In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 22 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een deurwaarderskantoor en Veld Assurantiën B.V. De eiser, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, had Veld aangesproken voor een vordering van € 1.527,28, vermeerderd met rente en incassokosten. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst tot het verrichten van incassowerkzaamheden, waarbij Veld zich niet gehouden zou hebben aan haar verplichtingen om de kosten te voldoen. De eiser stelde dat Veld in verzuim was geraakt en dat zij recht had op vergoeding van rente en incassokosten.
De procedure begon met een dagvaarding op 23 januari 2015, gevolgd door schriftelijke antwoorden en replieken van beide partijen. Veld voerde verweer en stelde dat zij geen kostenvergoeding verschuldigd was, omdat de opdracht tot incasso impliciet was ingetrokken. De kantonrechter oordeelde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat zij aan haar verplichtingen had voldaan en dat de enkele incassobrief niet voldeed aan de eisen van de wet. De rechter concludeerde dat de vorderingen van de eiser zowel primair als subsidiair moesten worden afgewezen, en dat de eiser de proceskosten moest dragen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor deurwaarders en incassokantoren om zorgvuldig om te gaan met hun verplichtingen en de communicatie met hun opdrachtgevers. De rechter stelde vast dat de eiser niet had aangetoond dat zij voldoende incassoinspanningen had verricht en dat de vordering niet gerechtvaardigd was. De eiser werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Veld.