ECLI:NL:RBLIM:2015:550

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 januari 2015
Publicatiedatum
26 januari 2015
Zaaknummer
C-03-197681 - KG ZA 14-596
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een verdelingsvonnis en verkoop van onroerende zaak in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 26 januari 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en drie gedaagden, die erfgenamen zijn van een overleden persoon. De eiseres vorderde nakoming van een eerder verdelingsvonnis van 16 oktober 2013, waarin de verdeling van de nalatenschap was vastgesteld. De gedaagden, die niet in staat waren om aan hun financiële verplichtingen te voldoen, hebben de vordering van de eiseres niet weersproken, maar hebben aangegeven te willen zoeken naar een oplossing. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden niet in staat zijn om de verdeling uit te voeren en heeft daarom de vordering tot nakoming van het verdelingsvonnis afgewezen. In plaats daarvan heeft de rechtbank bepaald dat de onroerende zaak, die onderdeel uitmaakt van de nalatenschap, te koop moet worden aangeboden en verkocht aan een derde. De gedaagden zijn veroordeeld om alle vereiste medewerking te verlenen aan deze verkoop, op straffe van een dwangsom. Tevens zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het nakomen van eerdere vonnissen en de noodzaak om erfgenamen uit een impasse te helpen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer C/03/197681 / KG ZA 14-596
Vonnis in kort geding van 26 januari 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonend te [woonplaats 1],
eisende partij,
advocaat mr. K.G.J. Boddaert te Venlo,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonend te [woonplaats 1]
2.
[gedaagde 2],
wonend te [woonplaats 2],
bijgestaan door de advocaat mr. A.M. Holmes te Maastricht,
en
3.
[gedaagde 3],
wonend te [woonplaats 1],
in persoon procederend,
gedaagde partijen.
Partijen zullen hierna "[eiseres]", "[gedaagde 1]", "[gedaagde 2]" en "[gedaagde 3]" genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • Het exploot van dagvaarding d.d. 28 oktober 2014;
  • Het verhandelde ter gelegenheid van de mondelinge behandeling ter terechtzitting van 13 november 2014, waar alle partijen en de twee raadslieden verschenen zijn.
1.2.
Aan het eind van bovengenoemde behandeling ter zitting is de zaak aangehouden tot (uiterlijk) de eerste volle week van januari 2015 teneinde [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in de gelegenheid te stellen alsnog vrijwillig aan de vordering van [eiseres] te voldoen.
Bij brief van mr. Boddaert van 15 januari 2015 is namens [eiseres] vonnis gevraagd omdat klaarblijkelijk geen oplossing in der minne bereikt was.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis van deze rechtbank van 16 oktober 2013 is in een (verdelings)procedure tussen [gedaagde 3] (als eisende partij) en [eiseres], [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (als gedaagde partijen) als volgt beslist:
5.1.
deelt toe:
aan [gedaagde 2] en [gedaagde 1]:
het pand aan de [adres], zulks onder de verplichting:
- van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] om aan [gedaagde 3] en [eiseres] ieder € 72.500,00 te betalen, en
- van [gedaagde 3] en [eiseres] aan de levering van het pand aan [gedaagde 2] en [gedaagde 1] mee te
werken,
waarbij de rechtbank bepaalt dat de hypothecaire schuld ad € 136.134,06 alsook de hypotheekrente voor rekening komt van elk van de vier erfgenamen afzonderlijk, zulks met inachtneming van hetgeen de rechtbank in 4.10 van dit vonnis heeft overwogen,
aan [eiseres]:
de auto Opel Astra, zulks onder de verplichting van [eiseres] om aan de nalatenschap te betalen een bedrag van € 750,00,
aan [gedaagde 3], [eiseres], [gedaagde 2] en [gedaagde 1]:
ieder één vierde deel van het nog vast te stellen saldo van de bankrekening, zulks met inachtneming van het in 4.22 van dit vonnis overwogene,
5.2.
bepaalt dat:
(1) [gedaagde 2] en [gedaagde 1] ter zake de huur van de bedrijfsruimte van het pand aan de nalatenschap betalen een bedrag van € 41.279,88, te vermeerderen met de maandelijkse huurtermijnen vanaf april 2011 tot aan de dag dat het pand aan hen wordt geleverd,
(2) [gedaagde 3] ter zake huur van het appartement van het pand aan de nalatenschap betaalt een bedrag van € 17.081,43, te vermeerderen met de maandelijkse huurtermijnen vanaf augustus 2012 tot aan de dag dat het pand aan [gedaagde 2] en [gedaagde 1] wordt geleverd,
(3) [eiseres] ter zake het bepaalde onder B van het testament van erflater aan de nalatenschap betaalt een bedrag van € 22.689,01,
(4) de nalatenschap € 17.571,77 aan [gedaagde 2] en [gedaagde 1] betaalt ter zake de kosten die laatstgenoemden ten behoeve van het pand hebben gemaakt,
5.3.
verstaat dat de vorderingen van de nalatenschap op partijen worden verrekend met hun erfdeel bij gelegenheid van de levering van het pand aan [gedaagde 2] en [gedaagde 1], i.e. het passeren van de notariële akte van levering,
5.4
compenseert de proceskosten, des dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
2.2.
Dit vonnis van 16 oktober 2013 heeft kracht van gewijsde gekregen, nu geen van partijen daarvan in hoger beroep is gegaan. De voorzieningenrechter merkt daarbij wel op dat de tekst van de uitspraak een verschrijving in het dictum bevat in die zin dat (waar de berekening in rechtsoverweging 4.12 er blijk van geeft dat daarin de door [gedaagde 2] en [gedaagde 1] verschuldigde huurtermijnen
t/m december 2012reeds waren verwerkt) het slot van de veroordeling onder 5.2 van dat vonnis had dienen te luiden: "
(…), te vermeerderen met de maandelijkse huurtermijnenmet ingang van januari 2013tot aan de dag dat het pand aan hen wordt geleverd".

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan hen de door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, bij vonnis van 16 oktober 2013 vastgestelde verdeling van de onroerende zaak aan de [adres] (kadastraal bekend gemeente Geleen sectie A, nummer [nummer kadaster]) uit te voeren en in verband daarmee onvoorwaardelijk alle vereiste medewerking te verlenen aan het passeren (en de inschrijving in de openbare registers van een afschrift) van de notariële akte van verdeling en levering door notaris mr. B. Reumkens te Maastricht-Airport Beek, althans een door de voorzieningenrechter aan te wijzen notaris, onder de in dat vonnis omschreven voorwaarden en met nakoming door [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] van alle daarin vastgestelde verplichtingen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat zij hiermee in gebreke zullen zijn, tot een maximum van € 100.000,00, althans een nader in goede justitie door de voorzieningenrechter vast te stellen maximum;
2. [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] te veroordelen om, indien het onder 1 gevorderde maximum aan dwangsommen verbeurd zal zijn, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat zij hiermee in gebreke zullen zijn, onvoorwaardelijk alle vereiste medewerking te geven aan het te koop aanbieden - waaronder begrepen alle medewerking aan bezichtigingen door de makelaar en geïnteresseerden - en de verkoop aan een derde van de onder 1 omschreven onroerende zaak tegen de - door een door de voorzieningenrechter aan te wijzen makelaar - vastgestelde marktconforme onderhandse verkoopwaarde (kosten koper), zulks tegen de door de Nederlandse Vereniging van Makelaars gehanteerde gebruikelijke voorwaarden en bedingen en vervolgens op grond van die overeenkomst van koop en verkoop alle onvoorwaardelijke medewerking te geven aan de levering van deze onroerende zaak aan die derde onder de bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie gebruikelijke voorwaarden en bedingen (kosten koper), onder de bepaling dat indien en voor zover [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] niet hun onvoorwaardelijke medewerking zullen verlenen aan de hiervoor genoemde verkoop en levering, dit vonnis in de plaats zal treden van de voor het sluiten van de koopovereenkomst en het passeren van de akte van levering vereiste wilsverklaring(en) van [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] en met bepaling dat dit vonnis en de aldus opgemaakte akte in de daartoe bestemde registers kunnen worden ingeschreven indien veertien dagen na de betekening van dit vonnis zijn verstreken;
3. [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over deze kosten ‘ingaande’ veertien dagen na de dagtekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2.
[eiseres] heeft daartoe - voor zover thans relevant - het volgende gesteld:
  • partijen zijn kinderen en erfgenamen van dhr. [naam overledene], overleden te Genk (België) op [overlijdensdatum] en laatstelijk gewoon hebbend te Geleen, gemeente Sittard-Geleen;
  • [gedaagde 3] heeft de overige erfgenamen in rechte betrokken om verdeling van de nalatenschap te bewerkstelligen;
  • daarop heeft deze rechtbank bij vonnis van 16 oktober 2013 de verdeling vastgesteld;
  • tegen dat vonnis heeft geen van partijen hoger beroep ingesteld;
  • het belangrijkste bestanddeel van de nalatenschap is de onroerende zaak aan de [adres], een cafetaria met bovenwoning, en de daarop rustende hypothecaire schuld;
  • de cafetaria wordt (van de gemeenschap) gehuurd door [gedaagde 1] en [gedaagde 2], de bovenwoning door [gedaagde 3];
  • ondanks herhaalde verzoeken van [eiseres] en haar zus [gedaagde 3], en in weerwil van toezeggingen van de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om daartoe over te gaan, is de in rechte vastgestelde verdeling tot op de dag van dagvaarden niet uitgevoerd;
  • de rechtbank heeft in haar vonnis niet bepaald hoe de overdracht te realiseren zou zijn bij gebreke van medewerking van de deelgenoten aan de vastgestelde verdeling;
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] weigeren (althans laten na) er aan mee te werken dat de notaris de akte van verdeling en levering passeert;
  • zij heeft er recht op en belang bij dat de verdeling zoals de rechtbank die - onherroepelijk - heeft vastgesteld, nu daadwerkelijk wordt uitgevoerd;
  • zij heeft een rechtens te respecteren belang dat partijen op korte termijn uit de impasse van hun gezamenlijke eigendom geraken, nu van haar niet kan worden verlangd dat zij - met het oog op wat haar in rechte onherroepelijk is toekend - een bodemprocedure aanhangig maakt, terwijl de tot de nalatenschap behorende eigendom al die tijd gemeenschappelijk blijft en in gebruik blijft bij [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3];
  • de (huur)vorderingen op [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] lopen voortdurend op en dreigen onverhaalbaar te worden, en de vaste lasten die met de eigendom van de onroerende zaak gepaard gaan, blijven ook zolang het duurt verschuldigd;
  • zij vordert daarom medewerking van [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] aan de tenuitvoerlegging van de in rechte vastgestelde verdeling, op straffe van door [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] te verbeuren dwangsommen;
  • indien [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zelfs onder de druk van de (maximaal) te verbeuren dwangsommen niet tot uitvoering van de door de rechtbank vastgestelde verdeling willen of kunnen overgaan, heeft zij er recht op dat in rechte kan worden afgedwongen dat de onroerende zaak te koop wordt gezet, wordt verkocht en in eigendom wordt overgedragen aan een derde;
  • gelet op het vorenstaande heeft zij een spoedeisend belang bij haar vorderingen.
3.3.
[gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben de vorderingen niet weersproken, doch verklaard wel mee te willen zoeken naar een oplossing die rekening houdt met de belangen van alle betrokkenen. Omdat ook [eiseres] daar ter zitting van 13 november 2014 toe bereid was, is partijen een ruime termijn gegund om in overleg tot overeenstemming te komen.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisende belang van [eiseres] bij haar vorderingen is door [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] niet weersproken, en volgt ook uit de aard van de onderhavige vorderingen.
4.2.
[gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben niet weersproken dat op hen de verplichting rust de bij het vonnis van deze rechtbank van 16 oktober 2013 vastgestelde verdeling uit te voeren en daaraan medewerking te verlenen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben ter terechtzitting van 13 november 2014 echter medegedeeld dat zij de financiering van hun verplichting uit het voornoemde vonnis om aan [gedaagde 3] en [eiseres] ieder een bedrag van € 72.500,00 te betalen, vooralsnog niet ‘rond’ hebben kunnen krijgen en hebben aangevoerd in overleg te zijn met [gedaagde 3] over haar mogelijke medewerking aan een oplossing van het ‘financieringsprobleem’. Met het oog daarop is de zaak bij de behandeling ter zitting aangehouden, maar dit overleg heeft - kennelijk - niet tot een oplossing geleid.
4.2.1.
Nu [gedaagde 1] en [gedaagde 2] klaarblijkelijk niet in staat zijn de toedeling van het onderhavige pand aan hen te financieren, acht de voorzieningenrechter het niet zinvol hen op straffe van een dwangsom te veroordelen om alsnog het voormelde vonnis uit te voeren en medewerking te geven aan het passeren van de notariële akte van verdeling en levering, zoals [eiseres] in haar primaire eis verlangt.
4.2.2.
Ten aanzien van de derde gedaagde partij is de voorzieningenrechter van oordeel dat - nu [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet in staat zijn bij het passeren van de notariële akte van verdeling en levering aan hun financiële verplichtingen ten opzichte van deze zus te voldoen - naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van [gedaagde 3] gevergd kan worden dat zij - zonder daarbij het haar toekomende bedrag te ontvangen - toch meewerkt aan het passeren van de akte van verdeling en levering.
4.2.3.
Gelet op het vorenstaande zal de vordering onder 1 - bij gebrek van voldoende belang daarbij - worden afgewezen.
4.3.
Nu uitvoering van het voormelde vonnis van 16 oktober 2013 thans - kennelijk - niet meer mogelijk is, en van [eiseres] niet kan worden gevergd dat zij berust in de huidige ‘situatie’ waarin de verdeling niet tot stand komt, zal het onderhavige pand dienen te worden verkocht. Om die reden is de voorzieningenrechter van oordeel dat van [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] kan worden gevergd dat zij alle vereiste medewerking verlenen aan het te koop aanbieden, het verkopen en het in eigendom overdragen aan een derde van de onderhavige onroerende zaak.
4.3.1.
De vordering sub 2 ligt daarmee voor toewijzing gereed als hierna in het dictum te bepalen, met dien verstande dat de voorzieningenrechter gronden aanwezig acht om aan de door [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] eventueel te verbeuren dwangsommen het hierna in het dictum te vermelden maximum te verbinden.
4.3.2.
De voorzieningenrechter acht geen gronden aanwezig om zelf een makelaar aan te wijzen voor het in de verkoop brengen van het voornoemde pand. Partijen dienen daarover derhalve in overleg te treden en niet in te zien valt waarom dit niet tot onderlinge overeenstemming zou leiden.
4.4.
De voorzieningenrechter acht gronden aanwezig de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toe te wijzen vanaf veertien dagen na
betekeningvan dit vonnis.
4.5.
[gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen tot betaling van de proceskosten veroordeeld worden. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- exploot van dagvaarding € 99,72
- griffierecht 77,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 992,72.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] om onvoorwaardelijk alle vereiste medewerking te geven aan het te koop aanbieden - waaronder begrepen alle medewerking aan bezichtigingen door de makelaar en geïnteresseerden - en de verkoop aan een derde van de onroerende zaak aan de [adres] (kadastraal bekend gemeente Geleen sectie A nummer [nummer kadaster]) tegen de door een - door partijen in onderling overleg aan te wijzen - makelaar vastgestelde marktconforme onderhandse verkoopwaarde (kosten koper), zulks tegen de door de Nederlandse Vereniging van Makelaars gehanteerde gebruikelijke voorwaarden en bedingen en vervolgens op grond van die overeenkomst van koop en verkoop alle onvoorwaardelijke medewerking te geven aan de levering van deze onroerende zaak aan die derde onder de bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie gebruikelijke voorwaarden en bedingen (kosten koper), op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 100.000,00;
5.2.
bepaalt dat - indien en voor zover [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] niet hun onvoorwaardelijke medewerking verlenen aan de hiervoor genoemde verkoop en levering - dit vonnis in de plaats zal treden van de voor het sluiten van de koopovereenkomst en het passeren van de akte van levering vereiste wilsverklaring(en) van [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3];
5.3.
bepaalt dat dit vonnis en de aldus opgemaakte akte in de daartoe bestemde openbare registers kunnen worden ingeschreven indien veertien dagen na de betekening van dit vonnis zijn verstreken;
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 992,72, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] tot betaling van kosten die eventueel na dit vonnis nog zullen ontstaan en die op voorhand begroot worden op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis voldaan zullen hebben en vervolgens betekening van de uitspraak plaatsgevonden zal hebben, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over deze nakosten vanaf veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2015. [1]

Voetnoten

1.type: PZ