Op 1 mei 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte werd veroordeeld voor het telen van 1254 hennepplanten en het aanwezig hebben van 6088 gram gedroogde henneptoppen, terwijl hij werd vrijgesproken van de beschuldiging van diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet, aangezien de hennep een middel is dat op de lijst II van de Opiumwet staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn eerdere veroordeling voor hennepteelt, opnieuw betrokken was bij een hennepkwekerij. De rechtbank heeft de strafmaat vastgesteld op 6 maanden gevangenisstraf, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure. De rechtbank heeft ook het in beslag genomen kweekschema onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de raadsman van de verdachte, mr. R.A.J. Delescen, aanwezig was. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank bevestigd, en het verweer van de verdediging over de overschrijding van de redelijke termijn verworpen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde en heeft de beslissing op basis van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet genomen.