ECLI:NL:RBLIM:2015:5748

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 juli 2015
Publicatiedatum
8 juli 2015
Zaaknummer
03/659421-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot brandstichting door het opendraaien van gaskranen in een appartementencomplex met levensgevaar voor omwonenden

Op 8 juli 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 december 2014 een poging heeft gedaan om een explosie te veroorzaken in zijn woning door de gaskranen van zijn gasfornuis opengedraaid te laten. De verdachte, die onder invloed van alcohol en psychofarmaca verkeerde, heeft herhaaldelijk met de meldkamer van de politie gecommuniceerd en gedreigd de boel op te blazen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzet had om een explosie te veroorzaken, wat blijkt uit zijn dreigende uitspraken en het onbeheerd achterlaten van de opengedraaide gaskranen. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar, maar oordeelde dat zijn handelen een levensgevaarlijke situatie creëerde voor de medebewoners van het appartementencomplex. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 27, 45 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659421-14
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 juli 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
gedetineerd in P.I. Zuid Oost, HvB Roermond te Roermond.
Raadsvrouw is mr. B.A.M. Hendrix, advocaat, kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 juni 2015, waarbij de officier van justitie, de raadsvrouw en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte heeft geprobeerd een explosie te veroorzaken in zijn woning.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de gesprekken die de verdachte met de meldkamer van de politie heeft gevoerd naar haar mening de waarheid schetsen over het openen en sluiten van het gas. Bovendien bleek in de woning dat alle gaspitten van het fornuis open waren gedraaid, hetgeen voor grote risico’s zorgde. De gemeten hoeveelheid gas was weliswaar niet groot, maar het is enkel dankzij het slagvaardig optreden van de meldkamer en de uitgerukte hulpdiensten – en niet dankzij verdachte – dat geen explosie heeft plaatsgevonden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van een begin van uitvoering en het ontbreken van het vereiste opzet. Daartoe heeft de raadsvrouw – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat niet blijkt van een gedraging van verdachte welke naar haar uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf. Verdachte heeft slechts voor korte duur het gas opengezet en zonder zijn verder ingrijpen, zoals het ontbranden van een aansteker, zou dit niet hebben kunnen leiden tot brandstichting of tot een ontploffing. Voor wat betreft het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet, is geen sprake geweest van een aanmerkelijke kans op een ontploffing of brand. Het gas heeft slechts voor zeer korte duur gestroomd, hetgeen steun vindt in de omstandigheid dat een (explosie)gevaarlijke situatie nog lang niet was bereikt. Mocht er al een aanmerkelijke kans zijn geweest, dan heeft verdachte deze niet bewust aanvaard. Het is nooit zijn bedoeling geweest en verdachte heeft ook bewust geen sigaret opgestoken. Onder verwijzing naar het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 16 februari 2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:764, voert de raadsvrouw aan dat verdachte gedronken had, niet de bedoeling had de woning te laten ontploffen en zich pas naderhand realiseerde wat de risico’s waren, waaruit afgeleid kan worden dat verdachte niet willens en wetens de aanmerkelijke kans op een ontploffing heeft aanvaard.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
In tegenstelling tot het pleidooi van de verdediging acht de rechtbank bewezen dat verdachte geprobeerd heeft een explosie te veroorzaken in zijn woning. De rechtbank zal allereerst de daarvoor gebruikte bewijsmiddelen weergeven om vervolgens in het bijzonder te motiveren hoe zij tot haar beslissing is gekomen.
3.3.1
De bewijsmiddelen [1]
Het relaas van
verbalisant [verbalisant 1] [2] vermeldt – zakelijk weergegeven – dat op maandag 15 december 2014, omstreeks 20.05 uur, een man genaamd [verdachte] bij de gemeenschappelijke meldkamer van politie te Venlo meldde dat hij de gaskraan in zijn woning had opengedraaid. In het derde telefoongesprek meldde [verdachte] onder andere dat hij woonachtig is op het adres [adres] te [woonplaats]. In het achtste telefoongesprek gaf [verdachte] aan dat hij het gas heel erg ver open had gezet en dat hij geen lucht meer kreeg. [verdachte] zei verder dat er iemand moest komen want anders zou hij de boel opblazen. De woning van [verdachte] is gelegen in een appartementencomplex voor senioren. Om 21.50 uur, bleek [verdachte] op een stoel in de hal voor zijn woning te zitten en werd hij aangehouden.
Verdachte [3] verklaarde ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – als volgt: “Het klopt dat ik op 15 december 2015, omstreeks 20.05 uur, 112 heb gebeld met de mededeling dat ik de gaskraan open had gedraaid.”
Door verschillende verbalisanten zijn nadien
telefoongesprekken met de meldkamerschriftelijk uitgewerkt. De rechtbank geeft hieronder daarvan fragmenten. De centralisten worden aangeduid met “C” en de beller met “V.”
2e gesprek [4]
C: 112 alarmcentrale
V: Hallo, ik heb de gaskraan opengedraaid.
C: En wat is jouw naam?
V: [verdachte]
3e gesprek [5]
C: Meneer [verdachte]?
V: Ja
C: Kun je even zeggen welke woonplaats en welke straat?
V: [woonplaats], [adres].
[…]
V: Luister, als hier dadelijk iemand komt he.
V: Die val ik met een mes aan.
8e gesprek [6]
C: Hallo, met wie spreek ik?
V: Met [verdachte]; het gas staat heel erg open; ik heb geen lucht meer.
C: Dan moet je even het raam open zetten, dan wil ik even met je door blijven praten.
V: Nee, er moet nu iemand komen, anders blaas ik de boel op.
C: Waarom doe je geen raam open?
V: Ik doe een aansteker aan; ik heb ook mijn pols half doorgesneden.
C: [verdachte], heb je het gas uitgezet?
V: Nee.
12e gesprek [7]
V: Als jij niet met mij eens bent, dan blaas ik hier de boel op.
13e gesprek [8]
V: Balkondeur is dicht
[…]
V: omdat ik het gas nu laat lopen
C: Nou vind je dat fair? Ten aanzien van al die mensen die daar ook wonen?
V: Ja dat vind ik fair ja
V: Wil je naar mij luisteren?; want anders blaas ik hier dat fucking, fucking appartement op; ik blaas hier dat ding op.
17e gesprek [9]
V: Ik zeg je, als je nu je collega’s niet binnen laat, dan pleeg ik zelfmoord.
Officier van Dienst van de brandweer [getuige] [10] verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op 15 december 2014, omstreeks 20.40 uur werd ik opgepiept om te verschijnen bij een incident op de [adres] te [woonplaats], omdat er iemand had gezegd de gaskraan in zijn woning te hebben open gedraaid en de boel te willen laten ontploffen. Omstreeks 20.55 uur was ik ter plaatse. Na het overleg werd er besloten om een tweesporig beleid uit te zetten. Enerzijds was het de bedoeling om de omgeving goed af te zetten en de nabijgelegen woningen te ontruimen met het oog op ontploffingsgevaar. En het andere beleid was om degene die dit had veroorzaakt veilig uit zijn woning te krijgen en te zorgen dat er geen slachtoffers zouden vallen. Nadat de onderhandelaars hun werk hadden gedaan, werd de verdachte aangehouden en meegenomen door de politie. Hierna werd door de brandweer het pand binnen gegaan en troffen wij in de woning van de verdachte aan het gasfornuis van 4 pitten, waarvan alle gaskranen waren opengedraaid en het gas de woning instroomde. De kieren van deuren waren afgedicht middels doeken/handdoeken en/of stof.”
3.3.2
Overwegingen en oordeel van de rechtbank
Op 15 december 2014 omstreeks 20.05 uur deelde verdachte aan de politie mede dat hij de gaskraan in zijn woning had opengezet. Nadat verdachte omstreeks 21.50 uur was aangehouden, bleek dat in zijn woning de vier gaspitten van het fornuis waren opengedraaid. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of onder deze omstandigheden gesproken kan worden van een poging om een ontploffing teweeg te brengen. Daartoe overweegt zij als volgt.
Een poging om een explosie teweeg te brengen is strafbaar wanneer het voornemen van verdachte om een explosie te veroorzaken zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Ten eerste behelst dit vereiste dat verdachte opzet (voornemen), al dan niet in voorwaardelijke vorm, moet hebben gehad op het veroorzaken van een explosie. Ten tweede houdt dit in dat verdachte een zodanige handeling moet hebben verricht (begin van uitvoering), dat zonder zijn nader ingrijpen een explosie zou zijn veroorzaakt.
Wat zich exact heeft afgespeeld in de woning van verdachte tussen 20.05 en 21.50 uur is niet met zekerheid vast te stellen. Verdachte heeft bij de meldkamer meermalen aangegeven het gas open en dicht te hebben gedraaid, ramen en deuren al dan niet geopend en gesloten te hebben en al dan niet last van een gaslucht te hebben gehad. Wat echter wel duidelijk is, is dat verdachte op enig moment de gaspitten van zijn fornuis open heeft gedraaid, niet meer dicht heeft gedraaid en uiteindelijk de woning heeft verlaten en zodoende de opengedraaide gaspitten onbeheerd heeft achter gelaten. Deze handeling interpreteert de rechtbank wel degelijk als een begin van uitvoering. Het (onbeheerd) laten stromen van gas in een woning kan immers een explosie teweeg brengen. Wat slechts nog nodig is, is een ontsteking. Die kan echter ontstaan onafhankelijk van de wil van verdachte, bijvoorbeeld wanneer enig apparaat in de woning zorgt voor een elektrische vonk. Als de explosie zich voordoet, zijn de gevolgen direct verstrekkend. In zoverre gaat de vergelijking met de poging tot brandstichting mank.
Dat verdachte ook daadwerkelijk het opzet heeft gehad om de woning op te blazen, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de telefoongesprekken die verdachte heeft gevoerd met de meldkamer. Verdachte heeft meermalen, op een zeer dreigende manier, aangegeven de woning te zullen opblazen en zich niets aan te trekken van de gevolgen daarvan voor de medebewoners van het appartementencomplex . Daarbij heeft hij zelfs aangegeven een aansteker te zullen ontsteken. Verdachte kende dan ook wel degelijk de risico’s die zijn handelen met zich bracht.
De verklaringen die verdachte nadien tegenover de politie en ter terechtzitting heeft afgelegd, acht de rechtbank niet betrouwbaar en onaannemelijk. Tegenover de meldkamer heeft verdachte meermalen gezegd de gaskraan opengedraaid te hebben en last te hebben van de gaslucht. Het is niet te reconstrueren hoe lang het gas de woning is ingestroomd, maar dat verdachte, zoals hij ter terechtzitting verklaard heeft, alles verzon in zijn communicatie met de meldkamer en het gas pas heeft opengedraaid op het moment dat hij zijn woning verliet (hetgeen volgens de verdediging te kort zou zijn om te spreken van een strafbare poging), acht de rechtbank onaannemelijk.
De rechtbank is er derhalve van overtuigd dat verdachte de gaspitten in zijn woning heeft opengedraaid teneinde daarmee een explosie te veroorzaken. Dat een explosie in het betreffende appartement, dat deel uitmaakt van een groter appartementencomplex, gevaar zou opleveren voor de omliggende appartementen en levens voor omwonenden staat naar het oordeel van de rechtbank daarmee vast. De rechtbank acht het ten last gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
op 15 december 2014 in de gemeente [woonplaats] ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een pand, gelegen aan de [adres], terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in dat pand bevindende personen, te duchten was, met dat opzet
  • gaskranen van het gasfornuis in [adres] heeft opengedraaid en
  • de kieren van deuren in [adres] heeft afgedicht middels doeken/handdoeken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Psychiater J.R. Nijdam heeft over de geestvermogens van de verdachte op 11 maart 2015 een rapport uitgebracht. Hieruit blijkt van alcoholafhankelijkheid en een persoonlijkheidsstoornis NAO met theatrale, borderline en afhankelijke kenmerken. Deze waren ten tijde van onderhavig feit aanwezig. Bovendien was verdachte onder invloed van alcohol en psychofarmaca. De alcoholafhankelijkheid en persoonlijkheidsstoornis beïnvloedde verdachtes keuzes en gedragingen ten tijde van het feit in aanzienlijke mate, waardoor geadviseerd wordt verdachte het feit verminderd toe te rekenen. Op basis van deze bevindingen, komt de rechtbank niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. De rechtbank zal de bevindingen en adviezen van de psychiater hieronder wel bij haar strafmaatoverweging betrekken.
De verdachte is derhalve strafbaar, omdat – ook voor het overige – geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van drie jaren waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals door de Reclassering geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet het reeds ondergane voorarrest te boven laten gaan en voor wat betreft de te stellen voorwaarden bij een voorwaardelijke straf aansluiting te zoeken bij het reclasseringsadvies.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft geprobeerd een explosie te veroorzaken in zijn appartement door het opendraaien van de gaspitten van zijn fornuis. Verdachte heeft daarmee een levensgevaarlijke situatie gecreëerd, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor medebewoners van het appartementencomplex en voor het complex zelf. Dat gevaar heeft hij op de koop toe genomen. Voor hem telde enkel zijn eigen frustratie en het verkrijgen van een plaats in een kliniek. Gedurende de uren dat verdachte in gesprek was met de politie, was er volop gelegenheid om met zijn actie te stoppen. Dat de situatie niet verder is geëscaleerd, met alle mogelijke gevolgen van dien, is naar het oordeel van de rechtbank enkel en alleen te danken aan het kortdate optreden van de centralisten van de meldkamer in samenwerking met de diverse hulpdiensten.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de jurisprudentie ten aanzien van de strafmaat zeer casuïstisch is. Gelet op de ernst van dit feit, dat de rechtbank onder meer afleidt uit de zeer dreigende gedragingen van verdachte op de betreffende avond en het zeer grote gevaar dat hij daarmee creëerde voor hemzelf, de hulpdiensten, maar vooral ook voor een uiterst kwetsbare groep medebewoners van het appartementencomplex, is de rechtbank van oordeel dat voor een dergelijk feit niet kan worden volstaan met een andersoortige straf dan een gevangenisstraf en zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden als uitgangspunt nemen bij het bepalen van de op te leggen straf.
De rechtbank zal echter ook rekening houden met de persoon van verdachte, in die zin dat hij een blanco strafblad heeft en verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Gelet daarop zal de rechtbank 12 maanden van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, waarbij zij voor de invulling daarvan aansluiting zal zoeken bij het advies van de Reclassering. Het advies van de Reclassering strekkende tot ambulante behandeling in combinatie met beschermd wonen, wijkt weliswaar af van het advies van de psychiater strekkende tot een klinische behandeling, maar ter terechtzitting heeft de reclasseringswerkster deze afwijking zodanig gemotiveerd, dat de rechtbank zich daarin kan vinden. De rechtbank zal derhalve als bijzondere voorwaarden stellen verplichte begeleiding door de reclassering, ambulante behandeling en verblijf in een beschermde woonvorm, waarin toezicht is op het medicijngebruik. Als de Reclassering die nodig vindt, zal verdachte zijn medewerking moeten verlenen aan een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek. Gelet op de problematiek van verdachte en het gevaar voor de samenleving bij ongecontroleerde vrijheden voor verdachte, acht de rechtbank het geraden om een proeftijd van drie jaren te verbinden aan de algemene en bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal verdachte derhalve veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en verblijf in een beschermde woonvorm, zoals geadviseerd door de Reclassering.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten zijn medebewoners van het appartementencomplex. Blijkens de psychiatrische rapportage waren er in het verleden, veelal onder invloed van alcohol, meerdere crisissituaties met suïcidedreiging die ertoe strekten een opname te realiseren. Nooit echter heeft dit geleid tot zulk risicovol gedrag. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. De voorwaarden leiden er immers toe dat verdachte beschermd gaat wonen met toezicht op zijn medicatie inclusief de aversiemedicijnen tegen alcohol en ambulante behandeling, met als doel nieuwe crisissituaties mede onder invloed van alcoholgebruik te voorkomen. Zowel de rapporterend psychiater als de Reclassering zijn van oordeel dat het recidivegevaar aanzienlijk zal verminderen als verdachte geen alcohol drinkt en voldoende steun ervaart.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 27, 45 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
dat hij zich binnen vijf dagen na de uitspraak meldt bij de SVG Reclassering Limburg Vincent van Gogh (telefoonnummer 0475-319747) en dat hij zich daarna blijft melden zo frequent en zolang de Reclassering dit noodzakelijk acht;
dat hij zich houdt aan de aanwijzingen van de Reclassering, ook als dat inhoudt dat hij meewerkt aan controle op alcoholgebruik middels BAC-metingen;
dat hij zich laat behandelen voor zijn persoonlijkheidsproblematiek en alcoholafhankelijkheid bij het (forensisch) FACT team van VvGI of soortgelijke ambulante (forensische) zorg, zulks ter beoordeling van de Reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven;
at hij medewerking verleent aan een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, als de Reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem/haar in het kader van die opname door of namens de behandelaar zullen worden gegeven;
dat hij – vanaf het moment dat er een plek beschikbaar is – verblijft in een beschermde woonvorm van METggz of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de Reclassering, waarbij veroordeelde zich houdt aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de Reclassering heeft opgesteld, zolang de Reclassering dit noodzakelijk acht;
  • geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat de algemene en bijzondere voorwaarden, alsmede het door de Reclassering uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. J. Wöretshofer en mr. D. de Vocht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 juli 2015.
Buiten staat
Mr. D. de Vocht is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 december 2014 in de gemeente [woonplaats] ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of opzettelijk brand te stichten in een pand, gelegen aan de [adres], terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat (gehele) pand en/of belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in dat pand en/of belendende percelen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, met dat opzet
  • (een) gaskra(a)n(en) van het gasfornuis in voornoemd pand heeft opengedraaid en/of
  • de kieren van een of meer deuren in voornoemd pand heeft afgedicht middels doeken/handdoeken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
art. 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art. 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art. 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie eenheid Limburg, LBN district Midden-Limburg, LBN basiseenheid Weert/Nederweert, opgemaakte proces-verbaal, registratienummer PL233D-201465317 d.d. 10 februari 2015 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal d.d. 10 februari 2015, opgesteld door verbalisant [verbalisant 1], p. 1-4.
3.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 24 juni 2015.
4.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 2] d.d. 17 december 2014, p. 18-22.
5.Idem.
6.Idem.
7.Proces-verbaal verbalisant [verbalisant 3] d.d. 17 december 2014, p. 23-34.
8.Idem.
9.Proces-verbaal verbalisant [verbalisant 4] d.d. 22 december 2014, p. 35-37.
10.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] d.d. 16 december 2014, p. 46-47.