Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Vonnis van de kantonrechter van 4 februari 2015
[eiser]
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SUIT SUPPLY B.V.
De procedure
Het geschil
.
De feiten
- [eiser] (geboren [geboortedatum]) is op 7 juli 2009 krachtens arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (vooralsnog zes maanden) met een beding tot uitgestelde prestatieplicht als verkoopmedewerker in dienst van Su Su getreden; sedertdien is de arbeidsovereenkomst steeds stilzwijgend verlengd, zodat thans sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde duur in lijn met art. 7:668a BW.
- Van het in Nederland werkzame personeel van Su Su zijn 186 arbeidskrachten in vaste dient tegenover 64 personen (onder wie [eiser]) met een flexibel contract.
- Su Su heeft geen beleid ontwikkeld om te bevorderen dat al langere tijd op flexibele basis werkende werknemers de gelegenheid geboden wordt tot die 186 vaste arbeidskrachten te gaan behoren en hecht sterk aan behoud van de genoemde ‘flexibele schil’ (kennelijk zowel naar omvang als naar personele samenstelling).
- Het arbeidscontract van [eiser] bepaalt in het eerste artikel (‘Oproepen’) dat de werknemer opgeroepen wordt ‘indien in bijzondere omstandigheden behoefte is aan extra arbeidskrachten’, waartegenover de werknemer zich bereid verklaart aan een oproep gehoor te geven; voor het overige is geheel in het midden gelaten welke die ‘bijzondere omstandigheden’ zijn, of er grenzen zijn (aan boven- of onderzijde) aan de mate van inzet of inzetbaarheid en of (en - zo ja - welke) relatie er eventueel bestaat tussen het oproepen en de inzet van personeel in vaste dienst.
- Ten tijde van indiensttreding in 2009 studeerde [eiser] nog, maar mettertijd is hij meer afhankelijk geworden van bestendig werk en een vast althans voorspelbaar inkomen en is hij tevens gaan vragen om omvangrijker inzet als werknemer in het Maastrichtse filiaal van Su Su waar hij steeds gewerkt heeft.
- Sedert medio augustus 2013 is [eiser] zich op het standpunt gaan stellen dat hij recht heeft op een ‘vaste’ arbeidsovereenkomst, al dan niet (mede) in de zin dat daarin een aantal bedongen arbeidsuren per periode vastgelegd zou worden.
- Voor dat vast te leggen aantal is [eiser] zich op enig moment gaan beroepen op een referteperiode die hij wenst te situeren in het tijdvak 1 februari 2013 tot en met 31 juli 2013, zes maanden waarin hij in totaal 914 uren werk - inclusief bijtelling voor inconveniënte werktijden - verrichtte (gemiddeld per maand 152,4).
- Het aantal gewerkte uren van [eiser] vertoonde sedert juli 2009 een geleidelijk oplopende omvang, zij het dat de spreiding over dagen, weken en maanden een nogal divers arbeidspatroon laat zien, mede als gevolg van de in 2009 contractueel vastgelegde intentie van Su Su om [eiser] ‘flexibel in te zetten’.
- Tevens is er voor de in loonspecificaties gesommeerde uren van werknemers van Su Su sprake van drie varianten: basisuren die voor 100% meetellen, overuren die 125% bijdragen, en basisuren buiten reguliere werktijden die 200% opleveren.
- Bij [eiser] is ook van ‘overuren’ sprake, hoewel dit in tegenspraak lijkt met het nog steeds vigerende contract waarin arbeidstijd noch arbeidsomvang vastgelegd is.
- Aldus is in grove lijnen het arbeidspatroon over de jaren 2009 tot en met 2013 naar uitbetaalde uren aldus geweest: 2009 - 199; 2010 - 447; 2011 - 586; 2012 - 906,5 en 2013 - 1 500,16 (waarbij de periode 01-02 tot en met 31-07 voor 914 uren meetelt).
- [eiser] heeft in maart 2013 en opnieuw in mei 2013 een mislukte poging gedaan een verhoging van zijn inkomen te bewerkstelligen door in contact met [naam Head Retail Europe] (‘Head Retail Europe’) en met filiaalhouder/bedrijfsleider [naam filiaalhouder] te Maastricht op loonsverhoging aan te dringen wegens een in maart 2013 aanstaande en in mei 2013 al enige maanden durende waarneming / vervanging van deze bedrijfsleider ([naam filiaalhouder] is in die periode tijdelijk in Brussel ingezet tot daar een nieuwe ‘senior’ gevonden was, wat pas in de loop van de zomer het geval was).
- Na op 19 augustus 2013 zijn positie als werknemer bij Su Su (kort) ter sprake gebracht te hebben bij personeelsfunctionaris [naam personeelsfunctionaris] toen deze het Maastrichtse filiaal bezocht, en na [naam personeelsfunctionaris] daar per e-mailbericht van 5 november 2013 aan herinnerd te hebben, is van de zijde van Su Su voorlopig afwijzend gereageerd op de wens van [eiser] tot een vaste aanstelling in de zin van ‘fulltime contract’ en ruimere urenomvang; de afwijzing van een door [eiser] geclaimd ‘recht’ daarop in een gesprek van 7 november 2013 is door leidinggevende [naam filiaalhouder] aan hem medegedeeld, waarna [naam filiaalhouder] per e-mail aan [naam personeelsfunctionaris] rapporteerde dat de opstelling van [eiser] zijns inziens voortvloeide uit een combinatie van ‘minder loon’ (door minder toebedeeld werk) in de voorbije maand en de planning voor de komende maanden (die kennelijk een gelijk beeld gaf).
- Uiteindelijk heeft [eiser] op 2 januari 2014 een (kennelijk met juridische ondersteuning opgestelde brief) aan Su Su ([naam personeelsfunctionaris]) laten uitgaan, waarin onder meer gewezen werd op in Maastricht wel beschikbare maar niet (of in mindere mate) aan hem opgedragen arbeid (hij voerde aan sinds augustus 2013 juist ‘minder ingezet’ te zijn). [eiser] schreef verder zich inmiddels als voor onbetaalde tijd in dienst te beschouwen en op basis van ‘zeven maanden over 2013’ die hij als ‘representatief’ aanmerkte, tewerkstelling althans loonbetaling te verlangen voor ‘152 uur per maand’ (waar hij zich uitdrukkelijk ook voor beschikbaar stelde).
- Volgens een in deze brief neergelegde berekening claimde [eiser] nog betaling van loon over 255,5 uren (€ 2 861,60, nog te vermeerderen met vakantiebijslag en met de ‘toeslag voor vakantie-uren’) over de periode augustus tot en met december 2013.
- Su Su ([naam personeelsfunctionaris]) heeft hier bij brief van 16 januari 2014, met een verwijzing naar aard en strekking van het arbeidscontract uit 2009 en onder verwerping van de haars inziens willekeurig gehanteerde referentieperiode, afwijzend op gereageerd. Ook is de redenering van [eiser] weersproken dat de verminderde inzet sedert augustus 2013 van doen zou hebben met zijn claim, omdat die vermindering volgens haar te maken had met het oplossen van een onderbezetting in Maastricht.
De beoordeling
toekomstige tewerkstelling (‘toekomstmogelijkheden’). Su Su is dit gesprek uit de weg gegaan en heeft zowel [naam personeelsfunctionaris] (zeker na 19 augustus 2013, toen voor [eiser] inmiddels een aantal maanden vervangend bedrijfsleiderschap erop zaten) als [naam filiaalhouder](in november 2013) slechts de boodschap aan [eiser] laten overbrengen dat ‘hij geen recht had een vast fulltime contract’ noch aanspraak kon maken op meer uren dan hem feitelijk toebedeeld werden. In het e-mailbericht dat [naam filiaalhouder] hierover op7 november 2013 aan [naam personeelsfunctionaris] stuurde, komen - behalve de hiervoor aangehaalde bewoordingen - de slotpassages voor: “Ik denk dat de reactie van [eiser] is ontstaan door een combinatie van minder loon afgelopen maand en door de planning van de komende maanden. Ik hoop dat het zo duidelijk is”.
- Exploot van dagvaarding € 82,26
- Griffierecht € 77,00
- Salaris gemachtigde € 600,00 (4 x € 150,00).