Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
“[naam 1]”
1.De procedure
- het exploot van de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de mondelinge behandeling ter terechtzitting van 12 januari 2015
- de pleitnota zijdens [eiseres]
- de aantekeningen van de zitting.
2.De feiten
3.Het geschil
primair‘de’ netto-equivalent van een brutobedrag van € 5.150,49 (op basis van 7,93 uur per werkdag),
subsidiair€ 4.290,17 (op basis van 7,46 uur per werkdag) aan loon (exclusief vakantiebijslag) over de periode 12 juni 2014 tot en met december 2014,
meer subsidiair‘de’ netto-equivalent van een brutobedrag van € 4.389,29 (op basis van 7,93 uur per werkdag), nog meer subsidiair € 3.657,92 (op basis van 7,46 uur per werkdag) aan loon (exclusief vakantiebijslag) over de periode 12 juni 2014 tot en met november 2014,
meest subsidiaireen zodanig bedrag als de kantonrechter in goede justitie passend oordeelt,
4.De beoordeling
- het e-mailbericht van 30 januari 2014 was niet bedoeld als een verzoek om in totaliteit minder uren te gaan werken, maar had uitsluitend betrekking op de wens minder
- er is nooit met [gedaagde] over gesproken dat één externe klant staat voor twee interne klanten, maar ook niet dat en waarom er één op één (of zelfs nog minder) ingeruild zou worden.
- er is niet geleidelijk ‘afgebouwd’. Dit blijkt ook uit het feit dat [eiseres] ineens € 500,00
- theoretisch is een te hanteren referteperiode van een jaar ook mogelijk. [eiseres] heeft maandenlang structureel circa 40 uren per week gewerkt. De door [gedaagde] gehanteerde referteperiode ziet (uitsluitend) op afwijkende en dus niet representatieve ‘magere’ maanden. In elk geval is de door [gedaagde] gehanteerde referteperiode van de drie maanden onjuist.
- de studie van [eiseres] is al in september 2013 begonnen, terwijl de administratieve problemen daarvoor al speelden. Er is dan ook geen relatie tussen de studie en de problemen/belasting die [eiseres] in de praktijk ondervond met de administratieve verantwoording van haar dagelijkse werk (door tekortschietende faciliteiten en gebrek aan beschikbare tijd / begeleiding en ook nog eens door extra opgedragen administratieve taken die niet afzonderlijk beloond werden).
- [gedaagde] heeft erkend dat [eiseres] heeft laten weten dat de
- de externe klanten (die veelal een dubbele behandeltijd hebben, dus veelal 60 minuten) werden vervolgens op wens van [eiseres] ‘afgebouwd’ en daarvoor heeft [eiseres] interne klanten (met een enkele behandeltijd, dus 30 minuten) teruggekregen. In tijd zijn twee interne klanten gelijk aan een externe klant. Daarin zit al een verklaring voor het minder aantal uren die [eiseres] op eigen verzoek kreeg.
- [eiseres] heeft zelf verklaard ‘minder uren’ te willen werken en ze heeft vaker ‘nee’ gezegd op nieuwe (interne) klanten.
- desgevraagd heeft [gedaagde] verklaard dat zij nimmer van [eiseres] heeft gehoord dat zij door het mindere aantal uren financieel niet rond zou kunnen komen.
- desgevraagd heeft [gedaagde] verklaard dat de daling van 30 % niet planmatig was, maar dat dit geleidelijk is gegaan in reactie op het verzoek van [eiseres]: [eiseres] gaf steeds te kennen van externe patiënten af te willen, terwijl zij niet om toewijzing van (extra) interne patiënten verzocht.