ECLI:NL:RBLIM:2016:4220

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 mei 2016
Publicatiedatum
19 mei 2016
Zaaknummer
4790642/AZ/16-26 19052016
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever in een bijzondere situatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 19 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en haar werkgever, TAXI HORN TOURS B.V. De werknemer, die sinds 1 juli 2012 in dienst was als algeheel kantoormedewerkster, verzocht om vernietiging van de opzegging van haar arbeidsovereenkomst door de werkgever. De opzegging vond plaats op 25 oktober 2015, met als reden de voorgenomen echtscheiding van de werknemer met de directeur van de werkgever, die als gevolg van een herseninfarct in een revalidatiekliniek verbleef. De werkgever stelde dat er geen sprake was van een arbeidsverhouding, omdat de werknemer niet daadwerkelijk arbeid verrichtte en er geen gezagsverhouding zou zijn. De kantonrechter oordeelde echter dat er wel degelijk sprake was van een arbeidsovereenkomst, ondanks de bijzondere omstandigheden, waaronder de relatie tussen de werknemer en de directeur. De kantonrechter vernietigde de opzegging als onrechtmatig, omdat de werknemer niet had ingestemd met de opzegging en er geen ontslaggrond was vastgesteld. De werkgever werd veroordeeld tot doorbetaling van het loon en een wettelijke verhoging, maar de proceskosten werden gecompenseerd. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 4790642 \ AZ VERZ 16-26
Zaaknummer: 4873246 \ AZ VERZ 16-64
Beschikking van de kantonrechter van 19 mei 2016.
in de zaak van:
[werknemer], wonende te [woonplaats werknemer] ,
werknemer,
gemachtigde: mr. Y.G.M.J. Breukers,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TAXI HORN TOURS B.V., gevestigd te 6085 AB Horn aan het adres Rijksweg 49 A,
werkgever,
gemachtigde: mr. E.W.J.M. van Bree.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 29 januari 2016 ter griffie ontvangen verzoekschrift
- het verweerschrift
- de op 21 april 2016 gehouden mondelinge behandeling
.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
Werknemer is op 1 juli 2012 bij werkgever in dienst getreden en vervulde de functie van algeheel kantoormedewerkster tegen een salaris van € 1.790,08 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten. Werknemer is de echtgenote van [bestuurder] , aandeelhouder van werkgever en ten tijde van de indiensttreding van werknemer de bestuurder . De heer [bestuurder] is als gevolg van een herseninfarct op 6 oktober 2015 opgenomen in het ziekenhuis en verblijft thans in een revalidatiekliniek. De zus van de heer [bestuurder] , mevrouw [zus bestuurder] en de heer [X] zijn vervolgens aangesteld als bestuurders van werkgever. Vanaf 7 oktober 2015 heeft werkgever de loonbetaling aan werknemer opgeschort. Eind oktober en begin november 2015 hebben er gesprekken plaatsgevonden tussen enerzijds mevrouw [zus bestuurder] en de heer [X] zijdens werkgever en anderzijds werknemer. Zijdens werkgever is daarbij aangekondigd dat de echtscheiding van [bestuurder] met werknemer zal worden geëntameerd. Bij brief van 25 oktober 2015 heeft werkgever het dienstverband met werknemer opgezegd met een opzegtermijn van 2 maanden. Werknemer heeft zich ziek gemeld en deze ziekmelding op 3 november 2015 schriftelijk bevestigd. Werknemer heeft vervolgens op 6 november en 18 december 2015 de bedrijfsarts bezocht.
2.2.
Werknemer heeft bij verzoekschrift verzocht voor zover er sprake is van een opzegging van de arbeidsovereenkomst door werkgever, deze opzegging te vernietigen als zijnde in strijd met artikel 7:671 BW en werkgever te veroordelen tot doorbetaling van het loon vanaf november 2015 tot dat de arbeidsovereenkomst op reguliere wijze is geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging krachtens artikel 7:625 BW, de wettelijke rente en veroordeling van werkgever in de proceskosten.
2.3.
Werkgever verweert zich tegen het verzoek en stelt dat er geen sprake is van een arbeidsverhouding tussen partijen nu er volgens werkgever geen sprake was van het daadwerkelijk verrichten van arbeid door werknemer en een gezagsverhouding ontbrak omdat werknemer immers vrij was om te bepalen wat zij deed en wanneer zij op kantoor verscheen. Werkgever biedt aan een zestiental medewerkers als getuige te horen die hieromtrent zouden kunnen verklaren.

3.De beoordeling

3.1.
Als eerste dient de vraag te worden beantwoord of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Werknemer stelt zich op het standpunt dat aan de elementen van een arbeidsovereenkomst is voldaan. Werkgever betwist dat er sprake was werkzaamheden gedurende een zekere tijd en omvang en stelt daarnaast dat een gezagsverhouding ontbrak nu werknemer zich enkel en alleen gedroeg als de vrouw van de directeur. De overeenkomst tussen partijen kwalificeert daarom niet als een arbeidsovereenkomst.
3.2.
Door werkgever zijn meerdere verklaringen van andere werknemers in het geding gebracht betreffende de beperkte omvang van de arbeid die werkneemster zou hebben verricht. In dit verband is het van belang dat het kenmerk waar het hier om gaat de verplichting is om arbeid te verrichten maar dat de omvang daarvan (in beginsel) ter vrije beschikking van de werkgever staat. Zelfs het beschikbaar zijn om arbeid te verrichten is een vorm van invulling geven aan het element “arbeid”. Als het dus juist is dat werkneemster slechts sporadisch arbeid verrichtte, dan staat dat nog niet in de weg aan het aannemen van het bestaan van een arbeidsovereenkomst.
3.3.
Daarnaast staat vast dat deze situatie in ieder geval een aantal jaren heeft voortgeduurd waarmee ook invulling is gegeven aan het vereiste dat het moet gaan om een zekere duur. Het betreft geen incidentele situatie.
3.4.
Het belangrijkste element voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst is de vraag of er een gezagsverhouding is. Echter, ook de invulling daarvan staat in beginsel ter vrije beschikking aan partijen. Het gezag bestaat uit de mogelijkheid van de werkgever om opdrachten en aanwijzingen te geven maar niet is vereist dat er ook daadwerkelijk aanwijzingen en instructies worden gegeven.
3.5.
Bij de beoordeling van het vorenstaande kan de kantonrechter er bovendien niet om heen dat sprake is van een bijzondere situatie nu werknemer immers de echtgenote van de directeur/grootaandeelhouder van werkgever was. Kennelijk was er sprake van enige flexibiliteit in de aard, omvang en uitvoering van de werkzaamheden welke door werkgever gedurende meerdere jaren werd geaccepteerd. Hieruit valt echter niet af te leiden dat van een arbeidsovereenkomst geen sprake is.
3.6.
Werkgever heeft getuigenbewijs aangeboden van het niet bestaan van de arbeidsovereenkomst. De personen die werkgever wil laten horen zijn echter allen personen die iets kunnen verklaren over de wijze waarop werkneemster de werkzaamheden verrichtte en de omvang daarvan. Zoals hiervoor werd uiteengezet komt daaraan echter geen doorslaggevende betekenis toe. De enige persoon die naar het oordeel van de kantonrechter over de inhoud en invulling van de arbeidsovereenkomst kan verklaren is de heer [bestuurder] , maar die is niet als getuige naar voren geschoven. De kantonrechter zal daarom aan het bewijsaanbod van werkgever als niet ter zake doende voorbij gaan. De kantonrechter is van oordeel dat in de gegeven specifieke omstandigheden moet worden geoordeeld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen.
3.7.
De vraag die vervolgens aan de orde komt is die van een rechtmatige opzegging. De kantonrechter kan hier kort zijn. In de brief van 25 oktober 2015 geeft werkgever als grond voor de opzegging de voorgenomen echtscheiding met de directeur/groot aandeelhouder en het als gevolg daarvan bestaan van een onwerkbare situatie. Werkneemster heeft echter niet ingestemd met de opzegging. In de onderhavige procedure is geen zelfstandig, eventueel voorwaardelijk, verzoek tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst ingediend zodat de vraag naar de aanwezigheid van een ontslaggrond niet aan de orde is gekomen. Daarom is het bestaan van een ontslaggrond niet vast komen te staan en is de opzegging onrechtmatig.
3.8.
Werkgever stelt vervolgens nog dat werknemer niet tijdig de nietigheid van het gegeven ontslag heeft ingeroepen gelet op de vervaltermijn van twee maanden. Ingevolge 7:686 BW geldt een vervaltermijn van twee maanden nadat de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Nu de opzegging is geschied tegen 31 december 2015 is werknemer tijdig opgekomen tegen de opzegging.
3.9.
De opzegging van de arbeidsovereenkomst zal als zijnde onrechtmatig worden vernietigd en werkgever wordt veroordeeld tot doorbetaling van het loon zoals verzocht. De kantonrechter ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding om de verzochte toekenning van de verhoging ex artikel 7:625 BW te matigen tot één bruto maandsalaris van € 1.790,08.
3.10.
In de aard van deze procedure en vooral de relationele verhouding tussen partijen ziet de kantonrechter aanleiding de kosten van het geding te compenseren.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
vernietigt de door werkgever gedane opzegging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen,
4.2.
veroordeelt werkgever om aan werknemer te voldoen het loon over de maanden november en december 2015 van in totaal € 3.580,16 bruto, exclusief het daarover verschuldigde vakantiegeld, alsmede te voldoen het loon ad € 1.790,80 bruto per maand exclusief vakantiegeld vanaf 1 januari 2016 tot aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst op reguliere wijze is geëindigd, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van de kalendermaand volgend op de maand waarover het loon verschuldigd is tot aan de voldoening,
4.3.
veroordeelt werkgever tot voldoening aan werknemer ter zake de wettelijke verhoging wegens te late betaling een bedrag van € 1.790,80 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2016 tot aan de voldoening,
4.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
4.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
4.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: HMUI
coll: