ECLI:NL:RBLIM:2016:6106

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 juli 2016
Publicatiedatum
14 juli 2016
Zaaknummer
AWB-15_662u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.W.P. Letschert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht bij Wob-verzoek met betrekking tot (lease)auto's van Bureau Beheer Landbouwgronden

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 14 juli 2016, staat de vraag centraal of het beroep van eiser, gericht tegen de afwijzing van zijn Wob-verzoek, ontvankelijk is. Eiser had verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot (lease)auto's die beschikbaar zijn gesteld aan het managementteam en de directie van Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) over de periode van 2013 tot heden. Het primaire besluit van de Minister van Economische Zaken, dat het verzoek afwees, werd door eiser bestreden. De rechtbank constateert dat eiser en zijn gemachtigde niet verschenen op de zitting, waardoor er geen gelegenheid was om vragen te stellen over de onduidelijkheden in het verzoek. De rechtbank oordeelt dat eiser in zijn verzoek niet duidelijk heeft gemaakt welke specifieke informatie hij zocht en dat hij in meerdere gevallen nagenoeg gelijkluidende verzoeken heeft ingediend bij verschillende verweerders. Dit leidde tot de conclusie dat er mogelijk sprake is van misbruik van recht, aangezien het verzoek niet lijkt te zijn gedaan met het doel dat de Wob beoogt. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat het gebruik van de Wob niet in overeenstemming is met de wetgeving en de intenties van de indiener.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 15/662

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2016 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J. van Gemert)
en

de Minister van Economische Zaken, verweerder.

(gemachtigden: mr. E.M. Hendriks en [naam])

Procesverloop

Bij besluit van 10 oktober 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op het verzoek van eiser om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) van 11 augustus 2014.
Bij besluit van 28 januari 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder op het tegen het primaire besluit gericht bezwaar beslist. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen het bestreden besluit is het onderhavige beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2016.
Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Bij brief van 11 augustus 2014 heeft eiser Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) verzocht openbaar te maken en hem toe te zenden afschriften van alle documenten met de gegevens van de (lease)auto’s die voor het managementteam als ook de directie van BBL beschikbaar zijn gesteld over het jaar 2013 tot en met heden. Persoonsgegevens mogen wat eiser betreft onleesbaar worden gemaakt, maar gegevens zoals het merk zijn voor eiser van belang in verband met zijn onderzoek. Eiser baseert zijn verzoek op de Wob.
2. Het Wob-verzoek is door BBL doorgezonden aan verweerder. Bij besluit van
10 oktober 2014 heeft verweerder het verzoek afgewezen, omdat hij niet beschikt over de gevraagde documenten. Verweerder heeft toegelicht dat aan BBL geen (lease)auto’s ter beschikking zijn gesteld, dat de directeur gebruik maakt van een dienstauto
(Audi A6 3.0 TDI) met chauffeur uit de pool van het ministerie en dat als een dienstauto niet beschikbaar is in een enkel geval een taxi wordt geregeld.
3. In bezwaar heeft gemachtigde betoogd dat niet valt in te zien dat een poolauto niet onder het Wob-verzoek zou vallen. Er is immers een auto aanwezig waarvan de directeur van BBL kennelijk regelmatig gebruik maakt. Hij wijst erop dat eiser heeft verzocht om alle documenten die zien op betrokken (lease)auto’s. Hij stelt dat over deze auto en het ter beschikking stellen aan het BBL documenten bij verweerder berusten. Volgens gemachtigde heeft verweerder ten onrechte overwogen dat hij niet beschikt over gevraagde documenten en dat het primaire besluit daarom niet deugdelijk gemotiveerd is en niet zorgvuldig is voorbereid.
4. Ook na heroverweging is verweerder niet gebleken van documenten bij zijn ministerie met informatie die eiser heeft verzocht.
5. Gemachtigde heeft in beroep (onder meer) herhaald dat in bezwaar gemotiveerd betoogd is dat het gebruik van een dienstauto met chauffeur uit de autopool van het ministerie bezwaarlijk anders kan worden begrepen dan het ter beschikking stellen van een auto aan de directie van BBL. Gemachtigde betoogt dat daarom bij het primaire besluit ten onrechte geen documenten zijn overgelegd met betrekking tot de in het primaire besluit genoemde dienstauto.
Oproeping
6. De rechtbank is gebleken dat eiser, inclusief het onderhavige beroep, eenentwintig beroepen bij de rechtbank aanhangig heeft gemaakt. Alle beroepen houden verband met de Wob. Op de zittingen van 21 april, 6 juni en 15 juni 2016 heeft de rechtbank dertien zaken behandeld. De dertien Wob-verzoeken, al dan niet in samenhang bezien, riepen bij de rechtbank vragen op over het doel ervan.
Tijdens de voorbereiding van de dertien zaken zijn bij de rechtbank voorts vragen gerezen over de relatie tussen eiser en gemachtigde. Het adres van eiser zou ook het kantooradres van gemachtigde zijn. Ook de zeer algemeen geformuleerde machtigingen leidden, mede in verband met de niet ondertekende Wob-verzoeken, tot vragen.
De genoemde feiten en omstandigheden tezamen hebben de rechtbank doen besluiten eiser op te roepen om in persoon ter zitting te verschijnen. Eiser heeft evenwel aan de oproeping geen gehoor gegeven en heeft zich evenmin laten vertegenwoordigen. De rechtbank heeft aldus eiser noch gemachtigde vragen kunnen stellen over de zaken die haar niet duidelijk zijn. Omdat eiser zonder reden niet aan de verplichting te verschijnen heeft voldaan, komt het gevolg daarvan voor zijn risico.
De rechtbank doet uitspraak op grond van de stukken die partijen voor aanvang van de zitting in deze zaak hebben ingediend en de informatie die verweerder ter zitting heeft gegeven. Daarbij betrekt ze het procesgedrag van eiser en gemachtigde in de andere twaalf behandelde zaken. De rechtbank overweegt als volgt.
Misbruik van recht
7. Eiser heeft zijn verzoek gebaseerd op de Wob en zijn verzoek gedaan in verband met onderzoek. De bestuurlijke aangelegenheid waarop zijn verzoek betrekking heeft, heeft eiser omschreven als ‘de (lease)auto’s die voor het managementteam en de directie van BBL beschikbaar zijn gesteld in 2013 tot en met heden’. Voor zijn onderzoek zijn gegevens als het merk van belang.
Eiser heeft bij een aantal andere verweerders nagenoeg gelijkluidende verzoeken gedaan. In een aantal gevallen heeft eiser niet aangegeven wat de reden is van zijn verzoek en evenmin benadrukt welke informatie in het bijzonder van belang is. In één geval heeft eiser net als in dit geval aan zijn onderzoek gerefereerd, maar benadrukt dat gegevens als het bouwjaar daarvoor van belang zijn.
Tijdens de hoorzitting heeft gemachtigde aangegeven niet exact te weten waarvoor eiser de gevraagde documenten nodig heeft. Voor zover gemachtigde weet is eiser op zoek naar interessante onderwerpen voor zijn mediabedrijf. Als gemachtigde naar een specifiekere duiding wordt gevraagd van de informatie waarnaar eiser in verband met zijn onderzoek op zoek is, geeft gemachtigde aan dat het eiser met name om het leasecontract en facturen voor het gebruik van de auto door de directeur van het BBL te doen is.
In bezwaar en in beroep heeft gemachtigde aangegeven dat het gebruik van een dienstauto met chauffeur bezwaarlijk anders worden begrepen dan het ter beschikking stellen van een auto aan de directie van de betreffende verweerder. In het hiervoor genoemde geval waarin eiser benadrukt heeft dat gegevens als het bouwjaar voor zijn onderzoek van belang zijn, heeft gemachtigde in bezwaar aangegeven dat het eiser om ter beschikking gestelde leaseauto’s gaat en bijvoorbeeld te doen is om de leaseovereenkomst. In één van de gevallen waarin eiser het onderzoek niet in zijn verzoek heeft genoemd heeft gemachtigde in bezwaar ook aangegeven dat het eiser te doen is om informatie over leaseauto’s en heeft hij de leaseovereenkomst eveneens als voorbeeld genoemd van een document dat onder het verzoek te verstaan is. Gemachtigde heeft daarbij gewezen op het gemis van gegevens over de kosten voor de organisatie en het bouwjaar.
Gemachtigde voert als rechtsbijstandverlener zeer veel procedures betreffende informatieverzoeken met een beroep op de Wob en maakt daarbij veelvuldig gebruik van zeer algemeen geformuleerde machtigingen, zoals hij ook in dit geval heeft gedaan.
Inmiddels zijn bijna twee jaren verstreken nadat eiser het Wob-verzoek heeft ingediend. Eiser heeft tot op heden geen kennis genomen van de documenten waarvan hij beweert kennis te willen nemen. Eiser noch gemachtigde zijn ter zitting verschenen. Een verklaring daarvoor hebben ze niet gegeven.
8. Naar aanleiding van de onder 7 genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, heeft zich aan de rechtbank de vraag opgedrongen of sprake is van misbruik van recht. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
Ingevolge de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 19 november 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4129), kan ingevolge artikel 13, gelezen in verbinding met artikel 15, van Boek 3 van het BW, de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze artikelen verzetten zich tegen inhoudelijke behandeling van een bij de bestuursrechter ingesteld beroep dat misbruik van recht behelst, en bieden een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig beroep. Daartoe zijn zwaarwichtige gronden vereist, die onder meer aanwezig zijn indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.
De Afdeling heeft ook eerder overwogen (onder meer uitspraak van 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:426), dat artikel 3, derde lid, van de Wob, ingevolge welke bepaling de indiener van een Wob-verzoek geen belang bij zijn verzoek hoeft te stellen, onverlet laat dat de bevoegdheid tot het indienen van een Wob-verzoek met een bepaald doel is toegekend, namelijk dat in beginsel een ieder kennis kan nemen van overheidsinformatie. Nu misbruik van recht zich kan voordoen indien een bevoegdheid wordt aangewend voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven, kan het doel van een Wob-verzoek relevant zijn om te beoordelen of misbruik van recht heeft plaatsgevonden.
In haar uitspraak van 8 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1585) heeft de Afdeling overwogen dat een zeer algemeen geformuleerde machtiging onder omstandigheden een aanwijzing kan vormen voor misbruik van recht.
9. Eiser heeft een aantal nagenoeg gelijkluidende verzoeken bij verschillende verweerders ingediend waarvan het onderhavige er één is. Eiser heeft in twee gevallen, ook in het onderhavige, de nadruk gelegd op de in het bijzonder van belang zijnde informatie. Eiser heeft in het andere geval evenwel de nadruk gelegd op andere informatie. In beide gevallen is in bezwaar de nadruk komen te liggen op niet eerder specifiek genoemde documenten, waaronder de leaseovereenkomst. In andere gevallen heeft eiser zijn onderzoek niet vermeld en niet aangegeven welke informatie daarvoor in het bijzonder van belang is.
De verzoeken strekken ook niet in alle gevallen even ver, terwijl toch in alle gevallen gevraagd is om informatie over (lease)auto’s. In een aantal gevallen blijkt uit het bezwaarschrift dat eiser informatie wenst over ter beschikking gestelde leaseauto’s, terwijl in het onderhavige geval uit het bezwaarschrift blijkt dat het eiser te doen is om informatie over ter beschikking gestelde auto’s.
Deze feiten hebben de rechtbank vragen doen rijzen over de achtergrond van het Wob-verzoek dat tot de onderhavige procedure heeft geleid en van de andere verzoeken.
Op grond van de genoemde feiten acht de rechtbank niet aannemelijk dat eiser de documenten heeft gevraagd in verband met een onderzoek. Op grond hiervan is ook niet aannemelijk dat het verzoek is ingediend met het door de Wob beoogde doel.
Grond daarvoor ziet de rechtbank eveneens in de formulering van het verzoek. Eiser heeft het verzoek kennelijk bewust vaag gehouden. Ingevolge het verslag van de hoorzitting was het eiser te doen om documenten als de leaseovereenkomst en facturen. Een plausibele verklaring voor waarom eiser daar dan niet om gevraagd heeft, heeft de rechtbank niet gevonden. De omvang van de bestuurlijke aangelegenheid waarop het verzoek ziet is eveneens kennelijk bewust onduidelijk geredigeerd. Uit het bezwaarschrift blijkt dat het eiser te doen is geweest om informatie over alle auto’s. Eiser had ‘lease’ dan ook weg kunnen laten. Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiser in andere gevallen kennelijk met ‘(lease)auto’s’ alle ter beschikking gestelde leaseauto’s heeft bedoeld. Eiser, maar zeker gemachtigde, moet hebben geweten dat de vaagheid en onduidelijkheid tot vertraging van de besluitvorming zou kunnen leiden en/of besluiten zou kunnen opleveren die onnodig vatbaar zijn voor discussie in bezwaar- en beroepsprocedures, zoals in dit geval.
Nog een reden vindt de rechtbank in de zeer algemeen geformuleerde machtiging die gemachtigde in bezwaar heeft gebruikt. Ofschoon het is toegestaan te procederen op grond van een algemeen geformuleerde machtiging, nemen eiser en gemachtigde met het indienen van een zeer algemeen geformuleerde machtiging kennelijk voor lief dat de procedure daardoor vertraging zou kunnen oplopen, het zelfs niet tot een volledige heroverweging zou kunnen komen en tot onnodige procedures leidt. Temeer omdat eiser het Wob-verzoek niet heeft ondertekend.
De handelwijze van eiser en gemachtigde is een vaste handelwijze. Eiser heeft geen van de Wob-verzoeken in de dertien zaken ondertekend en gemachtigde heeft steeds in bezwaar, maar ook in een aantal gevallen in beroep, eenzelfde zeer algemeen geformuleerde machtiging ingediend. Deze vaste handelwijze heeft in een aantal zaken daadwerkelijk tot vertraging van de procedure geleid. In een enkel geval heeft de handelwijze er zelfs toe geleid dat een volledige heroverweging is uitgebleven en dat daarover in beroep is geprocedeerd.
De omstandigheid dat het onderzoek sinds het verzoek kennelijk zonder problemen bijna twee jaar kon wachten op de onderhavige behandeling en eiser, noch gemachtigde de moeite hebben genomen ter zitting te verschijnen, terwijl beweerdelijk nog niet geheel aan het verzoek tegemoet is gekomen, geeft de rechtbank nog een grond aan te nemen dat het verzoek niet is gedaan met het opgegeven doel en het door de Wob beoogde doel.
10. De hiervoor onder 9 gegeven overwegingen leiden de rechtbank tot de conclusie dat eiser en gemachtigde de bevoegdheid om een Wob-verzoek in te dienen hebben gebruikt voor een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid is gegeven, zodanig dat dit gebruik blijk geeft van kwade trouw. De rechtbank leidt uit de gegeven overwegingen af dat de bevoegdheid kennelijk is gebruikt met geen ander doel dan procedures generen.
Dat het eiser en gemachtigde kennelijk te doen is geweest om proceskostenvergoedingen leidt de rechtbank ook af uit de omstandigheid dat gemachtigde zowel in bezwaar als in beroep, ook in de andere twaalf zaken, verzocht heeft de proceskosten te (doen) vergoeden, terwijl aannemelijk is dat eiser en gemachtigde tot hetzelfde huishouden behoren en eiser daarom in beginsel geen vergoeding toekomt. De rechtbank neemt aan dat eiser en gemachtigde een gezamenlijke huishouding voeren, omdat eiser noch gemachtigde het standpunt van de verweerder in één van de andere twaalf zaken verwoord in zijn verweerschrift van 23 april 2015, inhoudende dat aannemelijk is dat eiser en gemachtigde een gezamenlijke huishouding voeren en een proceskostenvergoeding daarom niet aan de order is, tot op heden niet heeft ontkracht. Eiser en gemachtigde hebben op dat standpunt helemaal niet gereageerd, terwijl zij daartoe alle gelegenheid hebben gehad. Deze verweerder heeft erop gewezen dat eiser woonachtig is op het adres in Maastricht waarop de onderneming van gemachtigde gevestigd is en dat in de tuin van het pand ook een naambord van de onderneming van gemachtigde is aangebracht. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat verweerders in andere behandelde zaken ter zitting op deze omstandigheden hebben gewezen en geconcludeerd hebben dat eiser en de vorige onderneming van gemachtigde in elk geval op hetzelfde adres ingeschreven hebben gestaan. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat één van de andere verweerders ter zitting nog op recentere informatie heeft gewezen die inhoudt dat de onderneming van eiser ingeschreven staat op het adres van de huidige onderneming van gemachtigde te Nijmegen.
Eiser en gemachtigde hebben misbruik gemaakt van een wettelijke bevoegdheid. Omdat het beroep niet los kan worden gezien van het doel waarmee eiser en gemachtigde de Wob hebben gebruikt, geldt dit ook voor het gebruik van de bevoegdheid om beroep in te stellen.
Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.P. Letschert, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. A.W.C.M. Frings, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 14 juli 2016

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.