, als weergegeven op pagina’s 18 en 19 van de doornummering.
35.Proces-verbaal aangifte, d.d. 28 december 2012, als weergegeven op pagina’s 22 tot en met 26 van de doornummering.
36.Proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 27 maart 2013, als weergegeven op pagina’s 35 en 36 van de doornummering.